uren 1939-1945 e oorlogsuren Hef Sfo Vincenfmskuis J K li l IIIII Jij I git» wordt vervolgd... Gedurende de oorlogsjaren hield Broeder Jucundinus M. een dagboek bij van de gebeurtenissen rond en in het St. Vincentiushuis (in de volksmond het ’broederhuis’ genoemd) aan de Bosstraat. Het dagboek stelde hij later ter beschikking aan Ad Wolfs, Oisterwijkseweg 58a. Met de medewer king van Ad plaatsen we het dagboek zoals Br. Jucundinus het eigenhandig schreef in ’n viertal afleveringen in ’Moergestel-Nieuws’. Ook zorgde Ad voor de bij het verhaal passende foto’s. Van daag de derde aflevering. W w tt "I 4 e A '"-3 PAGINA 8 MOERGESTEL-NIEUWS’ WOENSDAG 31 ME11995 «si s - Broeder Lubentius in het ’klaslokaal’ van Duifjes Schoenfabriek. Het klooster St. Stanislaus na de beschieting. Op de voorgrond de puinhopen van de in brand geschoten boerderij. Onze oefeningen deden we grotendeels in de kerk; we hoefden slechts enkele minuten te lopen. Toen echter bijna de gehele dag door geschoten werd, vonden wij het raadzamer alleen maar in huis te bid den. Diezelfde dag (19 september) juist onder het bidden van het officie kwam weer de enorme lucht vloot aanvaren. Het schieten van de mitrailleurs was zo hevig dat we onszelf niet meer verstaan konden. Ongestoord en onverstoorbaar ging de luchtvloot echter zijn gang en ontstak zo een nieuwe hoop in onze harten. ■J We hadden ondertussen routine gekregen in het uit ruimen en verhuizen en tot onze grote vreugde moch ten we alles meenemen: we lieten dan ook geen punaise achter en gingen met opgewekte zin we derom in ballingschap. S| «fee. De volgende dag, 20 september, werd de noodtoe stand afgekondigd. 1Zonder dringende noodzaak mocht men zich niet op straat vertonen. 2. Meer dan drie personen mochten niet bij elkaar lopen. 3. Tussen 8 uur 's avonds en 6 uur 's morgens was het absoluut verboden zich in de open lucht te bevinden. 4. Voor deuren en ramen staan was verboden. Bij overtreding was elk soldaat gerechtigd te schie ten. Voorts werd er nog op gewezen dat helpen, huis vesten enz. van Engelsen of Amerikanen met de dood gestraft zou worden. Wij waren voortdurend 'vanwege dringende nood zaak’ op straat. Nu de kinderen niet buiten mochten komen en ook de groten zich niet durfden te verto nen, had het dorp werkelijk een doodse aanblik. De bevrijding leek verder dan ooit. Op 22 september trok de bezetting uit Moergestel weg. School en huis waren leeg, maar niet vrijgegeven. Van uitzonderingstoestand was toen al niet veel meer te merken. Als de wetten uitgevoerd waren zouden we allen al doodgeschoten moeten zijn. ‘s-Avonds van de volgende dag trok een einde loze rij soldaten, die uit België kwamen, langs onze boerderij. In eendengang, doodmoe, uitge- put, met baarden van meer dan een week, sjok ten ze daar heen. Ze hadden fietsen met en zon der banden, kinderwagens, bakkerskarren, zelfs speelgoedkarretjes bij zich, waaraan en waarin ze hun ransels en geweren hadden gelegd of ge hangen. Wat een hopeloze ellende. De spanning begon weer te stijgen. De pastoor scheen dit ook aan te voelen en hield onder de Hoog mis geen preek. Dit is het werk van de voorzienig heid geweest, want een kwartier na de Hoogmis had een luchtaanval op ons dorp plaats, waarbij ook de mitrailleurkogels door de kerkramen vlogen. De aanval was bedoeld op het grote zustersklooster met meisjesschool waar de Tommies zeker nog Duitsers in waanden. Zoals gezegd was de bezet ting al weg; wel waren juist die dag weer nieuwe kwartiermakers in Moergestel gekomen. De aanval duurde maar tien minuten; ze was echter hevig ge weest... Toen wij gingen kijken stond de prachtige nieuwe boerderij van het klooster in lichter laaie en niemand deed ook maar een poging om te blussen. Een deel van de school lag in puin. Maar het kloos ter zelf met zijn groot aantal oude en zieke zusters... Wij hebben de volgende dagen allen aan het oprui men en herstellen van het klooster meegeholpen en konden ons een goed oordeel vormen van de ontzag gelijke schade daar aangericht. Geen muur of hij was doorzeefd van kogelgaten. En toch -we moesten het weer een wonder noemen- ondanks die hevige be schieting werden maar twee zusters gewond, waar van er een kort tevoren bediend was. In het dorp zelf -in de Postelstraat- werd een meisje binnenshuis door een verdwaalde kogel dodelijk ge troffen. De toestand werd penibel: er kwam’s middags weer een nieuwe invasie van Duitsers die huis aan huis afgingen om inkwartiering, terwijl ook voor de 140 zusters een onderdak gezocht moest worden. In onze boerderijen werden ook hevige duels geleverd er) we slaagden er in iedere groep af te schepen. Ook bij de slager, bij wie een groot deel van onze leermiddelen was ondergebracht, kwamen sol daten. Ze vertrokken de volgende morgen weer met medeneming van die schoolartikelen die ze meenden te kunnen gebruiken. Maar in ieder geval, ze waren weer weg en zo waren op 26 sep tember onze school en ons huis weer leeg. In derhaast plukten we de weinige appels en peren af die in de tuin nog aan de bomen hingen en namen een kijkje in huis en school. Zo intens vuil als die toen waren, hadden we ze nog nooit gezien. De volgende dag (27 september) besloten Br. Christianus en Rogerius een voettocht naar Don gen te ondernemen om Br. Overste, die daar nog steeds op de bevrijding wachtte, het een en ander mee te delen. De volgende dag kwamen ze in gezel schap van Br. Overste en Br. Olfred weer terug. Ons convent was nu gelukkig weer compleet. Onder leiding van Br. Overste gingen we van het min of meer passieve leven dat we geleid hadden nu weer over naar meer activiteit. Er lagen nog kolen in ons huis. De Duitsers hadden er natuurlijk een groot deel van opgestookt en vlijtig gingen wij nu de rest verbergen in de grond. Voorts moest er nog wat ta bak geplukt worden wat ook weer ontspanning gaf. Een alleen-wonende boer met een groot huis nam ons op. We konden onze bureaus in een kamer plaatsen; we aten inde keuken van de boerderij; Br. Francesco kookte in het bakhuis en Br. Over ste had zelfs een kamer tot zijn beschikking. Bovendien konden Br. Overste en Br. Francesco twee kamertjes op zolder als slaapkamer inrich ten. De rest van de broeders moest ‘s avonds weer de diaspora' in. En nu begon de spannendste tijd van de hele oor log. Br. Olfred bevond zich in die dagen in Dongen, waar hij zich voorbereidde op zijn Eeuwige Professie. Als plaatsvervanger was Br. Marius bij ons komen wo nen, maar ook deze zou voor 8 september in Don gen terug moeten zijn om zijn tijdelijke geloften te vernieuwen. Het scheen dat de toestand dit in de war dreigde te sturen. Dinsdag 5 september- de dolle dinsdag- brak de onrust los: de Duitsers vluchtten ordeloos naar het oosten; wij volgden gespannen de nieuwsberichten: Breda zou zijn gevallen. De Duit sers lieten munitie in de lucht vliegen; wij stonden achter de tuin naar de hevige ontploffingen te kijken en niemand twijfelde eraan: het is nog maar een kwestie van een of twee dagen. Br. Christinus had een verhuisbriefje gekregen:hij zou naar Geldrop moeten vertrekken. Kort daarop kwam echter een telegram: nog niet gaan. In een brief die vlak daarop volgde schreef Br. Provinciaal dat Br. Christinus nog maar 'enige dagen’ moest wachten; 'dan zou de toe stand wel anderszijn’, voegde hij er veelbetekenend aan toe. Maar de dagen gingen voorbij en het was alreeds 7 september en Br. Marius was nog in Moergestel. Van vervoer per fiets of ander voertuig was na tuurlijk geen sprake. Toen besloot Br. Overste samen met Br. Marius een voettocht naar Don gen te maken. Het stormde hevig, de Engelse vliegtuigen maakten de weg onveilig, maar zij lieten zich niet weerhouden. Zij gingen! Br. Over ste scheen het in Dongen nogal prettig te vin den, want hij bleef er drie weken. Intussen trachtten wij ons bezig te houden ofschoon van regelmatig werk geen kwestie was. Overigens werden we zowel door de Tommies als de Duitsers zeer goed bezig gehouden. We stonden gewoonlijk buiten om te kijken naar de telkens neerduikende vliegtuigen. Op verschillende plaatsen in het dorp hadden de Duitsers handsirenes aan boom of paal bevestigd en niet zo gauw liet eenTommie zich ho ren of de Duitser trachtte hem te overstemmen. Rond de boerderij waar wij woonden waren mitrail leursnesten gemaakt. Jonge, fanatieke mofjes, met kilovrachten granaten en kogelsnoeren aan het lijf hielden zich gereed. We hadden al genoeg vernomen over de verde digingswerken die aan het Wilhelminakanaal wer- We kregen die middag een warme maaltijd bij de Zusters van het Gasthuis. Slapen konden we bij bur gers. De volgende dag (zondag) namen de Duitsers ook de pastorie in beslag, dus ook de warande. Wederom hadden we niet veel tijd om over onze nieuwe positie te piekeren, want uit alle macht moest er gewerkt worden aan het uitruimen van de pastorie, hetwelk ook voor de Broeders een gedenkwaardig feit zal blijven. Wij vonden die dag onderdak in het Gast huis, waar de vrouwenzaal voor ons werd ingeruimd. Drie broeders sliepen boven op de zolder. De overi gen trokken iedere avond naar burgers. We kunnen zeggen dat we het met het Gasthuis getroffen hebben. Immers: we hadden de kapel bij de hand en de zusters kookten voor ons. Maar van de andere kant werd het daar een saaie tijd, want van school doen was geen sprake. Alles zat propvol. Generaal Kaellner resideerde in ons huis en zijn omvangrijke staf van officieren za ten in alle huizen waar maar enigszins plaats was. Juist in die dagen regende het merkwaardig veel en wij waren gedoemd binnen te blijven, steeds maar in datzelfde zaaltje, waar je bovendien ook nog erg voorzichtig moest zijn, want je was ten slotte bij zusters! Na drie weken niets doen begon de school weer, d.w.z. om de twee dagen kon elke klas twee uur les hebben. We hadden een- zegge een- kamer ter be schikking waar we om beurten les gaven. Gelukkig duurde dit niet al te lang. Een week later sjouwden we met ongebroken moed de banken naar een fa briek- schoenfabriek-, die ingericht zou worden als school! Ook dit ’fabrieksleven’ zullen we niet licht vergeten. De verschillende machines waren natuur lijk blijven staan. Boven onze hoofden liepen de as sen met de drijfwielen. De fabrikant die zijn tijd nuttig wou gebruiken had enige broedmachines in de fa briek staan, benevens enige kuikenrennen. Vier klas sen waren in de fabriek oridergebracht, met als enige afscheiding schoenenrekjes met platen dichtgetim merd. Het minste geluid dat een andere klas maakte was te horen. Het was er benauwd en warm en het was telkens een opluchting als de schoolbel luidde. De hele maand juli en de halve maand augustus hebben we zo aan de lopende band gewerkt. Toen begon de - ditmaal zeer korte- grote vacantie. Op 25 juli waren weliswaar school en huis weer vrij gekomen en reeds de 27ste hadden we weer een eigen dak boven ons hoofd, maar de school behoefde een dusdanige schoonmaak en repa ratie dat we tot het einde van het schooljaar maar fabrieksarbeiders bleven. Onder de vacantie werd de school onder handen genomen en op 1 sep tember begonnen we vrolijk en blij in een geres taureerd gebouw. 1 September was een eerste vrijdag en we vroegen ons bezorgd af of er die dag niets bijzonders zou gebeuren.Tot onze grote verwondering gebeurde er niets en de volgende ochtend togen we opgelucht weer aan het werk. Die dag-‘s middags om 12 uur- werden voor de derde maal school en huis in beslag genomen.... den aangelegd en men vreesde dat de mannen zou den worden opgehaald om te graven. Werkelijk ge beurde dit op zondag 17 september. Onder de Hoog mis kwam de pastoor de kerk binnen en deelde mede dat de mannen door de sacristiedeur naar buiten konden gaan. De gezongen H. Mis veranderde nu in een stille. Wij bleven zitten, ofschoon -wat mij be treft- mijn hart wel wat sneller klopte... Maar’s middags! Honderden zware vliegtuigen ronkten laag over het dorp, alle met zweef vliegtuigen achter zich aan. Jagertjes cirkelden in alle richtingen rond. De jonge soldaatjes schoten, ocharm, met hun mi- trailleurtjes... Zou nu de redding nabij zijn? ‘s Nachts werden we wakker gehouden door onaf gebroken trekken en rijden en schreeuwen van de Duitsers. Een stroom van geruchten verblijdde de volgende dag het dorp. De jonge, dappere manne- kes moesten aantreden, nog een paar extra granaat- jes in hun laarzen steken en nog een vers kogel- kettinkje rond hun hals winden en toen trokken ze heen. Wij juichten. Te vroeg echter. Diezelfde dag kwamen andere soldaten, mannen op leeftijd nu,die hun afkeer van de oorlog niet onder stoelen of ban ken staken. Er werden kanonnen in het dorp opge steld. De volgende dag kwam een antitankkanon ach ter in onze tuin te staan. We voelden ons almaar onbehaaglijker worden. ijwfe 4^ 3 1 11 1» 1» 1F| "••ut - -

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad Moergestels Nieuws | 1995 | | pagina 8