Eenzaam in eenvoud MOERGESTEL-NIEUWS’ - WOENSDAG 18 DECEMBER 2013 PAGINA 11 Terwijl de koude noordenwind met wind kracht zeven door de Canadese populieren floot en de hond in zijn houten hok wat ver scholen tegen het bakhuisje stond, zich wentelde en keerde om de tocht te ontdui ken, kreunde het staldeurtje in zijn verroes te hengsels. De boerderij lag open in het weidse veld, alleen aan de voorzijde versierd met een vijftal inlandse eiken en aan de zijkant de Canadese populieren die zich kromden door de slagre gens en wind uit verre Arctische streken. De boerderij van de familie Hermans stond hier al enkele generaties en was in de loop van de jaren meegegroeid in de tijd. Met eenvou dige middelen weliswaar, want de bouwmate rialen kwamen of uit de gemeentebossen of van de plaatselijke zagerij. De leemlagen tegen de strooien wanden waren vervangen door planken die doordrenkt waren van car- bolineum. Het rieten dak was de komende zomer voor een gedeelte aan de beurt omdat de tijd het riet had vermolmd en kraaien en eksters er hun speelplaats hadden gevonden. De oudste zoon Driek had tien jaar geleden de boerderij overgenomen van zijn ouders, die tot enkele jaren geleden bij hen inwoonden. De vader van Driek was op drieënzestigjarige leeftijd plotseling overleden aan een beroerte en zijn moeder korte tijd later aan een long ontsteking. En ondanks de kleine behuizing en de genes telde familiegewoontes had de vrouw van Driek, Marie, die hij had leren kennen bij de melkcursus in het naburige dorp, zich sinds hun trouw redelijk aangepast aan de normen en ongeschreven regels van de familie Hermans. De uitzet die ze inbracht bij haar huwelijk met Driek was behalve een Keulse pot van vijfen twintig liter, een aantal weckflessen en wat keukengerei. Meer was er niet te krijgen voor het ongewenste kind dat voortkwam uit een incestaffaire tussen haar moeder en een inwo nende broer. Haar lange donkere zwarte haren kwamen haar vaak van pas om achter te schui len en haar tranen te verbergen als haar schoonmoeder de regie van het huishouden weer in handen nam en haar laster en verdoe menis toewenste. Marie was op geen enkele manier opgewassen tegen de boerse fysiek grote vrouw aangezien ze zelf teder, nauwe lijks een meter zestig groot, en steeds bestel lende was van het baren van vier kinderen, inclusief twee miskramen in krap drieëneen half jaar tijd. Ze waande zich altijd op vreemde bodem maar putte moed bij de gedachte dat dit een tijdelijk bestaan was en de gebiedende stem plaats zou maken voor engelengeschal. Nadat Driek nog even bij zijn koeien was geweest en alles goed dichtgetrokken had nam hij plaats naast de ronkende plattebuis- kachel terwijl Marie met het breiwerk op haar schoot zich voorover boog met een pijnlijk vertrokken gezicht, haar handen strelende over haar dikke buik die verscholen zat onder haar geruite schort. Ze was uitgeteld van haar 5e kind en het vruchtwater sijpelde langs haar zwarte kousen op de vloer. Gelukkig waren de kleintjes reeds in diepe rust en hadden geen besef van het natuurlijke proces wat zich in de huiskamer afspeelde. Driek kende ondertus sen het klappen van de zweep en spoedde zich op zijn fiets naar het dorp om de dokter te verwittigen van de aanstaande geboorte. En terwijl regen en wind rond middernacht tegen het opkamerraampje beukten werd Janus geboren, vernoemd naar de overgroot vader van Driek aan vaders zijde. Gewikkeld in de kleertjes die eerder zijn twee oudere broertjes aan hadden gehad werd Janus de dag erop gedoopt achter in de kerk waar het statige marmeren doopvont de ziel tjes van zijn nieuwe gelovigen schoonspoelde. De dorpspastoor was trots dat hij Janus Hermans, zoon van Driek Hermans en Marie Kolsters, kon bijschrijven als lid in het parochi ële doopregister. Janus ontwikkelde zich in het eerste jaar nor maal, niet anders dan zijn twee oudere broer tjes en zusjes. Door de wol geverfd was Marie inmiddels gewend aan het ritme wat de jon gelingen nodig hebben in het eerste jaar na de geboorte. Slapen, warmte en op tijd borst voeding. Als de oudste twee jongens naar de bewaar school waren bij de nonnen in het dorp kon Marie haar aandacht, tijdens het wassen en eten koken, wat meer op haartweelingdoch- tertjes van bijna twee jaar en op Janus richten. Toen de vos in de vroege ochtend van mei nagenoeg de hele kippenren had leeggeroofd juist op het moment dat ze volop aan de leg waren was dit het kritieke moment waarop Marie in tranen uitbarstte en alles teveel werd. Een hard werkende echtgenoot, boer in hart en nieren, bezig van de vroege ochtend tot het donker wordt, zelden een normaal gesprek, altijd kortaf en morrig, een lekkend rieten dak waarvoor geen geld is om het fat soenlijk te repareren, een kreupel paard dat waarschijnlijk moet worden afgemaakt en niet verzekerd is, vier normale gezonde kinderen en de jongste die niet uit zijn schulp kan komen. Waarschijnlijk is Janus de druppel des verdriet aangezien hij wel geluiden maakt maar nau welijks woordjes kan uitbrengen. Ondanks dat hij intussen ruim vijfjaar oud is is hij nog steeds niet zindelijk en plast en poept hij nog regelmatig in zijn broek. Hij kijkt flauw en wendt zijn ogen steeds af als iemand contact met hem zoekt. Volgens de pastoor komt dit wel goed zodra hij op de bewaarschool zit en in contact komt met andere kinderen. Tevens kan bidden ook geen kwaad voor het welzijn van Janus wist de geestelijk vader nog te melden voordat hij het erf affietste met een flink stuk gerookt spek op de pakkendrager. De dorpsdokter heeft wel zijn bedenkingen maar kan ook geen acute oplossing aandra gen voor het gedrag van de beminde benja min. Eenzaam op een tegel, altijd dezelfde tegel in dezelfde hoek op het kleine afgesloten speel plaatsje achter het lokaaltje van de bewaar school alwaar de zusters de scepter zwaaien, in zijn zwarte pofbroek met daaronder de door zijn moeder gebreide kousen die strak in zijn grijze houten klompjes geklemd zitten, staat hij in de verte te kijken zonder iets te zien. Een dubbele glinsterende snotbel hangt tot op zijn lippen en die worden zelfs niet geprik keld om het overtollige vocht te absorberen. Het gekrijs en gegil van de uitgelaten druk doende kleuters, wat echoot tegen de hoge stenen muren, gaat aan zijn oren voorbij. Afgesloten van de wereld klopt zijn hart. Niemand heeft hem in de gaten, elke dag op dezelfde tegel hetzelfde eenzame ineengedo ken stilstaande beeld. Hij hoort erbij als het mispelboompje dat al sinds de bouw van het schooltje mistroostig over de haag hangt en na een korte bloeitijd in het voorjaar een vrucht voortbrengt die in het najaar als het blad reeds is gevallen pas eetbaar is. Een vrucht met een kroontje, maar zo rot als een mispel. Zijn twee oudere broers hebben ondertussen de lagere school verlaten en helpen hun vader mee om de boerderij te verjongen. Vele krach tige mannenhanden zijn nodig om de onvruchtbare broeklanden, gelegen tussen het meanderende stroompje in het dal en het hoger gelegen gedeelte waarop de boerderij staat, te ontginnen. Wilgen krullen zich aan een in een oerwoud van takken, wortels ver takken zich eindeloos boven- en ondergronds. Meter voor meter wordt er gestreden met kapmes en hakbijl. Janus zit inmiddels op de rooms katholieke lagere school bij de fraters in het dorp en zijn frêle kinderlijke lichaam is mannelijker gewor den, stevige schouders met een gespierde nek en armen die onwennig langs zijn lichaam bungelen. Uiterlijk, zo op het oog, staat hij zijn mannetje al was het wei even zoeken voor hem naar zijn ideale schuilplaats op het grote open schoolplein vol vierkante tegels. Tijdens de lesuren valt hij niet op in de over- volle dubbele klas die bevolkt wordt door jon gens variërend in de leeftijd tussen de negen en dertien jaar oud. De slimste leerlingen zit ten vooraan in de klas en naarmate het gees telijk vermogen mindert zakje verder weg in de rangorde met als gevolg dat Janus achter aan rechts in het hoekje bij het raam zit. Hij voelt zich daar op die plaats wel op zijn gemak, heeft een totaaloverzicht van de klas, ziet voor zich alleen maar ruggen en aan de linkerzijde door het hoge raam heeft hij uit zicht over de weilanden die het gevoel van vrijheid suggereren tijdens de uren dat hij opgesloten zit in de weeïge zweetlucht van ontluikende mannengeur. Cijfers en getallen die frater Bernardus met grote zorgvuldigheid op het bord neerkrijt zijn voor Janus ijskristallen die voor zijn ogen ver smelten tot een waterige wollige onderwe reld. Geschriften opgebouwd uit strakke dansende bewegende strepen en punten vervagen bij het aanzien. Scherp herkenbaar contact heeft Janus met het kruisbeeld boven de deur van de klas, hetzelfde beeld als bij hun thuis, welis waar iets groter en met meer rode druppels bij de hartstreek waar de lans het lichaam door boorde, maar herkenbaar, vertrouwd. Wanneer bij aanvang van de les's morgens het rozenkransgebed wordt voorgebeden sluit hij eerbiedig zijn ogen en voelt de diepe hese stem van frater Bernardus door zijn hoofd tril len als waren het de snaren van een cello die bespeeld worden in zijn diepste brein. Het herhaalde ritme met steeds weer dezelfde tonatie en de trillingen brachten hem dage lijks weer in trance en na afloop richtte hij zijn hoofd telkens weer richting het kruisbeeld voor hulp van de Almachtige als het rozen hoedje ten einde was. De krassen op het deksel van zijn houten schoolbank, die zijn voorgangers erin hadden gekerfd, had hij al honderden keren met het topje van zijn wijsvinger overgetekend, en op de zaterdagmorgen vooraf gaande aan Pasen brak ineens het licht door en als in een mist- vlaag zag Janus de contouren van zijn moeder zoals hij die enige tijd geleden thuis zag bij het aanrecht toen hij voor dag en dauw moest plassen en zijn moeder zich naakt over de wasteil boog. Waarom iemand de beeltenis van zijn naakte moeder op zijn houten deksel van zijn school bank had gegraveerd kon hij niet bevatten en rillingen doorboorden zijn lichaam. Vanaf het dennentakje voor het raam op nau welijks twee meter afstand van zijn school bank had het roodborstje al geruime tijd over zijn schouder meegekeken en toen Janus oog contact kreeg met het vogeltje wist hij zich gesteund in de verwarde mijmeringen. Huppelend en tjilpend gaf het vogeltje blijk van eendracht en saamhorigheid. Als Janus eind juli, daags voor het begin van de zomervakantie, 's morgens voor de laatste keer naar school kuiert, over het karrenspoor wat 's winters vaak onbegaanbaar was door sneeuw en ijs en nu een hobbeling is van gescheurde aarde ten gevolge van de droog te, ritselt naast hem door het dorre gras een haastige hagedis, op zoek of op de vlucht naar een onbekende bestemming. De laatste schooldag is niet anders dan alle jaren daar voor, vechtende onhandige jongelingen op het schoolplein, een frater die daar als veld heer tussendoor marcheert met een aureool van zware sigarenlucht, de helle schelle schoolbel en zijn eigen vaste tegel in de uiterst verste hoek, verscholen onder geuren de dennenbomen. De laatste keer op zijn eigen tegel, de tegel die hij drie keer per dag, jarenlang, met zijn klompen schoonmaakte, ontdeed van gevallen verdorde dennennaal den. De laatste maanden hebben zijn familie en enkele buren hard gewerkt aan de bouw van een veldschuur aan de rand van de hei, de plaats waar Janus altijd al graag vertoefde, de plek die voorbestemd was om er zijn jaren te slijten te midden van de natuur en zijn natuur lijke wetten. Met dertien Kempische heideschapen en een gekruiste Drentse patrijshond begint Janus zijn nieuwe leven als schaapsherder. Geen afgemeten tegels meer onder zijn klompen, geen schoolbel die hem ontwaakt uit zijn dagelijkse dromen, maar ruimte en vrijheid in de openlucht onder kwetterende kieviten, tus sen speelse vossen en kleurrijke fazanten. De warmte van de zon doet hem denken aan zijn moedèr, de momenten waarop hij soms dicht tegen haar aanlag en haar hartslag rit misch in zijn oor voelde kloppen. Hij past zich aan in het langzame tempo van zijn grazende kudde en zijn hond Marsha wijkt niet van zijn voeten tenzij Janus haar beveelt om een verdwaald schaap terug te brengen naar de groep. Vanaf het eerste moment begrijpen ze elkaar, Marsha en Janus spreken dezelfde taal. Janus mompelt wat, ze kijkt hem aan, Janus herhaalt zijn gemompel met iets meer volume en ze leest zijn lippentaal terwijl ze met haar natte kwijlende bek zijn geluiden herhaalt. Dagen achtereen schuifelen ze blèrend over paden en begrazen de droog staande sloten met zijn rijke flora, snuffelen aan kwakende kikkers die hun kraamkamer inmiddels verla ten hebben, en verzamelen het ronddwarre lend stuifmeel in hun dichte warme wollen vacht. Als het onweer zich in de late avond al van verre aankondigt door lichtgeflits aan de zui delijke horizon kruipt Marsha steeds dichter tegen Janus die zich genesteld heeft in een dicht bossage van elzenhout. De frisse geur van ozon en het zomerse zweet van de ineen gestrengelde wakers, vermengd met het heldere regenwater uit Napoleaanse streken prikkelden de reukorganen van Janus. Evenals bij Marsha is dit zijn sterkst ontwikkel de zintuig, de reuk van het landschap geeft aan wat voor weer er op komst is, de geur van zijn schapen verraden of ze drachtig zijn en evenals reeën ruikt Janus van verre of er men sen in de nabijheid zijn. Als de nacht valt over het doorweekte land schap en het getik van vallende regendrup pels nog even aanhoudt kromt Janus nog even zijn rug alvorens zich toe te geven aan de fonkelende sterren en opkomende maan. Nog enkele weken, tot begin november, kan hij met zijn kudde langs de oevers van het meanderende stroompje achter zijn ouderlijk huis lopen, maar daarna moeten ze hogerop vanwege het wassende water en 's nachts in de schaapskooi om de koude nachten door te brengen. Als kind is Janus hier al vaak geweest. Zittend aan de rand van het riviertje heeft hij de dagen gesleten en eindeloos het kabbelende water aan zich voorbij zien stromen terwijl ste kelbaarsjes en voorntjes dansten in het felle fonkelende licht. Tegen de avond luisterde hij naar het eindeloze gekwaak van de hartstoch telijke groene kikkers die een serenade brach ten aan de nimfen en natuurgoden die huis den in de vochtige uiterwaarden van zijn domein. Evenals Janus voelden ook de schapen hier zich op hun gemak. Er was volop vers vochtig gras, geen gebrek aan helder water en geen stof dat de ogen irriteerde. Nadat de basis voor een lange donkere koude winter was gelegd streek de kudde neer bij de schaapskooi. Een grote open ruimte van tien bij vijftien meter en twee meter hoog waar nauwelijks daglicht binnenkwam met in de hoek naast de deur een uit potplanken opge trokken vertrek voor Janus. De inrichting is sober en eenvoudig. Een houten bed met daarop een donkergrijze molton deken, een schommelstoel waarop ooit zijn grootvader zijn laatste adem uitblies, een paar planken tegen de buitenwand die dienst doen als opslag voor enkele borden, bestek en zijn blauwe theekan. Naast het smalle deurtje prijkt het kruisbeeldje met daaronder het brui ne lege wijwatervaatje wat hij van zijn moeder had gekregen met zijn Eerste Heilige Communie en dat thuis ook altijd naast zijn bed heeft gehangen. Op de vloer liggen schots en scheef wat vier kante tegelsondergraven door mollen.Tegels die gekocht zijn bij de afbraak van de bewaar school, Janus zijn school, zijn gedenktegel. Stof heeft zich genesteld tot in het kleinste en dunste rag van de talloze spinnenwebben die vrij spel hadden in de zomertijd toen Janus met zijn kudde op het uitgestrekte land frisse lucht inademde. Terwijl de ijle koude noordoostenwind venij nig over de schuur heen fluit, en Janus en zijn trouwe Marsha dicht bijeen gekropen zich warmen aan de warmte die de schapen vrijge ven, hoort hij tussen het krakende en piepen de geluid van de beweeglijke wanden in de verte kerkklokken luiden ten teken dat de nachtmis is begonnen. En hij ruikt wierook, hoort gezangen en orgel spel, en aait Marsha zachtjes in haar nek en over haar rug, ondertussen zachtjes neu riënd De herdertjes lagen bij nachte Zij lagen bij nacht in het veld Zij hielden vol trouwe de wachte Zij hadden hun schaapjes geteld Daar hoorden zij d'Engelen zingen Eenzaam in eenvoud..... eenvoudig samenzijn Het ga je goed... LouisVanDenMeijdenberg met dank aan Andreas Scholl Patrick Watson voor hun muzikale inspiratie

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad Moergestels Nieuws | 2013 | | pagina 11