kt if k Wl fatv Mb. .L-*. Zelfstandig boer Bossche markt Omheinen met prikkeldraad De le wereldoorlog Handelsman Onweer Verkeringstijd MOERGESTEL-NIEUWS’ WOENSDAG 22 DECEMBER 1993 PAGINA 18 IO J Tijn met zijn vrouw Gerarda bij hun 40-jarig huwelijksfeest in 1971. MM ■A Staande rechts: Tijn. Beneden zittend rechts is de vrouw van Sjefop ’t Hoog (Vinkenberg), ’n zus van Tijn. In deze aflevering van Interessante Ont moetingen ging onze medewerker Gerard Knijpers op bezoek bij Tijn Sterke op de Reuse Ihof. ’Tijn is zo’n boeiend verteller’, zei Gerard na terugkomst, ’dat het geen probleem zou zijn om met de verhalen ’n boek te vullen’. De foto’s komen weer uit het familie archief van de familie Sterke en de foto an no 1994 komt van de hand van Chris van den Bijgaart. vervolg op pagina 19 |W< 1914 Is voor het gezin Sterke een bijzonder jaar geworden. Via de boer had Tijn vernomen, dat zijn moeder een boerderij met wel 10 hectare grond had gehuurd. Hij zei toen tegen de boer: ’dan is het hier voor mij de laatste dag, ik ga di rect terug naar mijn moeder. Wij begonnen thuis te boeren met nog steeds maar 1 koe, maar er was toekomst en wij hadden ook nog een kalfke’. Toen ze amper 4 weken bezig waren, gebeurde er een ramp. In die tijd was het gebruikelijk, dat de kippen ’s nachts konden roesten op een soort houten verhoging, die boven in de potstal hing. Dat was op de boerderij van Sterke ook het geval, maar van ouderdom was het hout vermeuteld (vermolmd), en de stellage was daardoor erg zwak geworden. Op zekere mor gen toen moeder Sterke de koe wilde gaan mel ken, zag zij tot haar ontsteltenis, dat de roest naar beneden gevallen was en de koe er dood onder lag. Het was een ramp voor het gezin; geen melk en geen geld. Goede raad was duur. Maar als de nood het hoogst is, is de redding nabij. Dit gold ook voor de familie Sterke. ’Dan ben je nog te jong, dan mag je nog niet werken jongeman’. Tijn wist niet wat hij hoorde en dacht een moment aan de 5 harde werkjaren bij zijn huurbaas. De huzaren vervolgden: ’Wij hebben bij onze legergroep twee boerenjongens, die het boeren werk van A tot Z kennen en zolang Nederland niet in oorlog komt, kunnen die twee soldaten het boerenbedrijf verzorgen en jij jongeman moet deze twee knapen bevelen geven’. Tijn was sprakeloos; zijn moeder trouwens ook. Twee knechten, die het land bewerkten, zon der ze de kost te hoeven geven en er nog geld bij toe krijgen. Tijn: ’dit paradijselijk leven heeft voor ons drieën een half jaar mogen du ren’. Binnen een maand werd er weer een koe ge kocht en het duurde geen jaar, of we hadden er al zeven. ’Wij waren ’nen schonen boer ge worden’. ’De 2 huzaren heb ik nadien per kar naar Gilze- Rijen gebracht: ik heb nooit meer iets van ze gehoord of gezien. Ik denk niet dat ze nog le ven’. Het kwam regelmatig voor, dat Tijn met dc boer naar de markt in Den Bosch mocht. Door weer en wind, zomer of winter, reed hij achter op de motor met de boer naar de veemarkt. Tijn vertelt: ’Voor mij is dat later toch een goe de leerschool geweest; ik leerde handelen. Tij dens de aan- en verkoop van koeien liep ik soms wel 3 uur op de markt rond. Al snel kreeg ik door, wat de beste koeien waren. De boer kocht vaak 4 of 5 koeien per marktbezoek. Soms wa- - ren het dieren voor zijn eigen bedrijf maar meestal waren ze bestemd voor buren in de om geving’. ’Op het einde van de markt reed de boer dan met zijn tweewielige knalpot naar huis en ik moest dan met de gekochte dieren te voet vol gen. Het was dikwijls niet eenvoudig om de dieren bij elkaar te houden en ze door te laten lopen. Het is een keer voorgekomen dat een koe op kalven stond. Ik weet nog goed, dat al onder Vught de kalfkoe het vertikte om nog één stap te doen. En het duurde dan ook niet lang, of de koe wierp een schoon vaarskalf. Het was wel een probleem, om dat de boer te laten weten; geen telefoon, geen flets en 4 on willige koeien met een nuchter kalf. De koe met het kalf werd bij een bevriende boer ach tergelaten en ik sjouwde met de drie overge bleven koeien op Haaren aan’. Mijn jaarloon was voor die tijd redelijk geste gen. Óp mijn 15e jaar verdiende ik 65,- per jaar en de wekelijkse ’traktatie’ was opgelopen tot 10 cent; een heel kapitaal. Tot mijn 16e jaar ben ik bij de boer gebleven; het was toen 1914’. Maar er gebeurde iets anders... Jan Scheffers had een leuke dochter: Gerar da. Gerarda en onze verteller kregen een oog je op elkaar. Tijn was inmiddels de 30 gepas seerd en de jonge boerendochter was 11 jaar jonger. De liefde tussen die twee was niet te stuiten, maar toen vader Scheffers het in de gaten kreeg, heeft ie alles, maar dan ook let terlijk alles gedaan om te verhinderen, dat ze elkaar zagen. Tijn was maar een zoon van een weduwe, die een boerderijtje huurde, elf jaar ouder en vol gens Jan Scheffers, te arm voor zijn dochter. Maar liefde is hartstikke blind. Gerarda en Tijn konden elkaar niet missen; ze haalden alle mogelijke toeren uit om elkaar een klein momentje te kunnen zien. Tijn en zijn 22-jarige bruid zijn getrouwd op 19 mei 1931. Het was vroeg dag voor het jonge paar. Tijn moest zijn bruid al ’s morgens om 6 uur gaan halen, want zij moesten om 7 uur in de Lam- bertuskerk in Haaren zijn, wan dan begon de mis. De toenmalige pastoor van den Broek (hoe kan het zo zijn) heeft hun huwelijk ingezegend. Het is een prachtige dag geworden met de gehe le familie van Toon de Mulder die voor muziek en goed eten zorgde en vele buurtbewoners, die het jonge stel blij maakten met diverse mooie cadeaus. Er werd tot diep in de nacht gefeest. Het was voor Gerarda en Tijn een afsluiting van een moeilijke periode; het paar was geweldig op elkaar gesteld en dat had hen door die moeilijke periode heen geholpen. Tijn is erg geëmotio neerd over die tijd van zijn leven. ’Maar’, zei hij trots, ’later is het met de fami lie Scheffers prima in orde gekomen. Men heeft mij volledig geaccepteerd.’ Tijn zegt er tenslotte nog dit van: ’Ik heb wel alles zelf moeten waarmaken, ik heb in die tijd weinig hulp gekregen’. Hun eerste huisje (huisje is eigenlijk te hoog ge kwalificeerd) was een klein stoffig onderkomen op de Langeweg in Haaren, achter de korenmo len van Antony van Loon, de plaatselijke mul der. Zij hebben daar precies 9 maanden ge woond. Op een gegeven moment zei Tijn tegen Gerar da: ’dit is geen huis om er ons eerste kind ter wereld te laten komen. Ik zoek iets anders.’ Maar Tijn wist niet waar! Hij gooide zijn pet omhoog en waar de klep naar toe zou wijzen, daar zou hun nieuwe woon plaats worden. De klep viel richting Moer gestel! -- -4- Inmiddels was Tijn 14 jaar geworden en uiter aard ook sterker. Ze hadden een wei met punt- draad afgemaakt en het werk was voorspoedig verlopen; de boer was goed geluimd. ’Tijn’, zie de boer, ’als je die laatste rol prikkel draad en mij op de kruiwagen zonder te rusten naar huis kunt kruien, dan krijg je een goei si gaar’. De loopafstand naar de boerderij be droeg zowat 20 minuten. Tijn nam het voorstel aan. Halverwege stond een grote veldschuur. Voor de deur hiervan lag een ronde manege, dat is een installatie waarin de paarden rondliepen om voor trek kracht te zorgen tijdens het dorsen van graan. Door de jaren heen was de manege uitgehold tot op een diepte van ongeveer 1 meter. Ze werd niet meer gebruikt en de kuil stond vol met brandnetels en braamstruiken. Tijdens het passeren ervan met de boer nog op de kruiwagen kreeg Tijn een geweldig idee. Hij kantelde de kruiwagen en de boer rolde tus sen de netels en de doornen. Je zag hem niet meer üggen maar je hoorde hem des te meer. Hij vloekte alle heiligen uit de hemel, en die za ten er in de Haarense hemel héél veel. Natuur lijk nam Tijn het zekere voor het onzekere en nam de benen. Hij kroop achter een paar molenstenen van mulder van Loon op de Langeweg. Uiteindelijk had de boer hem toch gevonden. Tijn: ’Nooit van mijn leven heb ik zo veel slaag gekregen. De boer sloeg mij waar hij mij maar raken kon. Alle hoeken van de weg heb ik op de grond gelegen en dan werd ik weer overeind ge schopt. Het was verschrikkelijk, steeds weer die vuisten op mijne bol... en de sigaar heb ik nooit gekregen’. Tijn lacht er nu nog om, dat hij de boer ondanks het pak slaag, toch één keer heeft beet gehad. Toch werd de verhouding binnen het boerenge zin iets beter. Hij kon redelijk goed met de boerin opschieten en met de kinderen had hij een goede band. De boerin zorgde wat beter voor hem en dat deed hem erg goed. Op 19 februari 1932 zijn ze naar Moergestel getrokken. Ze konden in de Duyvekotstraat in Moergestel een boerderijtje huren van de fa milie op ’t Hoog, waar lang de familie Tim mermans heeft gewoond. Inmiddels is deze boerderij afgebroken. Tijn en Gerarda woonden amper 3 dagen in hun nieuwe huis toen er hun eerste dochter Jo werd geboren; zij woont thans op het Stokske, alhier. De begintijd in Moergestel was weer erg moeilijk. Ze zaten volop in de crisis van de der tiger jaren. Er was geen werk te krijgen. Tijn heeft van alles gedaan om aan de kost te komen. Hij hield de grote tuin bij van de familie Witlox aan de Oisterwijkseweg; hij moest daar onder andere met de zeis het gazon ’kort’ houden. De verdiensten waren daar voor die tijd uitste kend. Hij heeft ’den hof van de pastoor be werkt en ook de tuin van Huize de Reuselhof, waar burgemeester Bardoel woonde, heeft hij bijgehouden. Tijn vertelt lachend: ’Ik had in Moergestel wel relaties’. Maar het belangrijkste werk wat Tijn ging doen was de huisslachting. Tijn bezit nog steeds de toen gekochte spullen. Hij liet ze mij wel veel plezier zien; de wetstok en de scherpe messen. Ze waren zo scherp, dat hij er krantenpapier mee door kon snijden. Die genen die zogenaamde ’wit’ slachtten, ver voerde de slachtspullen in een leren tas; daar kon je de ’egalen’ aan kennen. Tijn was niet erkend en hij verborg zijn slachtgereedschap in een juten zak. Hij heeft voor zijn klan- destiene werk nooit een verbaal gehad. Worst maken, hammen uitsnijden en het uitbe nen in het algemeen kon hij als de beste. Op de Oostelvoortjes heeft hij eens een afgemeste zeug moeten slachten, die zo dik en zwaar was, dat ze bijna niet uit het varkenskot kon. Toen Tijn de krulstaart zag zei de boer: ’Ik kan mak kelijk op de rug gaan liggen slapen’, ’en dan kan ik er nog naast gaan liggen’, zei Tijn. Het varken had een kop zo groot als een flinke aardappelmand. ’Durf je er aan?’, zei de boer. Tijn zei: ’gerust, haal maar een zeelke’ (bind touw) De voorpoot werd vastgebonden en bui ten aan de notenboom vastgezet. Het geweldige dier werd omgetrokken en de vlijmscherpe messen zorgden ervoor, dat het enorme gevaar te in de kortste keren naar het ’Varkens-Wal- halla’ was vertrokken. ’Het uitbreken van die onvoorstelbaar wrede oorlog, was voor ons gezin de redding’ zegt Tijn, ’al klinkt dit ongelooflijk. Wij kregen be zoek van 2 soldaten; zij droegen schitterende uniformen en hoge mutsen, versierd met zilve ren kettingen. Het waren Blauwe Huzaren, het zogenaamde ’paardenvolk’. De twee soldaten bleken hoge officieren te zijn en zij zagen di rect, dat ze bij ons aan het goede adres waren. Ze zeiden: ’bij jullie is plaats op de stal, in de schuur en op de schelft (graanzolder)’. ’Op onze boerderij werden 15 manschappen met 15 paarden ingekwartierd. Mijn moeder wist niet wat ze hoorde, toen ze vernam, hoe hoog de vergoeding hiervoor wel was. Ze kreeg 15 cent per soldaat en 15 cent per paard, per dag; dus totaal 4,50 per dag. Het was voor haar een ongekende luxe. Ze kreeg per week het kapitaal van 31,50’. Na enkele dagen kwamen de officieren terug en ze vroegen aan mijn moeder: ’Waar is hier de baas? Wie moet hier het werk doen’ Er werd naar mij gewezen. ’Den dieeë daar bij de water put, daat staat ie!’ ’Jongeman’, zei een van de officieren: ’Hoe oud ben je?’ T6 jaar’, zei Tijn. Toen de twee broers van Tijn van de school af kwamen, moest hij iets anders gaan doen. Hij is gaan ’voermannen’. Hij heeft jarenlang de roomkar (melkkar) van hun buurtgemeenschap naar de melkinrichting in Haaren gereden. Met de hooikar heeft hij hout vervoerd van ooit wel 16 kilometer lang vanaf Haaren naar Hedel, Veldriel en nog verder. Het gezin Sterke maak te een gelukkige tijd door. Op 22-jarige leeftijd is Tijn gaan handelen. Die kunst had ie, zoals al eerder vermeld, goed op de Bossche markt geleerd. Hij bezat inmiddels een ’doortrapfiets’ en ging daar mee de boer op. Hij verhandelde alles: paar den, hitten, koeien, kippen, ganzen, geiten, schapen, honden, duiven en zelfs marmotten. In alles wat liep of vloog heeft hij handel gedre ven. Het was voor Tijn een boeiende tijd, om met zoveel mensen in kontakt te komen. soluut geen spijt van. Hij is direct terug naar de boomgaard gegaan, maakte zelf het karwei af en trok er zich niets van aan wat er met Tijn ge beurde. Onze uitstekende verteller weet nog exact de details van al zijn ongelofelijke ervaringen. Op zekere keer moest hij van de boer op een per ceel van circa 3 hectare naast de rijksweg tussen Tilburg en Den Bosch, hei gaan ’vlaagen’. Dit is het met een ’vlagzeisie’ afkappen van de bo venste heidelaag. Ook dit was zwaar werk. Tijn noemt het een ’Werk van Barmhartigheid’. De plaggen werden op een ’erdkar’ geladen en werden gebruikt als strooisel onder de koeien in de stal. Tijn had ’s morgens een stuk brood en een kannetje koffie (water) meegenomen en werkte heel de dag. Toen de boer ’s middags rond vier uur op de motor kwam kijken, was de kar inmiddels geladen. Hij zei: ’Schiet eens een beetje op, want er zit flink onweer in de lucht’. De weg liep een eind door de hei richting Haa ren en ging dan over in een bospad. Het begon ontzettend hard te regenen. Tijn trok een juten zak over zijn hoofd. Het paard naderde op een gegeven moment een smal ge deelte van de weg, waarnaast een diepe sloot lag. Aan de overkant van de sloot stonden dikke eiken. Plotseling zag Tijn een lichtflits en hoorde onmiddellijk daarop een enorme donderslag. Het paard schrok, sloeg op hol en was niet meer te houden. Vanuit een ooghoek zag Tijn nog juist, dat er een enorme eik van de kruin tot onder aan de stam geheel werd afgeschorst en ontbladerd. Het paard galoppeerde op huis aan. Alles wat op de kar lag, ging onderweg verloren: de vlag zeisie, de drinkkan en al de heiplaggen. Achter de boerderij aangekomen begon de boer te tie ren en te vloeken. Hij sloeg nog net niet. Tijn moest achter op de motor met de boer terug. Ze zagen samen het natuurverschijnsel; ze zagen de ontbladerde eik en ook nog de afdrukken van de hoeven van het paard in het karrespoor. De boer geloofde Tijn. Zonder droge kleren aan moest hij toen de koei en gaan melken; de dag ging voorbij of er niets was gebeurd. Tijn zag wel, dat er nog meer op de wereld rondliep als ’mansvolk’, maar hij had er ge woon geen tijd voor. Maar het moest er toch eens van komen. Ze moesten de boerderij teruggeven en verhuisde toen naar een ander ’gedoentje’, naast de fami lie Jan Scheffers. De nieuwe huurboerderij was even groot als de vorige. Tijn kreeg al vlug kon takt met buurman Jan Scheffers; het klikte meteen en ze hebben veel samen gewerkt, voor al in de oogsttijd.

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad Moergestels Nieuws | 1993 | | pagina 18