PAGINA 17
Als de dienst afgelopen is, komt
Jantien naar Mare toe en zegt: “Een
heel, heel fijn Kerstfeest. Jouw brief
je was een grote verrassing.”
“Dat komt allemaal door Meneer
John”, antwoordt Mare en hij durft
Jantien niet aan te kijken. Maar in
zijn hart zingt het nog steeds: “Vre
de op aarde!”
‘s Middags verzamelen de kinderen
zich op net kerkplein. Om tijd te
winnen gaan ze niet eerst naar
school. Iedereen is vreselijk vroeg.
En als Meneer John om tien vóór
half twee arriveert, is heel de groep
aanwezig. Ze gaan de kerk binnen
en in het zaaltje kleden ze zich om.
“Wie klaar is, zoekt zijn eigen rekwi
sieten bij elkaar”, roept Meneer John
boven de met elkaar kletsende en
zenuwachtig ginnegappende kinde
ren uit, “en daama ga je op de eerste
banken in de kerk zitten.”
Mare is snel klaar. Hij heeft een lan
ge, donkerbruine jurk aan. Met een
koord, dat om zijn middel zit, kan
hij ervoor zorgen dat de jurk niet te
lang is. Dan heeft hij nog een wollen
jak aan. Het moet lijken of het koud
is in de velden rond Bethlehem. Marc
pakt zijn schaap en gaat de kerk in.
“Wat ziet iedereen er gaaf uit!”,
denkt hij als hij de andere kinderen
ziet. Sebastiaan, Bas en Maarten, de
drie koningen, hebben prachtige
mantels aan en op hun hoofd staan
rijke, goudkleurige kronen. “Die
heeft de moeder van Bas gisteren
nog gemaakt”, weet Mare. Maar ook
Joop en Bavo en Floris en Jeroen, de
andere herders, zien er prachtig uit.
Net als trouwens de engelen. Me
neer John heeft maar liefst vijf meis
jes aangewezen om engel te zijn. Ze
hebben lange gele jurken aan. En
Femke, de engel die de herders de
blijde boodschap brengt, heeft een
Donderdag 24 december is het zo
ver. De hele dag staat in het teken
van het kerstspel. Om half twee ‘s
middags is het generale repetitie in
de kerk. En om negen uur ‘s avonds
volgt de speciale dienst. Dan zal het
gebeuren.
De afgelopen dagen is het klaslo
kaal van Meneer John omgetoverd
in een kleedkamer van een toneel
zaal. Met latten en gympaaltjes heeft
de onderwijzer kapstokken gemaakt.
En van de zolder zijn geleidelijk aan
voor alle kinderen kostuums geko
men. Die hangen nu keurig op han
gertjes aan de kapstokken. De hele
klas staat vol andere spullen.
“Dat zijn de rekwisieten”, heeft
Meneer John de kinderen verteld.
“Materialen die bij een toneelstuk
nodig zijn.” Er liggen baarden en
hoofddeksels. Ook staan er verschil
lende stokken. Die doen dienst als
staf voor Jozef en voor de herders.
Verder liggen er de gouden geschen
ken van de koningen. Nou! “Gou
den”? Sebastiaan, één van de drie
wijzen uit het oosten, heeft een
schoendoos in goudpapier gepakt. En
zo lijkt het net een gouden cadeau.
Precies als-de appelmoespot van Bas.
Ergens in een hoek van de klas staat
een houten kribbe met wat stro erin.
Op dat strooien bedje ligt Jacqueli
ne, de lievelingspop van Jantien.
Niemand mag van haar de pop ook
maar met één vinger aanraken. En
daarom zeult ze Jacqueline iedere
middag mee naar huis om haar de
volgende dag weer mee naar school
terug te brengen. Het schaap van
Mare staat vlak bij de kribbe. Jeroen,
die niet alleen heel spontaan is, maar
ook vol maffe ideeën zit, heeft wat
stro in de bek van het kartonnen beest
gestopt.
“Anders gaat hij dood van de hon
ger, Mare”, zei hij erbij. Onverschil
lig heeft Mare zijn schouders opge
haald.
“Waarom roep je nou geen “Yes!”,
Mare?”, vroeg Jeroen vervolgens.
“Vind je het geen leuke grap?” Zon
der te antwoorden is Mare toen bij
Jeroen en het schaap weggelopen.
Donderdagmorgen brengen de kin
deren in een lange stoet de kostuums
en de rekwisieten naar de kerk.
“Vanmiddag zullen we onze tijd hard
genoeg nodig hebben”, heeft Me
neer John gezegd. De kerk is van
binnen prachtig versierd. Op het al
taar staan vijf metershoge kerstbo
men en tegen de pilaren zijn denne-
takken met rode linten en kleurige,
blinkende ballen aangebracht. Mare
kijkt zijn ogen uit. De typische geur
van wierook en kaarsvet vindt hij
altijd hartstikke lekker. “Als ik nou
vanavond toch die rol van Jo....”,
denkt Marc. Wild draait hij zich om.
Hij wil er niet aan denken. Het is
gewoon niet zo!
De spullen worden in een klein zaal
tje voorin de kerk weggezet. Daar
zullen ze zich vanmiddag en van
avond om kunnen kleden.
Mare is dan ook als een haas ver
trokken als de repetitie afgelopen is
en ze naar huis mogen. Meneer John
heeft nog iets gezegd over samen
werken. Over samen iets doen, sa
men iets maken. Maar Mare heeft de
woorden langs zich heen laten glij
den. Zijn knie doet pijn, het schaap
is kapot. Wat een ellende!
Met een zucht haalt hij diep adem,
als hij de kerk uitloopt. Hij slentert
langs de grote kerststal met de echte
schapen en de ezel richting huis.
Opeens hoort hij achter zich iemand
goudgele band in haar haar. Vol roepen:
Thuisgekomen stormt Mare de ka
mer binnen. Woedend rent hij de
gang in, mikt zijn jas richting kap
stok en is in drie, vier stappen bo
ven. Op zijn kamer valt hij voor de
tweede keer in twee weken huilend
op zijn bed. Een paar tellen later
staat zijn moeder al in de kamer. Ze
is boos, want zo kom je niet binnen.
Maar ook is ze bezorgd over haar
Marc die de laatste dagen zo anders
is dan normaal.
“Wat is er. Mare?”, vraagt ze en ze
gaat naast haar zoontje op het bed
zitten.
“Die die die rotrepetitie
stamelt Mare tussen een paar snik
ken door.
“Wat is er dan gebeurd? Jongen
toch!”, fluistert ze en ze drukt hem
als een klein kind tegen zich aan.
Mare snikt alleen maar. Hij kan niks
zeggen.
“Word eerst eens wat rustiger”, zegt
zijn moeder. Dan gaat de deurbel.
“De bel”, zegt mama, “ik ga even
beneden kijken wie er is.” Ze laat
hem alleen. Het snikken wordt min
der en Mare hoort beneden in de
gang een mannestem. Dan gestom
mel op de trap. De deur van zijn
kamer draait open en op de drempel
staat Meneer John.
“Dag, Mare”, zegt hij. “Mag ik even
binnenkomen? Ik zou graag even met
jou en je moeder willen praten.”
“*s Goed”, zegt hij en gaat rechtop
zitten. Hij durft zijn onderwijzer niet
in de kerk. Ik praat dan even met ze.
Dat komt verder wel in orde.”
“Ja”, knikt Marcs moeder en ze geeft
Meneer John vol bewondering een
knipoog, “dat komt wel in orde.”
“Jij zorgt dat je pas om kwart vóór
negen in de kerk bent. Dan heb jij
nog tijd genoeg om die rotjurk van
je aan te trekken!” Mare kijkt Me
neer John aan. Hij ziet hoe de onder
wijzer weer glimlacht. En door zijn
tranen heen, die nog steeds in zijn
ogen staan, lacht hij terug.
Om tien over half negen loopt Mare
tussen zijn vader en moeder in naar
de kerk. Er is thuis nog veel gepraat
over vanmiddag. En hij heeft een
plannetje bedacht om Jan tien haar
boosheid te laten vergeten. Mama
heeft hem erbij geholpen. In zijn
broekzak heeft een stuk papier zit
ten met een rolletje plakband. Hij is
wel heel erg zenuwachtig. Want hoe
zullen de kinderen reageren? Nou
dat valt enorm mee. Kennelijk heeft
Meneer John succes gehad met zijn
praatje, want zijn klasgenootjes doen
bijna allemaal of er niks gebeurd is.
Zelfs Jeroen. Die blijft angstvallig
ver bij hem weg. Maar niemand zegt
iets tegen hem, dat wel.
In een hoekje van het zaaltje haalt
Mare het stuk papier uit zijn zak en
plakt het met het plakband op de
zijkant van het gerepareerde schaap.
Net als hij daarmee klaar is, zegt
Meneer John:
“Meisjes en jongens. Het is zover!
We beginnen. Iedereen gaat op zijn
plaats staan.” Stilletjes zoekt Mare
zijn plek in de rij. Het schaap houdt
hij angstvallig tegen zijn borst. Zo
kan niemand het papier zien zitten.
De deur van het kleedlokaal zwaait
open en de stoet zet zich in bewe
ging.
Mare wordt overvallen door een
heerlijk gevoel als hij de kerk bin
nenkomt. De kilte van vanmiddag is
verdwenen. De kerk is stampvol.
Honderden mensen zingen:
"Wij komen tesamen, onder het ster-
rebl inken.
Een lied moet weerklinken voor
Bethlehem.”
“Het is fantastisch!”, denkt Mare.
“Als Jantien nou maar Plechtig
trekt de stoet met kinderen door het
middenpad. Voor in de kerk aange
komen zoekt iedereen zijn plek. Het
kerstspel begint. Mare ligt met Bavo
en de andere herders op de trappen
van het altaar. Ze slapen weer. Het
is doodstil in de kerk. Jozef en Ma
ria trekken net als vanmiddag van
Nazareth naar Bethlehem. Meneer
John leest voor. Dan komt engel
Femke. Zij maakt de herders wak
ker. Even later loopt Mare naar Maria
toe. Dit keer kijkt hij heel goed uit
dat hij niet valt. Vlak bij Jantien
gekomen draait hij zijn schaap om.
Jantien en Brent kunnen nu het pa
pier zien dat Mare op het schaap
geplakt heeft. En ze lezen:
“Sorry van de afgelopen week! Het
was heel stom van me!”
Mare kijkt Jantien aan. Een brede
glimlach verschijnt op haar gezicht.
Dan zegt Mare de afgesproken tekst:
“Maria, ik bied u dit schaap aan als
geschenk voor uw kind.”
En Jantien antwoordt:
“Dank u wel, lieve herder, dank u
wel!” Dan herhaalt ze die woorden
nog een keer. Mare weet dat dat niet
in naar tekst staat. “Ze heeft het be
grepen!”, denkt hij. Even later loopt
hij naar zijn plaats terug. Het koor
zingt: “Gloria in excelsis Deo” en
“Vrede op aarde aan de mensen van
goede wil.” Mare zingt het mee.
Want hij weet, wat die woorden be
tekenen. ts
“Dat vind ik vervelend”, gaat hij
verder, “omdat je daarmee niet al
leen het kerstspel dreigde te verpes
ten, maar ook de sfeer in de klas. En
het allerergste vind ik nog wel, dat
je van het kerstspel niets begrepen
hebt, Mare!” De onderwijzer zwijgt
even.
“Hoezo?” Mare kijkt vragend om
hoog.
“Ik heb tijdens de repetitie uitgelegd
dat in het verhaal van Kerstmis ie
dereen belangrijk is. In het kerstver
haal staat dat God eerst aan die hele
onbelangrijke herders liet weten dat
zijn zoon geboren was. Ja, aan de
herders. Mensen waar in die tijd op
neergekeken werd. Mare, dat geldt
ook voor ons kerstspel. Niet alleen
Brent als Jozef; niet alleen Jantien
als Maria; niet alleen jij, Mare, als
de aanvoerder van de herders en
Femke als engel zijn belangrijk. Dat
zijn ook Jeroen en Anne en Joop en
Nina en al die andere kinderen die
niets hoeven te zeggen.” Mare merkt
dat hij een rood hoofd krijgt. Hij
snapt maar al te goed wat Meneer
John bedoelt. Weer springen er tra
nen in zijn ogen. Jantien had gelijk,
vindt hij opeens. Hij heeft teveel aan
zichzelf gedacht.
“Maar dat schaap heb ik niet expres
kapot gemaakt”, verdedigt hij zich
tegen beter weten in. “Dat kwam
door die rotjurk.”
“Een schaap? Wat is er met dat
schaap? Heb je iets kapot gemaakt.
Mare?” Mama schrikt.
“Och”, zegt Meneer John, “dat valt
allemaal reuze mee. Mare viel tij
dens de repetitie van vanmiddag. En
toen is er een poot van een karton
nen schaap afgebroken. Ik heb het
daarstraks bekeken. En dat is zo
gemaakt. Dat is het probleem niet.”
“Nee, dat is het probleem niet”, geeft
zijn moeder toe.
“Mare”, zegt Meneer John. “Kerst
mis is ook het feest van vrede. Van
vrede op de wereld. En dan bedoel
ik niet dat vrede betekent: geen oor
log. In heel wat landen op de wereld
is het oorlog. Dat weet je wel. Maar
daar heb ik het nou niet over.” Mare
voelt hoe Meneer John zijn hand op
zijn schouder legt. Het lijkt net of ze
twee vrienden zijn. “Mare”, gaat de
onderwijzer verder, “Mare, vrede
betekent ook: “tevreden zijn”. Vre
de in je hart. Vrede binnen in je.
Tevreden zijn met de rol van herder.
En niet jaloers-zijn op Brent, die
Jozef mag spelen. Als je dat in jezelf
voelt, als je die vrede in jezelf voelt,
dan kun je echt Kerstmis vieren!”
Mare huilt. Hij huilt van spijt. Hij
voelt de tranen over zijn wangen stro
men.
“Ik ben stom geweest”, fluistert hij.
“Ik ben zo stom geweest. Jantien zei
het ook al!” Meneer John trekt Mare
nog wat dichter naar zich toe.
“Het is niet te laat”, zegt hij.
“Maar hoe moet het nou verder?”,
vraagt Mare opeens. “Ik kan van
avond toch niet meedoen! Alle kin
deren vinden me stom. Jantien was
kwaad en Jeroen
“Mare, luister”, onderbreekt de on
derwijzer hem. “Jeroen is een hele
spontane jongen. Maar die bedoelt
het niet zo slecht. En Jantien Dat
is je beste vriendin. Die kun je uitste
kend uitleggen wat er gebeurd is.
Geen probleem. En de andere kinde
ren? Om half negen zijn ze vanavond
“Je deed het expres. Je hebt dat
schaap expres kapot gemaakt!” Hij
kijkt om. Het is Jeroen, die met zijn
fiets aan zijn hand aan de andere
kant van de kerststal staat. Mare
wordt woedend:
"Kom eens hier als je durft!”, gilt
hij.
Jeroen springt op zijn fiets.
“Je deed het expres!”, roept hij te
rug. “Je hebt dat ding expres kapot
gemaakt!” Mare wil naar Jeroen toe
rennen. Maar die is op zijn fiets te
snel voor hem. Hulpeloos kijkt hij
hem na.
“Is er nou niemand die me kan hel
pen?”, mompelt hij. “Is er nou nie
mand die Hij maakt zijn zin niet
af, want juist op dat moment komt
Jantien uit de kerk. Ze heeft als al
tijd haar pop Jacqueline weer in haar
armen.
“Jantien”, zegt Mare, “Jantien,
Jeroen zegt dat ik het schaap expres
kapot gemaakt heb. Maar dat is niet
waar!”
Jantiens ogen schieten vuur. Boos
kijkt ze Mare aan.
“Ach, ga toch weg”, zegt ze.
“Maar, Jantien, het was een onge
luk. Ik trapte op de rand van die
rotjurk!” Mare weet het niet meer.
Jantien zegt even niets. Ze kijkt hem
alleen maar aan. Maar dan stromen
de woorden als een waterval uit haar
mond.
“Je hebt het schaap misschien niet
expres kapot gemaakt. Dat kan best
zijn, Mare. Maar de hele week heb
je lopen vervelen. De hele week heb
je tijdens de repetities net gedaan of
het je niet interesseerde. En waar
om? Waarom? Omdat je je zin niet
kreeg. Omdat je zo graag de rol van
Jozef wilde spelen. En niet tevreden
was met de herdersrol. Daarom heb
je het kerstspel van Meneer John en
van onze klas verpest.” Jantien houdt
niet op. Zo woedend is ze. “Je hebt
de hele week alleen maar aan jezelf
gedacht. En niet één seconde aan
anderen. Ik vind jou een akelige jon
gen! Bah!” En weg is Jantien. Met
grote passen loopt ze langs Mare
heen. Naar huis.
Marc is met stomheid geslagen!
“Getfer!”, scheldt hij en schopt zo
hard hij kan tegen de omheining van
de kerststal. Dan voelt hij opeens
een stevige hand in zijn nek die hem
wild beetpakt.
“Au!”, gilt hij, “dat doet pijn!”
“Dat mag gerust”, antwoordt een
zware mannestem. “Moet je met je
poten maar van de kerststal afblij
ven!” Mare ziet dat het de man is die
vorige week de stal heeft opge
bouwd.
“Laat me los!”, gilt hij.
“Als je hier maar opdondert!”,
snauwt de man weer. En hij geeft
Mare een zet. Die rent weg. Zo hard
hij kan. Een eind verder blijft hij
staan en roept naar de man:
“Rotvent! Rotvent! Kleine kinderen
pakken. Kun je wel!” Dan rent hij
naar huis. Hij heeft niet gemerkt dat
Meneer John, die net uit de kerk
kwam, het hele tafereel gezien heeft.
MOERGESTEL-NIEUWS’ - WOENSDAG 18 DECEMBER 1996
bewondering en met stijgend enthou
siasme bekijken de kinderen elkaar.
Mare kan het niet nalaten ook even
naar Brent, die de Jozef-rol speelt, te
kijken. “Kan er mee door”, denkt
hij. “Kan er mee door!” Dan ziet hij
Jantien! “Wat mooi! Yes!”, denkt
Mare. Ze draagt een witte jurk en
een lichtblauwe hoofddoek, die tot
haar middel reikt. Jantiens donkere
ogen komen extra mooi uit. Ze heeft
haar pop Jacqueline in haar armen.
Meneer John komt als laatste met de
kribbe het kleedlokaal uit. De repe
titie kan nu echt beginnen.
Meneer John is zelf de verteller. En
als iedereen op zijn plaats staat of
zit, begint hij te lezen. “Wat is het
koud in de kerk”, denkt Mare op
eens. Liggend op de trappen van het
altaar, slapend als een herder, kan
hij onder zijn arm door in de kerk
kijken. Hij ziet hoe Jantien met Brent
door het middenpad lopen. Van Na
zareth op weg naar Bethlehem. Als
ze een hele tijd later voor de altaar
tafel op de grond zitten, is het de
beurt aan Mare en de andere her
ders. Femke, de engel, maakt hen
zogenaamd wakker. Mare speelt of
hij opschrikt. Even later zegt hij:
“Kom, vrienden, laat ons naar
Bethlehem gaan. De verlosser is
geboren. Wij moeten hem zoeken!”
Zijn stem klinkt raar in de holle,
lege kerk.
“Ja! Laten we gaan”, roept herder
Bavo. Dan lopen ze weg. Mare heeft
het schaap in zijn handen. Meneer
John, de verteller, zegt:
“En de herders vonden Maria en
Jozef in een stal. Maria had het pas
geboren kind in een kribbe gelegd.”
Dat is het afgesproken teken voor
Mare. Vóór de andere herders uit
loopt hij met het kartonnen schaap
in zijn handen de altaartrappen op
naar Jantien en Brent. Hij gaat Ma
ria het schaap geven. En dan dan
gebeurt er iets verschrikkelijks! Mare
trapt op zijn jurk, struikelt en valt!
“Krak”, zegt er iets in het schaap.
“Au!”, roept Mare en voelt een pijn
scheut in zijn knie.
“Mare, wat doe je?”, roept Meneer
John. De andere kinderen van de klas
schrikken enorm. Op de altaartrap
pen ligt Mare, tranen staan in zijn
ogen.
“Hij deed het expres!”, roept Jeroen.
“Nee!”, gilt Mare. “Ik ik
“Jeroen, houd je mond”, snauwt
Meneer john en buigt zich over Mare
heen. “Heb je je pijn gedaan?”
“J-j-ja!kreunt Mare. Hij kan het
niet nalaten een beetje te overdrij
ven. Als hij doet of hij veel pijn
heeft, krijgen de anderen misschien
medelijden.
“Ik ik struikelde, Meneer John!”,
zegt hij.
“Ik heb gezien, wat er gebeurde,
Mare. Ga maar even op de bank zit
ten”, zegt de onderwijzer. Hij helpt
Mare omhoog.
“Kijk eens naar het schaap!”, roept
Brent opeens. “Het is kapot!” En
inderdaad: één van de houten voor
poten van het beest is afgebroken!
“Tjee!” De kinderen schrikken
enorm. Met zijn allen zijn ze naar de
plaats van het ongeluk gelopen. En
iedereen denkt hetzelfde: “Het
schaap is kapot en vanavond al moe
ten we spelen.”
“Hij deed het gewoon expres”, mom
pelt Jeroen zachtjes. Maar wél zo
duidelijk dat de anderen het kunnen
horen. Meneer John reageert woe
dend:
“Jeroen, houd je mond!”, snauwt hij.
“Ik dacht dat ik een gezellige klas
had! Maar als ik dit nou meemaak!”
Hij pakt het schaap op en bekijkt de
gebroken poot nauwkeurig. “Dat
repareer ik nog wel”, zegt hij. En
dan: “Kom we gaan verder.”
Geschrokken zoekt iedereen zijn
plaats weer op. De repetitie wordt
niks. Het lijkt of de kilte van de kerk
de kinderen lamgeslagen heeft. Zo
akelig is de sfeer de rest van de mid
dag.
aan te kijken. “Wat moet hij? Wat
gaat hij zeggen?”
Meneer John gaat naast Mare op het
bed zitten.
“Ik denk”, begint hij dan, “ik denk
dat ik je moeder een paar dingen
moet vertellen.”
“Over vanmiddag vraagt Mare.
“Ik heb het schaap niet expres kapot
gemaakt Meneer John schudt
met zijn hoofd van “nee” en onder
breekt hem.
“Over begin vorige week”, zegt hij.
"Kijk, het zit zo. Ik heb toen verteld
dat we een kerstspel zouden gaan
spelen in de kerk. En jij wou vrese
lijk graag Jozef zijn.”
Mare kijkt zijn onderwijzer verbaasd
aan. “Hoe weet hij dat?”, denkt hij
en hij zegt:
“Heeft Jantien dat verraden?”
“Nee”, zegt Meneer John, “maar jij
zit nu al weer zo’n maand of vier bij
mij in de klas. En ik begin mijn
Marcje een beetje te kennen.” Hij
glimlacht. “Nou, en toen kreeg Brent
die rol en was onze Mare enorm te
leurgesteld.” Mare staart naar de
vloerbedekking.
“En het vervelende is nu tenmin
ste: ik vind dat heel vervelend, dat
Mare naar die leuke rol van herder
met de pet ging gooien.” Mare weet
dat Meneer John gelijk heeft en kijkt
hem even aan. Diens ogen glimla
chen nu niet meer. Ze staan heel
ernstig.