’Als ik buitenlanders tegenkom, vind ik
’t jammer dat ze mij niet verstaan...’
Interessante ontmoetingen 16: Tijn Ketelaars
Ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van Tijn Ketelaars hebben zijn
kinderen een levensloop gemaakt. Bij het doorlezen van dat verhaal, kreeg
ik de mening, dat het zelden zal voorkomen, dat kinderen zo voortreffe
lijk het karakteristieke leven van hun vader weten weer te geven. Het ver
haal over onze gastheer wordt dan ook voor een groot deel geput uit die
levensgeschiedenis, die door zijn kinderen is geschreven.
Werk bij de plaatselijke gemeente
dienst
s>':'
MOERGESTEL-NIEUWS’ WOENSDAG 1 FEBRUAR11995
PAGINA 6
Tijn Ketelaars anno 1995.
Tijn Ketelaars, 22 jaar oud.
Tijn Ketelaars bij zijn plechtige communie op
13-jarige leeftijd.
Tijn, ’ik bedoel: ze hadden de pest aan ’zorgelijk
wérk’, zoals boekhouden en bestuurszaken. Mijn
grootvader en onze ’vadder’ werkten graag met
het ’pèrt’ (paard) op den èkker’ Dat betekende
alles voor hen. Ik weet zeker, dat mijn vader
nooit in een bestuur van welke vereniging dan
ook gezeten heeft. Hij is wel 57 jaar lid geweest
van het gilde St. Joris.’
Op mijn vraag, of ze nooit geen belangstelling
gehad hebben voor de plaatselijke politiek of
zelfs lid van de gemeenteraad hebben willen
worden, volgt het volgende schitterende karak
teriserende antwoord van Tijn, dat eigenlijk al
leen HIJ maar kan geven: ’Och, wat moet ik
daar op zeggen, zowel mijn vadder als ik heb
ben nooit JA tegen NEE kunnen zeggen’.
’Ik heb d’n indruk, dè dè overal in die stee en
durpen gebeurt. Ik kan mee die mensen niet on
derhandelen. Ik heb het liefst mee volk te doen,
dat er hetzefde over denkt als ik; eigenlijk moet
ik zeggen: ik heb gèr te doen met lui, die praten
net als ik, meer van recht op en neer! Ik denk,
dat onze vadder en mènne grootvadder, doordat
ze dieë trammelant niet opgezocht hebben, flink
oud zijn mogen worden, resp. 78 en 85 jaar, en
daarom hoop ik ook nog veul te goed te hebben.
Over zijn jeugdjaren zegt Tijn: ’Daar is wel een
zaterdagse Telegraafkrant mee vol te schrijven,
maar ik geloof, dat dat voor alle mensen van mijn
leeftijd geldt. Weinig geld, 1 kwaaie fiets voor
drie man en een kwartje zondagsgeld, waar
Vandaag publiceren wij wederom een afle
vering in deze serie ’Interessante Ontmoe
tingen’. het is inmiddels het 16e verhaal dat
Gerard Kuijpers schreef over bekende en
minder bekende Moergestelnaren. Vandaag
het verhaal van Tijn Ketelaars van de Oir-
schotseweg. Dat Tijn een smeuïg verteller
is, is bij velen bekend. Het is die reden ook
waarom Gerard zijn verhaal aan het papier
toe vertrouwde.
Als men Tijn Ketelaars tegenkomt en met hem
aan de praat raakt (en dat is niet zo moeilijk want
dat doet men bijna vanzelf) ontstaat er een vro
lijke stemming. Als geen ander weet hij een echte
Brabantse sfeer te scheppen. Hij is een levens
kunstenaar van het zuiverste water, een opvallen
de figuur met een aanstekelijke lach en met
prachtige smeuïge verhalen. Het is ondenkbaar,
dat je hem ziet zonder zijn typische hoed en on
afscheidelijke sigaar en vaak loopt hij op uitzon
derlijk beschilderde klompen. Tijn heeft in ge
zelschap, op recepties of op welk feest dan ook,
volstrekt geen bier of een borrel nodig om een
vrolijke ambiance te creeëren. Hij is geheelont
houder, maar lost dit ’probleem’ uitstekend op
met enkele glazen ’sinas met prik’.
Tijn is een telg uit een echte Moergestelse fa
milie. Vele oudere Moergestelnaren kennen
hem als Tijn van Jan van Peerkes. Grootvader
Peerke woonde vroeger op de Vossenhoorn, in
een oude boerderij. Ze had de nogal eens eer
der beschreven zgn. ’wand- of fitselstekmuren’.
Rond de jaren zestig is deze bijzondere boerde
rij afgebroken. Op dezelfde plek heeft later de
familie Bollen gewoond en thans is er Piet Rij
nen gehuisvest. Tijn is daar geboren.
Juist voor de crisistijd in 1930 verhuisde het ge
zin Ketelaars naar de Heiligenboom waar nu de
familie Ketelaars-Op ’t Hoog woont.
Onze gastheer Tijn zegt over zijn vader Jan en
zijn grootvader Peerke dat het rustige mensen
zijn geweest. Volgens hem hadden ze beiden een
hekel aan ’trammelant’ (wie niet?). ’Ja’, zegt
die paar centen haal ik alle rotzooi van heel het
dorp weg!
Poort antwoordde: ’Tijn, je verricht je werk uit
stekend, maar de tijden veranderen en we moe
ten met de tijden mee; het besluit ligt vast.’
’Ik zei’, zegt Tijn, ’Burgemeesterke, ge moet er
toch eens over nadenken, als gij uw beurs zo ver
open doet. Maar ja, het was niet zijn eigen
beurs...’
De vuilniskar werd dus verleden tijd. Tijn ging
evenwel ook met de tijd mee en schafte de eer
ste drijfmesttankwagen in Moergestel aan. Het
’gevaarte’ had een inhoud van 3600 liter, bijna
5 keer groter dan de toenmalige giertonnen.
Het is kostelijk om Tijn te horen vertellen, wat
er in Moergestel allemaal met die tank is voorge
vallen. Er was in het dorp nog geen riolering.
Tijn heeft heel wat beerputten gelegd. Het kwam
natuurlijk ook nog al eens voor, dat er verstop
pingen in de leidingen in een huis richting zink-
of sterfput zaten. Voor Tijn was dat meestal geen
probleem; hij kon met zijn tractor vacuüm zui
gen en meestal was het probleem dan snel opge
lost. Het is voor mij bijna onmogelijk om de ge
volgen dan de verstoppingen te beschrijven, als
die zo vast zaten, dat er steviger maatregelen ge
troffen moesten worden. Tijn kan er prachtig
over uitweiden.
Zo was het ook eens ergens in de ’Gezwiene
Waai’ fout. Alles zat muurvast. De eigenaar
was ten einde raad, de beerput zat tengevolge
van een lekkage halfvol zand en modder. Met
schop en kruiwagen was er geen beginnen aan.
Tijn was geroepen en zie tegen de huiseige
naar: ’Hij komt los als ik terugpomp, zorg dat
je uit de buurt blijft. Maar zoals altijd, er blij
ven nieuwsgierige mensen, die niet willen
luisteren. Zo, ook een buurman. Ik roep nog te
gen hem: ’Ga uit de weg’. Maar de man dacht,
dat het zo’n vaart wel niet zou lopen en bleef
dus kijken. Ik geef de tractor vol gas en ik draai
de handel open; het begint een beetje te sissen
en te pruttelen en opeens een enorm geweld.
De hele plaats spoot vol, maar ook de door mij
gewaarschuwde persoon zat van top tot teen
onder de blubber en ander stinkend spul. Nooit
van mijn leven heb ik meer gelachen. Ik had
toch gezegd, als ik teruggas geef, dan komt ie
of ie wil of niet.
De man, die helemaal onder de prut zat, zei te
gen Tijn: ’Ik denk, dat ik maar naar huis ga om
een andere jas en boks aan te trekken.’
Ik zeg hem: ’Mens wè hèdde gij daar gelijk in, ik
zou, in zo’n geval ook hetzelfde doen!’
Nog een geval. Op de Oirschotseweg had men bij
een huis een nieuwe erfverharding gemaakt. Een
paar weken later ontstond er echter een groot
probleem; alle leidingen waren dichtgeslibt. Goe
de raad was duur. Uiteindelijk werd gekozen
meestal mog vijftien cent van gespaard werd.
Mar we hadden wel veel plezier’.
’Tegenwoordig heeft de jeugd ook nog wel ple
zier, maar toch anders dan vroeger en bij velen
is het zo, dat ze, als ze honderd gulden trattement
krijgen, ze er tweehonderd nodig hebben en
daarmee wordt volgens mij niet zoveel echte leut
gemaakt als in onze jonge tijd’.
Toch wil Tijn nog wel wat over zijn jeugdjaren
kwijt en wel over zijn lagere schooltijd. ’Als ik al
eens Engelsen, Duitsers of Fransen tegenkom,
dan vind ik het wel erg, dat die buitenlanders mij
niet verstaan. Dat is de schuld van de vroegere
tijd. Toen ik mijn plechtige communie moest
doen, was ik de beste van de klas bij het ’opzeg
gen’ van de Catechismus. Ik kende dè buukske
van voor naar achter en van achter naar voor van
buiten. Ik zeg wel eens tegen ons Mien (zijn
vrouw, red.): ’had ik maar de voornaamste din
gen geleerd en in de rest van de tijd Engels, dan
had thans mijn a.s. schoonzoon in Australië mij
kunnen verstaan. Want eerlijk is eerlijk, die jon
gen in Australië verstaat geen woord van mij en
dat is toch besodemieterd als hij bij de familie
gaat behoren’.
Ik vraag aan Tijn: ’En met die andere schoon
zoon van je in Middelbeers, Corné den Otter,
heb je met zijn taalgebruik ook problemen?’
Tijn lacht: ’Ja, den dieë, die hoeft zijne zin maar
half af te maken en dan heb ik hem al dur’.
Tijn, toch nog iets: Je zegt steeds, die buiten
landers kunnen MIJ niet verstaan, maar kun jij
ze wel verstaan?? ’Jè jè, zegt Tijn, ’houdt er
mar over op’.
Toch heeft Tijn jaren geleden nog wel eens ge
probeerd om Engels te leren. Samen met zijn
vrouw Mien. De reden om die vreemde taal te le
ren was het feit, dat er ieder jaar Amerikanen op
vakantie kwamen, en het natuurlijk onmogelijk
voor hen was, om met die mensen te converse
ren. Alhoewel, met handen en voeten en bewe
gingen met zijn hoofd, bracht hij het toch een
heel eind. Tijn werd om die uitvoerige grimassen
regelmatig dor zijn kinderen geplaagd en uitge
lachen.
Maar ih de Engelse les is nog veel meer gelachen.
Op een avond moesten ze de woordjes ’that’,
’these’ en ’those’ leren gebruiken. De leraar zei,
dat ze thuis ook nog maar eens moesten oefenen,
waarop Tijn op de manier, waarop alleen HIJ dat
kan, opmerkte: ’Die ’those’ zal ik thuis nog wel
een paar keer op moeten schrijven, anders haalt
het niks uit!’.
Heel de klas viel bijna uit de bank van het lachen
en moeder Mien maar kleuren en balen.
Na de lagere school heeft onze verteller nog
wat cursussen op landbouwgebied gevolgd,
maar hij wilde wat hogerop. Met enige moeite
heeft hij het toch voor elkaar gekregen, dat hij
ondanks zijn geringe vooropleiding op de
landbouw-winterschool in Boxtel werd toege
laten, de tegenwoordige M.A.S., de Middelba
re Agrarische School. De start op die school
was zeer moeilijk, maar toen hij eenmaal de za
ken een beetje op een rij had staan, kon hij met
de besten mee.
Van wat hij daar toen geleerd heeft, heeft ie zijn
hele leven plezier gehad. Hij kreeg na die school
diverse kansen op een goede baan in de land-
bouwsfeer, maar hij heeft toch voor boer geko
zen. Tijn: ’De boerderij van mijn vader is toen
in drieën gedeeld en ik ben met mijn vrouw Mien
Wolfs, een dochter van Willeke die op den Vin-
kenberg woonde, begonnen. Ik was toen 28 jaar.
Dat was niet gemakkelijk in die tijd. Wij begon
nen met 4 koeien en 2 vaarzen. Gelukkig hadden
we ook wat varkens en kippen. Omdat ons be
drijf niet al te groot was, heb ik in die tijd ook re
delijk veel loonwerk gedaan. Jarenlang heb ik
met een voor die tijd moderne zaaimachine, maar
nog wel getrokken door paarden, op diverse lan
derijen granen en andere zaden ingezaaid. De be
nodigde paarden werden geleverd door de boer
voor wie ik het werk moest uitvoeren’.
’Ik heb in die tijd ook een prachtig luxe paard op
mijn bedrijf gehad. Vele paardenliefhebbers zul
len zich dat mooie dier nog kunnen herinneren.
Dat paard kon zo goed draven, dat het zonder
problemen een galopperend paard voorbij liep.
Het was een lust om met zo’n dier een kar of wa
gen te rijden. Als ik er nog wel eens een foto van
zie, vind ik het nog steeds jammer, dat ik het,
vanwege een infectie, zo vroeg op moest ruimen’.
Tijn heeft zeker ook wel 10 jaar het grof huisvuil
in de gemeente Moergestel opgehaald en afge
voerd. Hij deed dat werk met veel plezier. Op ze
kere dag hoorde hij echter, dat de gemeenteraad
had besloten om samen met Oisterwijk een vuil
niswagen van meer dan een kwart miljoen gulden
aan te kopen. Tijn dacht: ’Ik ga naar het gemeen
tehuis, want dat is te gek om los te lopen.’ Hij
vroeg een onderhoud aan met wijlen burgemees
ter Poort en zei: ’Burgemeesterke, wat gaat er
nou toch gebeuren? Is het waar, wat er in de
krant staat? Als dat zo is, dan word ik met die
f 400,- per maand nogal onderbetaald. En voor
Zittend v.l.n.r.: Anna Maria Ketelaars, Pirke Ketelaars, Petronella Ketelaars-Schoenmakers (was
een bekend baakster in en rondom de buurt van De Vossenhoorn), Elisabeth Ketelaars. Staand
v.l.n.r.: Driek Ketelaars, Adriana Verstijnen-Ketelaars, Jan van Pirkes (vader van Tijn), Petrus Ke
telaars, Johanna Denissen-Ketelaars en Cees Ketelaars.
w
.w wsm MM