Evacueren bij oorlogsgeweld
L-ï
de
Noud Smits
Bij Jan Ketelaars kreeg de familie Van de Lod
eten en Kees, Dina en de kinderen kregen er ook
slaapgelegenheid. Van links naar rechts: Tijn,
vader Jan, Pieter, Jo, moeder Anna en dochter
Pietje.
Bij Hannes Horrevorts kon de familie Van de
Loo slapen. Van links naar rechts: Noud, vader
Hannes, dochter Piëta, moeder Mie van
Sande en zoon Kees (recent overleden).
Op zondag 25 oktober 2015 begint de her
denkingsdienst om 13.00 uur in de kerk,
gevolgd door de kranslegging om 13.45 uur
bij het monument van generaal Colin M.
Barber, waarna alle aanwezigen bij de viering
uitgenodigd worden voor een kop koffie/thee
in Den Boogaard. Men kan daar dan getuige
zijn van de inspiraties van de leerlingen van
groep zeven, die samen met hun leerkrachten
een expositie voorbereid hebben. De leer
lingen hebben met groot enthousiasme aan
hun werkstukken gewerkt en willen die graag
laten zien. Wij hopen u allen te mogen ont- -
moeten.
een evacué geeft aan hoe men zich kan voelen:
“Sinds 18 september 1944 hebben we aan
andermans tafel gezeten; hoe goed de mensen
ook zijn, het valt niet mee, je bent afhankelijk
van een ander, eet het beste wat de mensen
hebben op en kan er niets tegenover stellen.”
En dan, de oorlogstijd kende een spertijd, door
de zogenoemde avondklok, door de Duitsers
ingesteld en die de uren aangaf waarin de
bevolking niet op straat mocht zijn. Tijdens
de bezetting werd zo’n spertijd ingesteld, die
liep van 24 uur ’s nachts tot 4 uur in de ochtend.
Degenen die moesten werken gedurende de
spertijd (zoals de mensen van de Luchtbescher
mingsdienst hadden een extra vergunning
van de Duitsers nodig. Zo’n vergunning werd
een Sonderausweis of kortweg Ausweis ge
noemd, die ook bij het persoonsbewijs werd
bewaard.
EVEN TERUG IN DE TIJD
In 1940 telde Moergestel ongeveer 2600 inwo
ners. De situatie, maar ook de leefwijze ver
schilde enorm met die van de dag van vandaag.
Er was meer tijd “voor d’n buurt”, mensen
zochten elkaar op en als er ergens geholpen
moest worden, dan stond men klaar, zonder
enige tegenprestatie, iets dat men als vanzelf
sprekend vond. Er was een grote mate van
saamhorigheid. Aanbellen aan de voordeur
was er niet bij, gewoon achterom komen en
als er niemand te bekennen viel, dan riep je
“volk!” en dan verscheen wel iemand van de
huisgenoten. Televisie was er niet en men
zocht thuis gezelligheid met luisteren naar
een hoorspel, met kaarten en allerlei gezel
schapsspelletjes. De bakker kwam aan de deur,
maar van “gesneden brood” was toen nog geen
sprake. Ook de slager kwam langs. De melk
boer verkocht “losse melk”, die ’s morgens in
alle vroegte door de boeren was aangeleverd
bij de melkfabriek in de Postelstraat (d’n Bo-
terweg). Er was nog geen waterleiding en de
put achter het huis of de pomp in huis zorgden
voor verfrissing. Rond de kerk stonden veel
woningen. Vakantiereizen waren in die tijd
niet weggelegd voor de werkende mens. Het
was al heel wat om gezinnen met hun kinderen
gezamenlijk met een platte wagen te zien
optrekken naar de toenmalige Efteling, die in
geen enkel vergelijk stond tot het attractiepark
van heden. Iedereen had wel een hof, waar de
eigen groente en fruit geteeld werd en zelfs
het lopen over “d’n hofpad” werd als een sociale
gebeurtenis gezien. De gemeenschapszin was
groot. Het kon zelfs gebeuren, dat bepaalde
mensen vooral bekend stonden met enkel een
verwijzing naar de voornaam van één van hun
voorouders, zoals Bart van Heine, Jan van
Pirkes, Driek van Toone, Koos van Koope, Jo
van Gezwiene en Tinus van Koope, Sjaak van
Kóskes en Jo van Nolle om er maar een paar
te noemen. Geleidelijk deden nieuwe ontwik
kelingen hun intrede, zoals de radiodistributie.
Het spel van de schoolkinderen voltrok zich
vooral dichtbij huis: “slooike springen”, “mitje
steken”, “land veroveren”, “listen”, hinkelen,
touwtje springen, stelt lopen, kortom gezel
ligheid werd gecombineerd met sportiviteit.
Dan komt er oorlog. De avondklok wordt in
gesteld, men moet ’s avonds verduisteren en
aangezien de straatverlichting in dorp en stad
niet was zoals nu, was het toen pikdonker. De
dieren voeren er wel bij.
Theo woonde in de beginjaren van de oorlog
nog in de Molenstraat A. 453 in Oirschot. Hij
was geboren in Oirschot op 11 april 1925 en
telde negentien lentes, toen hij in 1944 het
raadzaam achtte om onder te duiken. De Duit
se bezetter was “op jacht” naar mannen, die
in de Arbeidsdienst te werk gesteld moesten
worden en aangezien de bezetter de eigen man
nen ingelijfd had in militaire dienst, was elke
hulp voor bepaalde diensten voor de Duitse
bezetter zeer welkom. Theo dook onder op
een adres, de boerderij van Janus Bressers in
de Stad (waar nu het industrieterrein is geves
tigd) en toen burgemeester Ed Steger het nood
zakelijk achtte om inwoners van zijn gemeente
in veiligheid te stellen, vaardigde hij een oproep
uit om voor bepaalde gebieden in Oirschot
om Oirschot te ontvluchten en elders een
veilig heenkomen te vinden. De ouders en
Theo met zijn zus Cato trokken naar Moerges
tel en ook zijn broer Kees, met vrouw en zes
kinderen, die destijds in de Kanaalstraat A.
441 woonden, gingen diezelfde weg. Broer
Wim toog naar Oisterwijk bij Riet Willems
en is later - na de oorlog - naar Canada ver
trokken.
Het is heel wat als je met meenemen van scha
mele bezittingen “in alles wat rijden kon” op
weg ging. Niet alleen, maar talloze evacués
waren onderweg. Wel wetend wat zij achter
lieten, maar niet wetend wat hen te wachten
stond. Allerlei gedachten spookten dan door
hun hoofd. “Zou ons huis gevrijwaard blijven
van inbrekers en plunderaars? Wanneer zou
het veilig genoeg zijn om naar huis te kunnen
terugkeren? Hoe zal de ontvangst zijn in ons
nieuwe verblijft Wat moet er allemaal geregeld
worden? Waar slapen wij en waar kunnen wij
eten?”
De materiële verzorging van evacués stond en
viel met een zo goed mogelijke registratie.
Zonder deze was het vrijwel uitgesloten (nood)-
distributiebescheiden te ontvangen, wat dus
kort en goed uitsluiting van de legale voed
selvoorziening betekende. Ook kon men geen
aanspraak meer maken op doorbetaling van
salarissen en pensioenen of op uitkering van
voorschotten en evenmin kwam men nog in
aanmerking voor uitbetaling van geldelijke
tegemoetkomingen als “kwartiergeld” (en
eventueel “zakgeld”) overeenkomstig de door
het Bureau Afvoer Burgerbevolking (BAB)
vastgestelde normen, voor verstrekking van
goederen in natura of voor andere ondersteu
ning. Voor registratie diende een gezinshoofd
de persoonsbewijzen, het trouwboekje, de oude
distributiestamkaarten, de nieuwe distribu-
tiestamkaarten, alsmede alle distributiebe
scheiden van alle bij hen aanwezige gezinsleden
mee te brengen.
Het was oorlog en de mensen hadden het toen
niet breed. Dat betekende voor zowel de bewo
ners zelf als voor de evacués een zware psy
chologische klap. Een opgetekende reactie van
krijgt dan evacués. Uit Oirschot: 327; uit Best:
234; uit Biest-Houtakker: 198; uit Hilvaren-
beek: 195; uit Valburg: 133; uit Groesbeek:
130. Verder - in kleinere aantallen - uit Nijme
gen: 28; uit Diessen: 21; uit Maashees: 15;
uit Kerkwerve: 14; uit Boxmeer: 13; uit Vier-
lingsbeek: 9; uit Üdem: 8; uit Haamstede: 5
en uit Eindhoven: 4.
Wat ligt nu meer voor de hand, dan op zoek
te gaan naar iemand - bijvoorbeeld uit Oirschot
- die destijds zelf als evacué in Moergestel
verbleef.
Toevalligerwijs kwam van die persoon een
brief bij mij met een kort relaas van wat hem
in september/oktober 1944 in ons dorp over
komen was. Reden genoeg dus om Theo van
de Loo uit Oirschot - want hij was de schrijver
van de aan mij gerichte brief - op te zoeken
en hem te aanhoren over die nadagen voor
hem van de Tweede Wereldoorlog.
Ik trof het bijzonder goed, want Theo - een
echte verteller en dat met zijn toen bijna negen
tig jaar- had zijn herinneringen aan de oorlog
in Oirschot en ook in Moergestel al geruime
tijd terug opgeschreven en gebundeld, met als
titels: “Droevige geheimen” en “Van der Krieg
naar the War”.
VERBLIJF IN MOERGESTEL
Op maandag 2 oktober 1944 werd het hart
van de Oirschotse gemeenschap geteisterd.
Rond het middaguur brandde de St. Pieters
kerk. Geallieerde artillerie had op de morgen
van 2 oktober felle beschietingen uitgevoerd
op de kom van Oirschot. Om half drie stortte
het middenschip van de kerk met donderend
geraas volledig in, gevolgd door het bovenste
deel van de toren. Op dinsdag 3 oktober 1944
ging het gezin Van de Loo met talloze andere
Oirschottenaren via Spoordonk naar Moerges
tel. Het was één processie van kruiwagens,
kinderwagens, karretjes, handtassen en ladders
op karren, zodat er meer vervoerd kon worden,
zoals beddengoed en kleren.
Theo deed er wijs aan - gezien het feit, dat hij
als onderduiker aan de Duitse Arbeitseinsatz
probeerde te ontkomen - zich zo weinig moge
lijk buitenshuis te begeven. “Ik kon wat bij
houden wat er op den Heiligenboom speelde,
maar de Oirschotseweg bij bijvoorbeeld het
Draaiboompje, was voor mij risicovol gebied.
In de wei van Ketelaars stonden de kanonnen
gericht op de Trappisten. Theo met zijn familie
verbleef voor de nacht bij Hannes Horrevorts
en gegeten werd er bij Jan Ketelaars, de over
buurman, in Moergestel goed bekend als Jan
van Pirkes. Op enig moment liet de toestand
van het gezin van Kees het niet langer toe om
gescheiden onderdak te hebben en toen werd
in goed overleg besloten, dat Kees met zijn
gezin naar Jan Ketelaars verhuisde. Eén van
de kinderen van Kees, Joep, geboren op 01-
04-1944, werd ziek en de zusters van het St.
Antonius Gasthuis boden aan om het kind op
te nemen. Kees en zijn vrouw Dina kregen
kleren en ondergoed, ingezameld door de
bewoners van het Broothuys. Cato, de zus van
Theo kwam terecht bij Bernard en Dien
Smolders-Smulders (Dien kwam uit Oirschot)
Op weg naar een tijdelijk onderkomen.
Honderd jaar geleden kwamen Belgische
vluchtelingen de grenzen over, naar het neu
trale Nederland, naar Frankrijk en naar En
geland om huis en haard te verlaten als gevolg
van de Eerste Wereldoorlog. De familie Van
Herck heeft destijds in Moergestel een veilig
onderkomen gevonden, raakte volledig inge-
burgerd en is één van ons geworden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte
Moergestel een kleine invasie mee van vluch
telingen uit voornamelijk Oirschot, Best, Val
burg en Groesbeek. Deze burgers woonden
voornamelijk in gevaarlijk gebied, waar een
treffen tussen Duitsers en Geallieerden als
gevaarlijk aangemerkt zou kunnen worden.
In de buurt van een rivier of kanaal, bij bruggen
en spoorwegen, hoge gebouwen zoals een kerk,
dat waren vooral plekken, die voor evacueren
het eerst in aanmerking kwamen. Men sprak
toen van evacués, maar het onderscheid tussen
evacués en vluchtelingen was niet zo groot,
aangezien de aanleiding bij beide groepen het
zelfde was. Weg uit het oorlogsgebied en op
zoek naar veiliger oorden.
Dit jaar staat de Stichting Herdenking Oorlog
en Bevrijding Moergestel op zondag 25 oktober
stil bij de evacuatie, heeft daar voor de basis
school een lesbrief aan gewijd en vanuit de
stichting wordt een gastles verzorgd op basis
school De Vonder en er wordt door de leer
lingen van groep 7 een tentoonstelling inge
richt.
’MOERGESTEL-NIEUWS’ - WOENSDAG 7 OKTOBER 2015
OP DE VLUCHT
Op de dag van vandaag worden wij via de media gevoed met allerlei beelden en
verhalen van vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Zo trekken duizenden Syriërs
de grens over - met meenemen van wat schamele bezittingen - naar vooral
West-Europa.
EVACUEREN
De oudste betekenis van het woord “Evacue
ren” werd aangegeven als “Leeg maken”. Maar
in het kader van dit artikel duidt het op bevol
kingsgroepen, die vanuit de regio en soms ook
van daarbuiten, vanwege oorlogsgeweld huis
en haard verlieten om zich elders veiliger te
wanen.
Op 15 september 1944 maakte de toenmalige
burgemeester van Oirschot, Ed Steger, bekend,
dat de bewoners van “de volgende deelen der
gemeente zich gereed moeten houden om bij
het eerste bevel hunne huizen te verlaten, met
medeneming van het allernoodzakelijkste: 1.
Alle huizen over het Wilhelminakanaal; 2.
Alles ten Zuiden van de as van den weg
Oirschot-Best tot aan het Sportpark. Dus gere
kend vanaf de Markt de rechterzijde; 3. Alles
ten Zuiden van den weg Markt-Oostelbeers.
Dus gerekend vanaf de Markt de linkerzijde;
4. Vanaf de Montessorischool ook de andere
zijde van de Heuvel; 5. De Boterwijksestraat
aan beide zijden 300 meter diep. Nadat het
bevel tot ontruiming is gegeven mag niemand
meer in bovengenoemde gebied aanwezig zijn.
Bij overtreding wordt geschoten. Men bedenke
wel, dat het bevel tot ontruiming nu nog niet
is gegeven en dat men niet behoeft te vertrek
ken vóór het bevel is gegeven. Men kan dus
gerust blijven zitten tot bevel gegeven is.”
Op 18 september 1944 vond vanuit Oirschot
de eerste evacuatie plaats, terwijl veel inwoners
van het zwaar getroffen Best een goed heen
komen hadden gezocht in Oirschot. Op 3 okto
ber 1944 vond er vanuit Oirschot een ware
uittocht plaats naar veiliger oorden. Al wat
rijden kon werd benut om zoveel mogelijk
zaken van waarde mee te nemen: in kruiwa
gens, kinderwagens, bolderkarren, op fietsen
en de stoet bewoog zich in de richting van
Mortelen, Spoordonk, Moergestel, Oisterwijk,
Haaren, Boxtel en soms nog verder. Zo’n eva
cuatie was niet zonder gevaar, want de Duitse
kolonnes reden over dezelfde weg als waarover
de evacués liepen en de geallieerde vliegtuigen
hadden het begrepen op de Duitse voertuigen.
Het was nogal eens dekking zoeken in de naast
de weg gelegen sloten en menig schietgebedje
werd luidop gebeden.
Zo wordt dan Moergestel door menige burger
gezien als een tijdelijk veilige haven. Ons dorp
De kruidenierszaak van Bernard en Dien Smol
ders. Dien was als Oirschotse geen onbekende
voor de evacués.
en zij dreven een kruidenierswinkel aan de
Oisterwijkseweg.
Je moest alert blijven, want naarmate de oorlog
zijn einde naderde, werden de Duitsers steeds
fanatieker. Dan, op 25 oktober, was het angst
wekkend stil. Heel zachtjes werd geruis hoor
baar en werd kort daarna overstemd door een
enorm geraas. De rupsbanden van de tanks
van de bevrijders maakten een oorverdovend
lawaai, dat echter als muziek in de oren klonk.
“Naar buiten, naar buiten, de weg op, zwaaien,
roepen”. Alles wat in de voorbije tijd “opge
kropt” was vond nu zijn uitweg. Theo liep
mee naar de plek, waar de avond tevoren de
Duitsers de brug over de Reusel opgeblazen
hadden. “Ik heb het gezien, ik heb het mee
gemaakt en mee geholpen.”.
Dan, als de weg vrij is, loopt hij in de richting
van Oisterwijk en laat nou juist zijn broer
Wim vanuit de tegengestelde richting hem
tegemoet komen. Een geweldig weerzien.
PAGINA 7