i I s Jan van Beers: ’Wa wilde? ’n Tas koffie ’n borreltje of allebei?’ i s i I 8 •O s Interessante Ontmoetingen 15 'J I a ■fti Jan van Beers, Jantje voor de meeste mensen in Moergestel, wordt op .31 december 1994 80 jaar. Zijn respectabele leeftijd is hem niet aan te zien. Jantje, niet groot van stuk, maar zeer rap van tong begint meteen met de vraag: ’Wa wilde? Een tas koffie, ’n borreltje, of allebei? Ons Anneke heeft de koffie al gezet en wij vatten dadelijk nog een koud borreltje...’. Jantje gaat er vanuit dat ik zowel de koffie als het borreltje graag wil, en ik moet zeggen, dat ie daar ook niet ver naast zit... Belangstelling voor auto’s Verwisseld Geen pruimtabak ’t Is hier vanavond ook feest... B - - - ti MOERGESTEL-NIEUWS’ WOENSDAG 21 DECEMBER 1994 PAGINA 18 Jantje anno 1994. Volgens Jantje heeft zijn vader aan diverse hui zen, die er nu nog staan, gewerkt. Alles moest te voet en om op tijd op zijn werk te zijn moest hij ooit wel een uur lopen. En dus ’s avonds ook weer terug. De verhalen van de oudere mensen over de jaren 1900 tot 1925 zijn nagenoeg allemaal hetzelfde, maar het is toch leuk om ook Jantje weer over die armoedige tijd te horen vertellen. ■•05 ’Ik ben’, vervolgt onze drukke prater, ’nog iets belangrijks vergeten. En wel, hoe ik getrouwd ben geraakt. Dat was in februari 1940, net voor de oorlog’. ’Ik heb Anneke leren kennen bij de H. Eik in Oirschot. Anneke is in Bergen op Zoom geboren. Haar vader werkte bij de Nederlandse Spoorwe gen. Zoals normaal bij de N.S. werd vader Os senblok diverse keren overgeplaatst en kwam zo doende uiteindelijk ook terecht in Boxtel. Als dat niet gebeurd was en ze in Bergen op Zoom was blijven wonen, dan was ons Anneke nooit op be devaart naar de H. Eik in Oirschot geweest’. ’Ik zag ze tijdens de preek zitten en ik dacht, daar moet ik eens mee buurten. Anneke had mij ook al gezien en laat die nou tijdens dat ellenlange verhaal van de pater hetzelfde gedacht hebben.’ Waar het spoor al niet goed voor is... kende ambtenaar, ’dat ik 14 ben’. ’Niets ervan’, zie de overheidsdienaar. ’Als hier 16 staat, dan ben je ook zo oud’. Jantje: ’Het is toch te gek, ik weet toch wel hoe oud ik ben, ik heb ze toch al le 7 op een rij staan!’ Eindelijk, na lang dralen van de man achter het loket, werd er nog eens in de geboorteregisters gekeken en warempel, on ze verteller kreeg gelijk. Zijn naam bleek verwis seld te zijn met die van zijn broer, die ook Jan tje als voornaam had, maar die reeds op jonge leeftijd was overleden. Het is nog een hele heisa geweest om officieel zijn eigen leeftijd weer terug te krijgen. Zijn ouders moesten zelfs met het trouwboekje naar het ge meentehuis. Toen Jantje 18 jaar was behaalde hij zijn rijbe wijs, maar zag toch nog een kans om chauffeur te worden en heeft zodoende dertien jaar tot in 1941 op de schoenfabriek gewerkt. Hij raakte toen zonder werk want de oorlog was inmiddels uitgebroken en wegens gebrek aan grondstof fen werd de produktie gestaakt. ’Ik heb nadien echter vernomen, dat men toch verder is ge gaan met het maken van houten sandalen’, zegt hij. Jantje van Beers is echter een andere weg opge gaan. Hij kreeg al op jeugdige leeftijd belangstel ling voor auto’s. Dat kwam zo. Na de lagere schooltijd van Jant je heeft de familie van Beers een tijdje op de Oisterwijkseweg nummer 64 gewoond, daar waar nu de fam. van Tuyl woont. Achter dat huis stond toen een grote loods, en daarin heeft in die tijd de heer L. Fick onder de naam ’Presto’ een autobusbedrijf gerund. Jantje: ’Mijn vader zorgde voor het onderhoud van het gebouw en het terrein. Het was vooral ’s winters een hele toer om de motors van de bus- sen aan de praat te krijgen. Ik zie het nog voor me; er moest voor warm water voor de radiato ren gezorgd worden, want van anti-vries had men nog nooit gehoord. Ook accu’s bestonden toen nog niet. Men moest met een zwengel met een speciale slag de motor op gang proberen te bren gen. Als je het niet goed deed, dan sloeg de zwen gel met een klap terug en dat had dikwijls zeer pijnlijke gevolgen. Er stonden 3 bussen van het ’T-Ford’ model in de garage; per bus konden 33 personen worden vervoerd. Toen Jantje van Beers nog maar amper 14 jaar was mocht hij al een af en toe achter het grote stuurwiel van de bussen zitten en bij de ritten naar Oirschot mocht hij soms zelfs een stuk al leen rijden. Jantje wist het al gauw zeker. Wat er ook ge- beurde, hij zou en moest chauffeur worden. Toch moest Jantje eerst iets anders gaan zoeken, want voor chauffeur was hij nog te jong. Als 14-jarige ging hij op de schoenfabriek van Van Bommel werken. Voor hij aan de slag kon, moest hij ook vanwege zijn jeugdige leeftijd eerst een werkkaart halen op het gemeentehuis. Daar bleek, zei men, dat Jantje geen 14 maar 16 jaar was. ’Ik weet zeker’, zei Jantje tegen de wat zuurkij- Zoals bijna iedereen was zijn vader ook een ver woed stroper en natuurlijk werd ook hij regelma tig door de veldwachter bekeurd. Tengevolge van een van die verbalen werd hij eens veroordeeld tot een boete van ’Vijf gulden, subsidiair twee dagen hechtenis in 's Herto- genbosch’. Vijf gulden was toendertijd een heel kapitaal en dus koos hij voor het laatste. Hij was ten eerste nog nooit in de Brabantse Hoofdstad geweest en ten tweede: de reiskosten werden vergoed! Hij kreeg diverse instructies mee voor het verblijf in ’Den Bak’. Het ergste voor hem was echter, dat er streng op gelet werd, dat er geen pruim tabak werd meegenomen, want dat was voor Nölleke de konijnenvanger de allergrootste straf. Jantje: ’Het was voor onze vadder onmogelijk om 2 dagen zonder pruimpje door te komen. Hij heeft er toen iets op gevonden; in de hak van een van zijn hoge schoenen heeft hij een gaatje ge boord en daar een rolletje pruimtabak ingestopt. Later vertelde hij altijd vol trots, dat hij de be wakers te slim af was geweest’. Jantje heeft zijn vader honderden keren horen zeggen, dat pruimen zeer gezond was en bijzon der geschikt voor het behoud van het gebit. Zo wel zijn vader als Jantjes broer Willem, die ook pruimde, hebben nooit een tandarts nodig gehad. ’Onze Willem’ (in Moergestel beter bekend als het ’menneke’, dat altijd langs de straat zong), ’had op 87-jarige leeftijd nog al zijn tanden en kiezen’. Tenslotte zegt Jantje over zijn vader: ’Mijn vad der gaf mij en mijn broers goeie raad mee’. Hij zei: ’Als je straks in de maatschappij staat, dan moet je zorgen, dat je goei boerenwerk kunt ver richten’. Dat ’goei’ boerenwerk bestond uit het goed kunnen melken, in de oogsttijd goed met de zicht en prikhaak het graan kunnen maaien. En zeer belangrijk was ook het goed met de schop kunnen werken om grond te verzetten. Als laat ste voorbeeld noemde hij, dat je vakbekwaam moest zijn om met kapmes (ook wel hiep of slig- mes genoemd) houtwallen te kappen, om mustert te maken. ’Zoals je wel bemerkt’, zegt Jantje, ’zijn deze uit latingen van mijn vader, van ver voor het computer-tijdperk’ Deze foto werd gemaakt in 1926. V.l.n.r. zien we Jantje van Beers, toen 12 jaar; moeder Han van Beers-Welten; Anneke Rommen-van Beers, toen 7 jaar en thans wonend Oisterwijkseweg 39; vader Nölleke van Beers en Francisca Mallens-van Beers, toen 10 jaar en thans woonachtig in Tilburg. Terwijl zijn vrouw Anneke een of ander spelpro- gramma op de televisie gaat bekijken, doet Jantje de schuifdeuren dicht, gaat aan de tafel zitten en begint o.a. over Moergestelse mensen te vertel len, die ik echter niet ken. Hij kijkt daar raar van op en zegt: ’Die moette gij kennen, die hebben daar gewoond in die straot en z’n bruur woonde achter den Boerenbond en de die langs die nieu we winkel woont, is zijn zuster. Ik begrijp er niks van, ik heb ze vruuger honderden keren in de bus gehad: ’t zijn echte Gestelse mensen enzo voorts, enzovoorts. Jantje heeft inmiddels een pijp aangestoken, maar door het vele praten vergeet hij er aan te trekken. Hij probeert voortdurend ze weer ro kend te krijgen, doch dat lukt niet. Maar hij blijft maar praten, hij is onvermoei baar; hij houdt alles bij, de krant, de televisie, een grote kennissenkring en dan ook nog zijn grote familie. Hij weet wat er in de wereld te koop is. Jantje is op de Oirschotseweg in een klein huis je geboren. Dat is later afgebroken en is er op de zelfde plaats een groter woonhuis gebouwd en daar woont nu de fam. Rijnen van het café ’t Draaiboompje in. Zijn vader, Nölleke van Beers, was lid van het Gilde van St. Sebastianus van ’t Stokske. In die tijd, (de beginjaren van deze eeuw) was het gebruikelijk, dat op Oudjaar de gildebroeders bij elkaar kwamen om te kaarten en dan tot midder nacht 12 uur ’van oud op nieuw’ speelden. In 1914 wilde ’onze vadder’ op oudjaar ook naar ’t Stokske. Volgens Jantje moet zijn moeder toen echter gezegd hebben: ’Daar komt niks van in. Ge blijft dit jaar thuis, want wij spelen hier van avond ook door; het is hier vanavond ook feest’. En moeder Han van Beers-Welten kreeg gelijk; klein Jantje kwam op de wereld, om vijf minu ten voor twaalf op 31 december 1914. Jantje was het elfde kind van een gezin met der tien kinderen. Vier zijn er reeds op jonge leeftijd gestorven. Zijn vader kwam uit Oirschot en toen hij trouw de is hij in Moergestel komen wonen. Vader Nölleke was van vele markten thuis. Voor zijn trouwen was hij in een zeer bijzonder bedrijfje, namelijk een kwekerij van meelwor- men, gewerkt. Meelwormen zijn geel/wit van kleur; het zijn de larven van de meeltor of meel- kever, die evenwel zwart van kleur is en onder andere leeft van oude restanten van gemalen graan. Zowel vroeger als nu nog, worden de larven ge bruikt als voer voor insekten-etende vogels, die in volières worden gehouden. Het merkwaardige bedrijfje heeft niet lang be staan en toen werd Nölleke opperman bij aanne mer Frens van Laarhoven. W v x W gr

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad Moergestels Nieuws | 1994 | | pagina 18