(tussen Sinterklaas en Kerstmis)
Grijze zondagnamiddag
Het was weer een van die druilerige, onvervalst
Hollandse zondagnamiddagen, wanneer zon en
blauwe lucht voor de zoveelste keer werden ver
duisterd door een ondoordringbaar grijs wolken
dek en er geen eind leek te komen aan de onop
houdelijk vallende motregen. Juist op het moment
dat je naar buiten kon om op avontuur te gaan,
werd je als een wild beest opgesloten in een
regenton die langzaam volloopt met luiheid, ver
veling en apathie. Aan de andere kant was het
juist een reden om diep weg te kruipen, voor de
een diep onder de dekens, zoals mijn oudere zus,
die na een avondje uit meestal pas aan het eind
van de middag weer boven water kwam. Voor een
ander zoals ik de een of andere behaaglijke uit
hoek van ons rijtjeshuis, waarbij ik een voorkeur
had voor de zolder, waar ik de regen op de pan
nen hoorde tikken en van daaruit in de dakgoot
en afvoer druppelen. Daar had ik me terug getrok
ken met een paar legers miniatuursoldaatjes en
een aantal modelbouwvoertuigjes en liet me
meeslepen door binnensmonds gemompelde,
maar daarom niet minder bloedige veldslagen.
Ik had de manschappen en hun wapenarsenaal
naar die redelijk beschutte en veilige plek ver
plaatst nadat er op mijn kleine slaapkamer al een
paar keer een flinke slachting was aangericht door
de meedogenloze grondigheid van de werkster.
Hier waren ze het veiligst voor de vereelte en
kromgetrokken werkmansklauwen van”Eucalypta”
(de naam van een heks uit een televisieserie),
zoals ze door een paar van mijn vriendjes was
gedoopt. Het gedempte stemgeluid van mijn
ouders en het bezoek werden door de opstijgen
de tochtstroom via het gat tussen valluik en
bovenste tree van de vlizotrap in mijn oor gefluis
terd, waardoor ik het idee had dat ze zich aan
de andere kant van mijn wereld bevonden. Heer
en meester over mijn eigen rijk, kon ik daar
ongestoord mijn gang gaan en volledig opgaan
in een veldslag op leven en dood. Na een poos
je waren er echter geen overlevenden meer om
de vijandelijkheden voort te zetten en moest ik
“Pa, wat moet er met deze oude schoenendoos
gebeuren? Moet die ook bewaard blijven Het
scheelde weinig of ik had hem uit mijn handen
laten vallen, hij is bijna helemaal ingezakt en inge
scheurd! Zal ik ‘em maar gelijk in de container
gooien “Nee, nee, voorzichtig ermee, dat is
het meest kostbare bezit dat ik nog heb!” Vol
ongeloof keek ik van mijn vader naar het verf
omfaaide geval van muf karton dat bijna van
ellende uit elkaar viel. ”Nou, maatje 37 zal je niet
meer passen en zo”Quick” ben je ook niet meer,
dat is allemaal wel heel erg lang geleden, toen
je nog aan de andere kant van de wereld en het
leven woonde. Ik hoop tenminste niet dat hier de
erfenis in zit”, terwijl ik de doos moeiteloos op
mijn vlakke hand op en neer bewoog. "Mag ik er
eens in kijken “Ga gerust je gang, over niet
al te lange tijd is het allemaal van jou ik kan er
toch niets van meenemen’’. Nieuwsgierig gewor
den wrong ik het scheefgetrokken deksel eraf en
wierp een blik naar binnen.’’Pffff.zuchtte ik
enigszins teleurgesteld, "is dat alleseen
zootje entreebewijzen en toegangskaart
jes van bezoeken aan bioscoop,
muziekconcerten en toneeluitvoe
ringen, een stuk of wat bidprent
jes en een paar vergeelde kran
tenknipsels”. Net onder de gekar
telde en onbedrukte bovenrand
van een van die knipsels was de inkt
van een notitie uitgelopen en ver
vaagd tot een onleesbaar, lichtblauw wolk
je. "Ja”, zei hij ernstig en ietwat plechtig, "dat
voor jou waardeloze en nietszeggend papier,
behoort voor mij tot het weinige waar ik nog waar
de aan hecht, wat er nog rest, wat me nog her
innert aan m’n jeugd aan de andere kant van deze
wereld. Ga even zitten, dan zal ik je het een en
ander vertellen.Wat je na mijn vertrek met die
doos doet, moet jezelf weten, ik heb er in elk geval
dan toch niets meer aan. Zolang ik echter leef,
zal ik hem koesteren als een schatkist.
me noodgedwongen ergens anders mee gaan
bezighouden. Ik pakte een versleten, in ongena
de gevallen en verbannen stoel en zette die onder
het enig natuurlijk lichtpunt in de vorm van een
rechthoekig dakraampje, dat normaal alleen ten
tijde van een hittegolf werd opengezet met behulp
van een platte ijzeren stang waarin een vertica
le rij gaten was aangebracht. Een grote, roest
bruine spijker diende als steunpunt. Vanuit die
hoge positie speurde ik als een verkenner in een
kerktoren de wijde omgeving af naar mogelijke
vijanden. Ook buiten was het maar een dooie boel.
Met dit weer ging je niet voor je plezier de straat
op, maar bleef je zo lang en zo dicht mogelijk in
de buurt van de oranje gloed achter de zwartbe-
roete ruitjes van de kolenkachel. Op het moment
dat ik me weer wilde terugtrekken, aanstalten
maakte om door m’n knieën te zakken en van
de stoel te stappen, zag ik vanuit een ooghoek
iets bewegen, een letterlijk lichtpunt in die troos
teloos grauwe brij van daglicht, vergelijkbaar
met het signaal van een vuurtoren in de
nacht.
Het bleek het rode haar van Arie te
zijn, een jongen die bij mij op
school zat en aan het andere eind
van de straat woonde, die daar
ginds onder de duistere overkap
ping van het fietsenhok op het
schoolplein stond. Een jaar of wat
geleden waren ze hier komen wonen
en hielden in hun huis ook nog een pen
sion voor kostgangers op na. Om de een of
andere reden gingen de gordijnen aan de voor
kant zelden tot nooit open. Hij had ook nog twee
oudere broers gehad, die een paar maanden
tevoren kort na elkaar overleden waren. Veel
contact hadden we tot dan toe niet gehad, van
horen zeggen hadden de drie broers eerst op een
internaat gezeten en waren alleen in de weeken
den thuis gekomen. Het grootste deel van die
weekenden hadden ze op straat gehangen, tot
's avonds laat door de buurt gezworven.
Klaarblijkelijk werd hun aanwezigheid binnenshuis
niet erg op prijs gesteld of vonden ze het er zelf
niet al te aangenaam. Na de zomervakantie was
Arie bij ons op school gekomen, een klas lager
dan ik, maar erg populair was ie niet.
Integendeel, ik ving regelmatig op
dat hij werd uitgescholden voor
fakkel of vuurtoren door zijn
vuurrode hoofdbedekking.
En ook thuis, als de man die
zijn stiefvader moest zijn
vanuit de deuropening hen
naar binnen had geroepen
om te komen eten, ging het
er niet even vriendelijk aan
toe. Als ze na een kwartier nog
geen gehoor hadden gegeven aan
zijn oproep om aan tafel te komen,
veranderden volume en intonatie van zijn
stem en donderden even later de bedreigingen
en verwensingen tegen de muren van de huizen
rij. Ik kon me voorstellen dat die jongens op die
manier weinig trek meer hadden of misschien kon
hun moeder wel niet lekker of helemaal niet
koken. Het was in elk geval een vrouw die zich
zelden of nooit op straat vertoonde en misschien
niet geheel zonder reden. Die ene keer dat ik haar
gezien heb, toen ze de voordeur opendeed omdat
ik had aangebeld, is mij altijd bijgebleven hoe lelijk
ze was met haar ronde, platte gezicht met daar
in een grote, scheve haakneus.
Arie had zich aangepast aan de omstandigheden
en staarde roerloos en triest voor zich uit naar
de vochtige, antracietgrijze plavuizen van het
schoolplein. Ik had met hem te doen. In de korte
tijd dat hij hier woonde had hij nog geen vrien
den kunnen maken. Aangezien ik op dat moment
toch niets beters te doen had besloot ik om hem
op te vrolijken en een spelletje met hem te spe
len. Als een soort plaagstoot hief ik mijn gezicht
naar het grauwe wolkendek en liet een woeste
schreeuw los. Na een paar seconden gewacht te
hebben keek ik stiekem over de houten bekisting
’MOERGESTEL NIEUWS’ - WOENSDAG 20 DECEMBER 2006
PAGINA 22
vader dan?”, was de eerste zinnige reactie die
in me opkwam."Die is een paar jaar geleden om
het leven gekomen bij een ongeluk in de fabriek
waar hij werkte en was niet verzekerd. Daarom
zat mijn moeder dringend om geld verlegen en
heeft ze haar deel uit de boerderij van opa en
oma opgeëist. Intussen had ze kennis gekregen
aan ome Nico, die ook al een keer getrouwd was
geweest. Volgens mijn ooms en tantes was hij
gewoon op haar geld uit, om op die manier te
kunnen rentenieren. Mijn moeder was echter
allang weer blij dat er iemand naar haar omkeek,
dat ze iemand had om samen voor een huishou
den met drie kleine kinderen te zorgen. Als een
soort geldbelegging hebben ze van die
erfenis dat pension gekocht, zodat
ome Nico niet hoeft te werken.
Maar daarom is er voor ons geen
plaats meer in huis, elke kamer
en elk bed dat we bezet houden
kost geld. We zaten eerst hier in
de buurt op internaat, maar ome
Nico vond het veel te duur en geld
verspilling en daarom zit ik vanaf de
vakantie bij jou op school. Dat is ook
de reden dat we bijna altijd op straat hangen,
omdat we thuis niet welkom zijn en wij ome
Nico niet mogen. Hij zei laatst nog dat ik blij mocht
zijn dat ik in de kelder mocht slapen, dat ik blij
moest zijn dat ik niet naar het kolenhok hoefde
te verhuizen”. Ondertussen dat hij helemaal in die
monoloog opging en af en toe luid sniffend zijn
loopneus ophaalde, reed hij gedachteloos met een
tank op en neer, dwangmatig steeds hetzelfde
korte stukje, waardoor er een spoor van rups
banden was ontstaan in het stuk zachtboard dat
als slagveld diende. Telkens als ik later dat inge
drukte stukje zag, moest ik aan Arie denken. Als
kind vond ik het eigenlijk wel jammer dat hij het
beschadigd had, aangezien ik heel zuinig op al
m’n spullen was. Met het verstrijken der jaren
veranderde dat en kreeg het juist iets waardevols
en dierbaars voor me, als een van de weinige,
tastbare herinneringen aan Arie en die aanvan
kelijk saaie zondagnamiddag in december. Om die
reden had ik het stuk board altijd bewaard. Helaas
is het tijdens de verhuizing hier naar toe verlo
ren geraakt. Ik denk dat een van de verhuizers
het heeft aangezien voor beschermmateriaal of
opvulling en als afval heeft weggegooid. Ik had
echt met hem te doen en had hem heel graag
willen helpen als dat in mijn vermogen had gele
gen. Maar wat overheerste was een overweldi
gend gevoel van machteloosheid. Arie ging ver-
der.”lk moet binnenkort ook naar het ziekenhuis
om allerlei onderzoeken te ondergaan, want mijn
moeder zegt dat ik misschien wel de een of
andere erfelijke ziekte heb en dat de kans bestaat
dat Gijs en Jackie aan dezelfde kwaal zijn bezwe
ken. Anderen beweren dat hij hen gewoon ver
giftigd heeft en nu ben ik bang dat hij ook iets
door mijn eten gooit. Daarom ben ik liever bui
ten dan binnen en heb ik vaak ontzettende hon
ger, omdat ik bijna niets durf te eten. En ik krijg
een pak slaag als ik mijn bord niet leeg eet. Vaak
prop ik het dan maar zo snel mogelijk naar bin
nen om zo snel mogelijk weer naar buiten te kun
nen en het in de bosjes uit te spugen. Gelukkig
mag ik in de Kerstvakantie bij opa en oma gaan
logeren, de ouders van mijn echte vader. Als het
goed bevalt mag ik daar misschien voorgoed blij
ven wonen”. De rest van de middag hebben we
nauwelijks nog met de soldaatjes gespeeld, daar
was de associatie met Arie’s situatie te pijnlijk
voor en was ik ook niet meer in staat me ergens
op te concentreren. Het enige waar ik nog aan
kon denken na die eerste confrontatie met dat
buitenaardse fenomeen dat de dood voor een kind
is, waren alle mogelijke manieren waarop ik Arie
uit de klauwen van dat vreselijke monster zou kun
nen redden. We gingen naar beneden toen we
hoorden dat het bezoek was opgestapt en bewon
derden onder andere mijn nog maagdelijke voet
balschoenen. Met open mond en grote ogen vol
schittering hield hij ze in z'n handen en streelde
diverse malen het merkteken op de zijkant, alsof
hij zijn ogen niet kon geloven.”Goh, jeetje zeg...die
zou ik ook wel willen hebben, zulke mooie, ik heb
enkel die oude, afgetrapte van Gijs gekregen, die
heeft ze toch niet meer nodig zei ome Nico. Ze
zijn ook nog een paar maten te groot, de nop
pen bijna helemaal afgesleten en de spijkers
komen door de zool naar boven. Zou ik ze even
aan mogen doen vroeg hij met een hoog stem-
van het dakraampje en zag hem onderzoekend
rondkijken. Hij had geen flauw idee waar het geluid
vandaan kwam. Misschien dacht hij wel dat het
die mafkees van een stiefvader was. Ik herhaal
de de oorlogskreet en trok mijn hoofd snel weer
naar binnen. Even later zag ik dat hij een paar
stappen vooruit had gedaan om zich beter te kun
nen oriënteren. Op de hakken van zijn schoenen
draaide hij langzaam om zijn as. Hij speurde
rond op oogniveau en had niet in de gaten dat
het geluid van grote hoogte kwam. Ik stak mijn
arm door de opening en zwaaide zo breed moge
lijk heen en weer. Al gauw kreeg hij me nu in de
gaten, wat niet zo moeilijk was, aangezien dat het
enige was dat er bewoog op straat.
Enthousiast, maar toch enigszins weif
elend zwaaide hij terug, verheugd
dat hij met iemand contact had
gemaakt, maar nog niet zeker
wetend met wie hij te doen had.
Ik gebaarde met mijn arm dat hij
mijn kant uit moest komen. Pas
toen ik er zeker van was dat hij mijn
boodschap begrepen had, klom ik
van de stoel en ging naar beneden naar
de voordeur. Op het moment dat ik het slot vast
pakte, verscheen zijn silhouet achter de melkgla-
zen paneelramen. Ik zwaaide de deur wijd open
en liet hem binnen alsof hij nergens anders thuis
hoorde. Hij stapte zonder schroom en zelfs met
enige gretigheid de gang in. Hij was duidelijk ver
heugd onderdak te hebben gevonden en ook
nogbij iemand om mee te kunnen spelen.
Alhoewel we elkaar tot dan toe alleen van gezicht
kenden en ik wist dat hij Arie heette door de
gebeurtenissen met zijn twee oudere broers,
vroeg ik me af of hij wist hoe ik heette. Brrrrrrr
wat is het toch koud buiten” zei hij met zijn
schouders rillende bewegingen makend, terwijl
hij de palmen van zijn rode handen overdreven
over elkaar wreef. Ik deed de voordeur zo stil
mogelijk achter hem dicht en fluisterde dat we
op zolder gingen spelen, uit angst dat mijn ouders
ons zouden horen en de pret bederven.
Gehoorzaam sloop hij achter mij de twee trap
pen op en zeer beheerst liet ik het touw van het
valluik vieren waardoor het deze keer geluidloos
in de planken zoldervloer zakt. "Zo...”, begon
i,”wat zullen we gaan doen?” Onderzoekend keek
hij de zolder rond en stapte op het slagveld af.
"Goh", zei hij enthousiast, "jij hebt een hoop sol
daatjes, heb je die allemaal met Sinterklaas gekre
gen “Neeeehhh...”, antwoordde ik, ’’die had
ik al, ik heb met Sinterklaas een paar van die
modelbouwtanks en nieuwe voetbalschoenen
gekregen, maar die staan beneden
nog in de doos. En wat heb jij
gekregen “Ehhhhh...
oooaaahhh...uuuhhhh niets
eigenlijk”, stotterde hij
enigszins beschaamd,
"ome Nico heeft gezegd
dat we geen geld meer
hadden voor die flauwekul,
dat de begrafenissen van
Gijs en Jackie al veel te veel
geld hadden gekost”. ”0h
...nou, eehhh, zullen we dan
maar met de soldaatjes gaan spe
len?” stelde ik plompverloren voor omdat
ik zo een, twee, drie ook niet wist wat ik daarop
moest antwoorden. Zo waren we een tijdje druk
bezig en hadden al vele dappere krijgers een hel
dendood laten sterven. Op een gegeven moment
verstarden zijn bewegingen en viel hij stil. Langs
mij heen starend naar een punt ergens buiten de
zolder zei hij zonder enige aanleiding dat hij mis
schien binnenkort ook wel dood zou zijn. Door
die onverwachte opmerking uit het slagveld gesla
gen keek ik hem niet begrijpend aan. ”Ja”, ging
hij verder, "ome Nico heeft gedreigd dat ik er ook
aan zal gaan, dat ik zal sterven net als Gijs en
Jackie”. ’’Hoezo dan, wie is ome Nico?” “Dat is
onze stiefvader, zo moeten wij hem van mijn
moeder noemen, want wij wilden geen vader
tegen hem zeggen, omdat we hem niet mogen,
omdat we om het minste geringste een pak slaag
krijgen, soms alleen al omdat het rode haar van
Gijs en mij hem aan onze echte vader doet den
ken. Het is een echte rotzak. En nu ben ik o zo
bang dat hij mij ook wil doodmaken” Als een
gevloerde bokser had ik een paar tellen nodig om
deze schokkende informatie te verwerken en
enigszins tot mezelf te komen. "Waar is je echte
A
O i 14