Dien Ketelaars
Elke avond een rozenkrans
geen rozenhoedje
I
Interessante ontmoetingen (7)
ft
ft
ft
ft
f
ft3
ft
Naar school
ft
ft
ft
ft
ft
s
Verkeringstijd
ft
Prachtige oude namen
Beerhouderij
Drie eieren per jaar
Voor elk biggenstaartje
een dubbeltje
De dagelijkse eetgebruiken
Periode 18 tot en met 33 jaar
Den boer gaan dienen
Iedere avond een rozenkrans,
geen rozenhoedje
ft
Als je met Dien Ketelaars-van Balsvoort aan het buurten raakt, dan valt
het meteen op, dat je te maken hebt met een wilskrachtige vrouw, die nog
midden in de maatschappij staat; maar ook iemand, die kalmte uitstraalt.
En inderdaad, dat klopt dan aardig, want regelmatig komt naar voren: ’Ik
ben een tevreden mens...’.
Eigenlijk wil ze over haar jeugdjaren niet veel kwijt. Ze zegt: ’Ik leef NU
en ik heb elke dag plezier met mijn uitgebreide vriendenkring en ik ben
nog volop actief met mijn diverse hobby’s.’
Op haar vele bedrijvigheden komen we later in dit verhaal terug.
ft
ft-
.4
MOERGESTEL-NIEUWS’ WOENSDAG 2 FEBRUAR11994
PAGINA 8
Dien Ketelaars nu.
Dien ging op vijf-jarige leeftijd naar de le klas.
Elke morgen om zes uur het bed uit en na een
kleine wasbeurt en wat boterhammen op weg
naar de vroegmis, die om 8 uur in Oirschot be
gon (Spoordonk had in die tijd nog geen kerk).
Ze kreeg op school les van de zusters. Deze non
netjes waren in Oirschot van de orde van de
In de serie ’Interessante ontmoetingen’
sprak auteur Gerard Knijpers dit keer met
de 81-jarige Dien Ketelaars.
Zij vertelt over haar nog steeds aktieve le
ven waarin o.a. nog steevast elke week ’n
uurtje zwemmen thuishoort...
De foto bij dit artikel komen uit het fami-
lie-archief. De recente foto werd gemaakt
door onze fotograaf Chris van den Bij
gaart.
ft-
’Als missiezelatrice heb ik jarenlang kalenders of
almanakken rondgebracht. Voor allerlei goede
doelen ben ik rondgegaan’.
’Ik heb voor het goede werk nog steeds belang
stelling. Ik ben nog iedere keer bij ’Toer Mee’
present geweest en ik heb vele mensen als spon
sor aangezocht om Theo Raaymakers met zijn
moeilijk werk te helpen. Dit soort goede werken
heeft voor mij altijd een grote betekenis gehad’.
Toen Dien 21 jaar was heeft ze haar man Piet Ke
telaars leren kennen. Dat was toen maar een
vluchtige ontmoeting, maar 7 jaar later kwamen
ze elkaar op Oirschotse kermis weer tegen en het
klikte meteen. Je kunt toch wel spreken dat het
liefde op het eerste gezicht was. Er werd direct
afgesproken, dat ze een zondag later samen op de
fiets op bedevaart ter ere van de H. Gerardus in
de Weebosch bij Bergeijk zouden gaan.
vervolg op pagina 9
der; de boeren brachten de zeugen soms te vroeg.
De gastzeugen kregen eten genoeg. Het voer
kwam uit de ’Sopketel’.
Natuurlijk wilde ik weten, wat voor ’brouwsel’
uit die ketel kwam.
Dien zegt: ’Ik heb dat dikwijls moeten maken;
het bestond uit wat aardappelen, mangelwortel-
schijven en in de zomerdag altijd ook nog aange
vuld met ’groenigheid’, dat waren meestal brand
netels en/of distel; als toegift werd er ook nog uit
gezeefde kleine rogge bij gedaan. Het geheel
werd dan me enkele mutsterden (takkenbossen)
aan de kook gebracht’.
Dien Ketelaars, die thans in de Past, van Doo-
renstraat nummer 4 woont, is op 17 juni 1912 in
de Soeperdonken in Spoordonk geboren. De
Soeperdonken liggen richting Lennisheuvel. Er
zijn daar in de buurt, volgens Dien, prachtige
wegen waar je heerlijk kunt fietsen. Door de
’natuur-beheersgebieden’ kun je mooie tochten
maken naar Heerenbeek of naar Liempde.
In Oirschot zijn aan oude weggetjes of kleine ge
huchten vaak zeer mooie namen gegeven.
Het klinkt toch heerlijk als je vertelt, dat je in de
’Krukkerd’ de ’Ossekop’, het ’Pandgat’ of de
’Melklanden’ woont; en wat te denken van het
’Ekerschot’ of het ’Helpad’?
Maar de mooiste benaming van een gehucht in
Oirschot blijf ik toch de oerbrabantse naam ’De
Papketel’ vinden. Zo’n schitterend woord voor
een straat staat voor gezelligheid, gezamenlijk
eten enzovoorts. Het is daarom dan ook begrij
pelijk, dat de plaatselijke heemkundige vereni
gingen er alles aan doen om dit soort oude bena
mingen in ere te houden.
Dien komt uit een groot gezin, dat bestond uit
vader, moeder, 9 dochters en 1 zoon. Haar eni
ge broer woont nu nog in het ouderlijk huis.
Vader van Balsvoort bezat een kleine boerderij
van ongeveer 6 hectare. Er lag ook nog veel
woeste grond (hei- en beemdgronden) bij het be
drijfje. Zoals overal in die tijd, is die tater ont
gonnen.
Naast het boerenbedrijfje hadden ze bij Dien
thuis nog een activiteit. In een van de stallen was
een varkensbeer gehuisvest. De boeren uit de
omgeving kwamen dan te voet met de zeugen
naar de boerderijaan een van de achterpoten was
dan een touw gebonden en met behulp van een
dunne stok werden ze richting de Soeperdonken
gedreven.
Als de aangevoerde zeug nog niet voldoende
bruustig (berig) was, dan kwam het dier bij de
beerhouder te logeren. Het varken werd dan in
een hok gejaagd waar vaak nog meer ’klanten’ za
ten. Een goede verstandhouding tussen.de bij
eengebrachte zeugen was dikwijls zoek; menig
maal werd er flink gevochten, gebeten en ge
gooid. Daar komt nog bij, dat de varkens de eer
ste dan niet vraten, omdat ze nog aan die vreem
de omgeving moeten wennen. En als ze dan na
een tijdje berig werden, dan was ’den honger’
wederom over.
Door al dat vechten en weinig eten werd zo’n
zeug soms onherkenbaar. Het kwam voor dat een
dier wel ooit 25% van zijn gewicht kwijt raakte.
Volgens Dien lag dat niet altijd aan de beerhou-
De boerenmensen, waar Dien ’inwoonde’ waren
zuinig maar ook zeer rechtvaardig en er beston
den gebruiken, die tegenwoordig ongelooflijk
klinken.
Zo kreeg elk gezinslid op le Paasdag na het lof
2 gekookte eieren en als iemand jarig was kreeg
die op die dag ook een ei. De totale consumptie
bestond dus uit 3 eieren per jaar per persoon.
Verder waren alle eieren bestemd voor de ver
koop. Die werden samen met fruit verkocht aan
speciale kennissen in Tilburg.
Was er soms eens een ei gekneusd dan werd de
inhoud onder de melk, die voor het mestkalf
bestemd was, geroerd.
Bijzonder leuk vond Dien dat ze van de boer het
zogenaamde ’startjesgeld’ kreeg.
Als de boer jonge biggen afleverde, dan kreeg
Dien voor iedere big 10 cent. Bij een goede worp
kon dat oplopen tot 1,-, in die tijd een heel ka
pitaal.
Dien zegt dat er bij de boer goed gegeten werd;
niemand kwam er iets te kort.
's Morgens werd er een pan vet spek gebakken.
Het vet werd gezamenlijk uit de pan gesopt met
het eigengebakken rogge- en het witte tar
webrood.
’s Middags soep, bijna altijd gemaakt op basis
van erwten of bonen; en in de slachttijd lag er dan
een hiel of een poot van het varken in. Steeds
aardappelen, maar de piepers werden dikwijls als
stamppot opgediend. In Oirschot werd dat ge
recht ’patasie’ genoemd. De groente ervoor kwa
men uit eigen tuin; rode, witte of boerenkool.
Niets werd er
gekocht. In het voorjaar en in de zomer kreeg
men er nog sta en/of sjalotten’spierkens’ bij. Ook
’s avonds werd er warm gegeten.
’Ik heb het’, zegt Dien, ’bij die familie geweldig
naar mijn zin gehad’.
’Op 18-jarige leeftijd ben ik weer naar huis geko
men. Ik ging diverse cursussen volgen, zoals ko
ken en naaien; iedere week 1 dag. Een plezieri
ge bezigheid was die, wanneer ik voor mijn moe
der de Brabantse pofferdmuts naar Moergestel
mocht brengen om te laten wassen en stijven’.
Tn Oirschot hadden de meeste vrouwen, zoals
ook mijn moeder een iets kleiner model dan in
ander dorpen; de muts had lange strikken. Zo’n
muts werd daar ’Knetsmuts’ genoemd’.
’In Moergestel waren de gezusters de Veer, die
woonden waar nu het café ’De Veerkes’ is, een
van de beste adressen, die ik ken, om dit friemel-
werk op te knappen’.
’Na mijn 18e jaar heb ik overal gewerkt. Dat
kwam omdat de enige wijkzuster van Oirschot
regelmatig bij mijn moeder om gezinshulp kwam
vragen. En dat kwam weer omdat wij veel
vrouwvolk hadden. Mijn moeder zei dan ’als ons
Dien het wil doen, dan is het in orde’. De hulp,
die geboden moest worden, was in het algemeen
bij grote gezinnen, waar de moeder ziek, of nog
erger, overleden was. Het was zeer zinvol werk;
ik heb van alles meegemaakt. Ik vond het heer
lijk om dit te mogen doen. Het werken in die ge
zinnen is mij tater goed van pas gekomen’.
’Een leuke herinnering uit die tijd is, toen de
pastoor van Spoordonk mij kwam vragen om
met het kerkzakje rond te gaan om geldelijke
steun voor de in aanbouw zijnde nieuwe kerk
van Spoordonk te vragen. Ik heb toen samen
met meerdere meisjes veel geld opgehaald. Na
het gereedkomen van de kerk kregen wij als be
loning een reisje naar Tegelen aangeboden; wij
gingen samen met de pastoor naar de Pas
siespelen kijken’.
’Voor ons meisjes was dit fantastisch het was bij
na een wereldreis.
Het was een geweldige ervaring op een prachti
ge dag’.
Franciscanessen. Ze moesten worden aangespro
ken met Ma Soeur (mijn zuster). De Mes Soeurs
waren zonder uitzondering buitengewoon vrien
delijk. Zij droegen donkerbruine habijten, om
gord met een wit koord met daarin diverse kno
pen. Ook droegen ze een grote zware kap. ’Je
kon’, zei Dien, ’niet zien of ze blonde of donke
re haren hadden; de haren en de oren waren ach
ter wit linnen weggestopt. Het schoeisel van de
zusters bestond uit houden ’trippen’ met een le
ren band erover; daarin liepen ze blootvoets’.
De zusters waren min of meer slotzusters. Tij
dens de lesuren en de pauze kon men gewoon
met de zuster praten, maar ging men er officieel
op bezoek, dan zat de betreffende zuster altijd
achter tralies.
Dien is met 11 jaar van school gegaan na 6 klas
sen goed te hebben doorlopen. Maar na 3 maan
den moest ze weer terug naar school; het was
inmiddels 1923 geworden en toen werd het 7e
leerjaar verplicht.
Dien kwam met 13 meisjes in een rij te zitten in
de 6e klas; er waren niet meer klaslokalen. Alle
lessen waren dezelfde als die van de 6e klas, maar
2 a 3 keer per week kreeg de 7e klas Franse les.
Na 3 maanden was het ’Onze Vader’ en het
’Wees Gegroet’ een foutloos gebeuren. Maar
Dien is nu alles vergeten.
Dien ging op 12-jarige leeftijd bij een boer in de
buurt inwonen. De huurprijs was f 50,- per jaar
en een zondags-geld van 0,25. de boerenfami
lie was een uitermate degelijk katholiek gezin. El
ke zondag moest ze ’s morgens naar de mis en ’s
middags naar het lof. Na het lof moest ze naar de
Katechismusles.
Ze was ook verplicht om iedere 14 dagen samen
met de boerin te gaan biechten.
Iedere avond werd er in het gezin een ’Rozen
kransje’ gebeden. Een ’Rozenkrans’ bestaat uit
3 ’rozenhoedjes’ en dat bestaat weer uit 5 keer
telkens 1 Onze Vader, gevolgd door 10 Wees Ge-
groeten. De ’tientjes’ van het rozenhoedje wer
den voorafgegaan door Een van de ’overwegin
gen’ van de ’blijde’, de ’droevige en de ’glorie-
vollle geheimen’. De boer, die steeds voorbad,
voegde tussen de Wees Gegroetjes steeds een kort
’schietgebed’ toe. Samengevat werden dus in to
taal 15 Onze Vaders, 150 Wees Gegroeten, 15
overwegingen van de ’geheimen’ en 150 verschil
lende ’schietgebedjes’ gebeden. Aan het eind
werd de Rozenkrans dan nog besloten met een
’litanie’; meestal die van Maria.
Tijdens het bidden gingen de werkzaamheden
gewoon door. De was werd aan de kook ge
bracht; sokken werden gebreid of gestopt en de
aardappelen voor de volgende middag werden al
vast geschild.
Regelmatig kwamen er ’s avonds buurlui kaar
ten. Men speelde een soort Kruisjassen, ook wel
’Katten’ genoemd. De gasten kregen dan alle
maal een beker chocolade’melk’; 1 deel melk en
2 delen water met een beetje cacaopoeder.
Piet en Dien met de kinderen Cees, Ton, Mieke, de tweeling Gerry en Nelly en Henk. De foto werd
gemaakt in de zomer van 1955.