De 2 jachtopzieners
Opening
Uitnodiging
Herinneringen uit de
Tweede Wereldoorlog
I
I
I
s
h
"Café Michels"
Bloemen-kadoshop
Sjef en Chris van Huigevoort
|1
B
i
D
aan de Haarendijk 4 te Haaren.
Op donderdag 2 mei a.s. openen
wij
Jeanne en Henk Michels
Tel.: 04117-3185
Ter gelegenheid hiervan nodigen wij
u uit om samen met ons een glaasje
te komen drinken tussen 19.00 en
21.00 uur.
I
I
Wij nodigen a.s. zaterdag 4 mei alle
Moergestelse mensen uit om ons nieuwe
filiaal, Hoevenseweg 62, tegenover de
AaBe-fabrieken, Tilburg, te komen
bezichtigen.
Wederom deed Pater Th. Vermeulen ons een tweetal artikelen
toekomen over zijn belevenissen tijdens de bezetting.
We hopen deze artikelen in twee opeenvolgende weken te
plaatsen. Het eerste dat we deze week plaatsen, handelt over
de 2 jachtopzieners Jan Dolman en Gerrit (Jan) Lentink.
Telefoon 013 - 426664 of 013 - 362734
WIJ HEBBEN VOOR ELKE KOPER, TEGEN INLEVERING
VAN DEZE ADVERTENTIE, EEN LEUKE ATTENTIE.
i
I
i
1
c.
I 4
PAGINA 5
"MOERGESTEL-NIEUWS" - WOENSDAG 1 MEI 1985
Jan Dolman...
Gerrit (Jan) Lentink...
Th. Vermeulen
IS
Jantje Dolman woonde met zijn gezin op Villa
Dennenhoef, gelegen in zijn jachtterrein. Be
sloten werd de schuilkelder te maken op enige
Lang behoefden ze niet op onderduikers te
wachten. Jef van Bommel en Bartje de Greef
melden zich spoedig voor een onderduik
plaats, en werden door beide jachtopzieners
met alle zorg ontvangen. Lang blevenm ze niet
alleen, want een Engels parachutist was ergens
bij het kanaal neergekomen en ontdekt door
Jan Lentink. Deze bracht hem naar de schuil
plaats en werd op de volgende wijze verhoord.
Intussen zij ook vermeld dat de schuilplaats
beter gecamoufleerd werd. Op veilige afstand
werden enkele bijenkorven geplaatst om aldus
de indruk te wekken dat daar ooit een bijen
stand had gestaan. De korven waren leeg, zo
dat de onderduikers ook niet gestoken konden
worden. Het pad naar de schuilplaats toe werd
regelmatig bestrooid met dennennaalden. De
rustige sfeer die er weer geruime tijd heerste
werd verstoord door een gelukkige gebeurte
nis. Meneer Gijs van den Berg ging trouwen en
zou op de villa Dennenhoef gaan wonen. Jan
tje Dolman ontruimde dus de villa en mocht
gaan wonen in het woonhuis dat bij het oude
Trapistinnenklooster behoorde, en binnen de
ommuring van het klooster lag. Met deze ver
huizing werd ook de schuilplaats opgeheven en
overgeplaatst richting landbouwgronden van
de Paters trappisten, waar veel vroeger ooit
een loopgraaf geweest was.
De onderduikers waren tot 7 personen uitge
groeid. Dat betekende dat de echtgenote van
Jantje iedere dag, met haar eigen gezin meege
rekend, voor 12 personen te zorgen had. De
voeding en andere benodigdheden moesten
dus meermalen per dag gebracht worden, zo-
Verschillende fabrikanten uit Tilburg hadden
vóór de 2e wereldoorlog een jachtgebied tot
hun ontspanning. A. van den Berg had een
persoonlijk jachtgebied, terwijl enige anderen
een combinatie van jachtheren vormden. Om
de wildstand van deze jachtgebieden tegen
stropers te beschermen hadden zij 2 jachtop
zieners in loondienst aangesteld.
Beide jachtopzieners besloten wel de Engelse
piloot zo spoedig mogelijk naar Engeland te
helpen ontsnappen. Zij vervoerden hem per
fiets naar Hilvarenbeek en gaven hem aan de
Belgische ondergrondse over. Deze rust was
ook weer niet van lange duur. Drie piloten die
inmiddels bij Janus Rooyakkers ongeduldig
begonnen te worden, werden naar de Schuil
plaats achter Dennenhoef overgebracht. Na
enige dagen werden deze eveneens weer via
Hilvarenbeek naar België gebracht. Het is be
kend dat vele piloten aldus vervoerd en, zij het
veel later, weer in Engeland zijn teruggekeerd.
pakking. Op het station Zutfen kwam controle
van Duitsers, geassisteerd door enkele Neder
landers. Bij Jantje aangekomen werd hem na
tuurlijk gevraagd wat hij daarin had. Jantje
zei: Ik ben rijkspolitie, hetgeen gelukkig on-
middelijk werd aangenomen.
Opgelucht ging Jantje verder. Deze geweren
waren in de villa verborgen onder tabaksbla
den en... ze werden niet ontdekt. Zijn fiets
werd wel in beslag genomen en Jantje werd als
afscheid nog eens hard geschopt. Jantje werd
kwaad en zei: dat moet U beslist niet meer
doen... De Duitsers gingen weg en gelukkig
was die overval goed afgelopen. Beide veld
wachters Piet van Rooy en Geersaem waren in
middels ook gealarmeerd en konden bevesti
gen dat Jantje - Forster - was en gelukkig zijn
er toen geen ongelukken en geen arrestaties ge
weest. Nadat de rust hersteld was konden de
ondergedokenen weer naar hun schuilplaats.
Op de bovenste verdieping van Dennenhoef
woonde het gezin Küller. Deze heer was een
van de eerste Nederlandse piloten, die zich
reeds tijdens de eerste wereldoorlog in Cairo
(Egypte) had gemeld als piloot bij de geallieer
den. Hij was gehuwd met een Amerikaanse
vrouw en spraken onder elkaar Engels. Deze
familie werd gebracht bij de neergekomen pa
rachutist, die na dit gesprek als waar en be
trouwbaar aangemerkt werd. In de schuilkel
der bleken allen veilig te zijn, doch helaas niet
lang. Was er toch iets uitgelekt? Plotseling
kwamen 2 Duitse vrachtwagens met grüne po-
lizei van de richting Tilburg naar de villa Den
nenhoef. Jan Dolman had deze Duitse auto’s
zien aankomen en ging vlug de ondergedoke
nen waarschuwen. Dezen vluchtten richting
Goorven en zochten dekking in het masthout.
De Duitsers zochten de omgeving af en kwa
men schietend in de buurt van de onderduikers
en de piloot. Deze waren zeer beangstigd en
sterk gespannen. Zo zelfs dat ze dachten om
zich over te geven. Gelukkig hebben ze dat niet
gedaan, en kwamen er heelhuids vanaf. Toch
stopten de Duitsers hun verder onderzoek niet.
De boerderij van de familie Hoffmans en de
tuin van ’t Trappistinnenklooster werd afge
zocht doch gelukkig werd niets meer ontdekt.
Achter de villa Dennenhoef werd de fiets van
Jantje ontdekt en in beslag genomen en de vil
la werd van 4 kanten omsingeld met gewapen
de soldaten terwijl een andere groep de villa
doorzocht. Ook dit liep gelukkig goed af.
Jantje had nl. in zijn villa 4 jachtgeweren te
veel. Deze geweren had hij van zijn broer Ber
nard die deze weer genomen had uit de voor
raad die de Duitsers in beslag hadden geno
men. Deze broer was jachtopziener ergens in
de Achterhoek. Jantje die daar op bezoek was
geweest en wat levensmiddelen had meegeno
men, droeg die jachtgeweren in een grote ver-
afstand van deze villa. De reden lag voor de
hand. Zij die gebruik zouden maken van deze
schuilplaats hadden voeding nodig en water
om zich te wassen. Zo waren de taken tevens
verdeeld: Mevrouw Dolman zou de keuken
voor de onderduikers verzorgen en het beno
digde op een afgesproken plaats brengen, zo
dat de onderduikers wisten waar ze hun voe
ding en waterreserves konden halen.
dat hier een klein bedrijf continue in aktie was.
Zonder gevaar was dit niet omdat op de Til-
burgseweg veel Duits verkeer was en een regel
matige Duitse controle-bewaking. Dit was te
danken aan een nieuwe bewoner: een Duitse
Generaal die in de villa van Dolf van den Berg
ingekwartierd werd. Gelukkig hadden we toen
de langste tijd van de oorlog meegemaakt.
Niettegenstaande dat was de Tilburgseweg en
kele malen sterk in de belangstelling van
vriend en vijand. Op deze weg werd eens door
geallieerde vliegtuigen de Generaal bestookt en
eens werden een paar vrienden van ons gevan
gen genomen en naar Vught getransporteerd.
Daar in het concentratiekamp kenden de Duit
sers geen pardon. Beiden werden gefusilleerd
en hun namen staan nu nog gegrift op de fusil-
ladeplaats in Vught: Jan Linthorst en Brüning-
greef.
Dolle dinsdag: de dag van het hals-over-kop
terugtrekken van de Duitsers kwam, en eenie
der wachtte in angstige spanning af: Wat zou
nu gebeuren? Ook de jachtopzieners waren
ondergedoken, maar bleven niet onaktief. Zij
ontvingen een oranje band die voorradig wa
ren bij Leermakers en vernamen tevens hun
bestemming in het verder organisatieplan. Me
neer Karei Schade zou de plaatselijke Com
mandant zijn en beide jachtopzieners onder-
commandanten. Intussen werd een geheim
agent gedropt vanuit Engeland met een gehei
me zender, die bij meneer Schade zijn intrek
nam. Aan deze spanningen kwam een einde
toen de tanks van de Geallieerden op 25 okto
ber 1944 in Moergestel verschenen.
Jantje had van tevoren nog enkele telefoonka
bels van de Duitsers weten door te knippen,
waardoor de Duitse verbinden grotendeels ver
broken waren. Desondanks konden de tanks
nog even gestopt worden door het feit dat de
Duitsers het bruggetje over de Reusel hadden
opgeblazen. Intussen kwamen de vrienden uit
het verzet samen en meldden aan de geallieer
den de plaatsen waar vijandelijke mijnen la
gen, waardoor sommige tanks hun koers wij
zigden. Vanuit Moergestel werd Oisterwijk be
schoten met snelvurend geschut. Wederom
kwamen de verzetsvrienden bij elkaar om de
situatie te bespreken en vroegen de geallieer
den, na Oisterwijk verkend te hebben, de bom
bardementen te staken, daar de Duitsers
Oisterwijk reeds verlaten hadden.
Het verhaal van de 2 jachtopzieners mogen we
niet eindigen zonder een bijzondere dank aan
verschillende boeren die altijd royaal geholpen
hebben bij de bevoorrading van de onderdui
kers.
Jantje Dolman was in loondienst bij A. van
den Berg, Jan Lentink was aangesteld door de
combinatie van jachtheren. De jachtgebieden
strekten zich uit over de Gemeenten Tilburg,
Berkel, Oisterwijk, Moergestel en Hilvaren
beek. De jachtgebieden waren niet aan nauw
keurige afgrenzingen gebonden. Uit veiligheid
werkten beide jachtopzieners samen, en had
den de roepnaam Jan. Zo werd Gerrit Lentink
omgedoopt in Jan. Tijdens de bezettingsjaren
werd de greep op de Nederlandse bevolking
steeds groter. Iedereen werd geregistreerd,
kreeg een persoonbewijs en zijn vingerafdruk
werd vastgelegd. Voeding en kleding kwam op
de bon, dus geransoeneerd. Door al deze
maatregelen kreeg de bezetter ook meer inzage
in de samenstelling van de bevolking. Zodoen
de wisten zij wie ze als arbeidskrachten konden
inzetten in Duitsland, waar een groot tekort
was aan arbeiders. Studenten en andere jonge
mensen werden dan ook opgeroepen om in
Duitsland te gaan werken. Daar een ieder gere
gistreerd was bestond er niet veel keuze; ofwel
gehoor geven aan de oproep of verdwijnen. Zo
ontstond een nieuwe categorie personen die
onderduiker werden genoemd. Dezen moesten
zich dus schuilhouden om niet in de handen
van de bezetter te vallen. Dit gevaar werd nog
groter door het feit dat de bezetter door som
mige nederlanders geholpen werd; o.a. de
N.S.B.-ers. Ook dezen droomden van een
groot Duitsland en waren Nationaal socialist.
In Tilburg leefden veel studenten. Uit voor
zorg sliepen deze bij burger betrouwbare fami
lies, terwijl andere burgers bijzondere schuil
plaatsen ontwierpen. Jan Lentink had een
zoon die in 1940 in het Nederlandse leger had
gediend. Hem was het gelukt naar Engeland te
ontsnappen, en werd vervolgens verder bij de
Geallieerden als militair opgeleid. Beide jacht
opzieners spraken vaak over de oorlogstoe
stand en zagen natuurlijk ook in welke moei
lijkheden jonge mensen kwamen. Zij besloten
toen een schuilkelder te maken in hun jachtge
bied.
I
■T
f
7
- j