Een I fl o HBH 9 -J - Kg s£k? I J. Stroucken. als nog nooit een pastoor met Ons Heer gelopen had: zo ingetogen, zo vroom, zo schijnbaar onthe ven aan al het aardse. De processie ging de kerk uit, over het kerkhofpad naar de pastorietuin. Bij de vij ver stond het rustaltaar opgesteld, met veel bloe men en kaarsen, net zoals vroeger. Daar werd uit volle borst het Tantum Ergo gezongen voor Ons Heer in de mooie monstrans en pastoor Lommers zegende de diep ontroerde mensen met het allerhei ligste. Tot zover was alles normaal verlopen, dat wil zeg gen, zoals het vroeger verliep. Maar toen gebeurde er iets bijzonders. Pastoor Lommers ging weg van het altaar, nadat hij het vaantje van de droevige geheimen voor Ons Heer had geplaatst, en wenkte de mensen om hem te volgen, 'n Meter of twintig van de vijver lag een grote houtmutserd. Pastoor Lommers liet alle men sen in een wijde kring om de mutserd gaan staan. Hij liet zich een grote kaars aanreiken en stak de brand in het dorre hout. Hij nam de wijwaterskwast en ging driemaal rijkelijk sprenkelend rond het vuur, en ook zo met het wierookvat. Toen legde hij plech tig zijn wijde koormantel af, kuste het geborduurde kruis en wierp hem in de vlammen, die inmiddels hoog oplaaiden. Met een enkel, bijna onwezenlijk dwingend gebaar beduidde hij de omstaanders hun processie-attributen in het vuur te gooien. Het leek of een generale hypnose zich van de mensen had meester gemaakt: de kussentjes met geloof, hoop en liefde, de lijdenswerktuigen, de vaantjes, de palmtakken en strooimandjes vlogen op de brandstapel en waren in een mum van tijd verbrand en verkoold. Pastoor Lommers trok zijn koorhemd uit en alle koorhemden en superplies gingen in het vuur en waren reeds verzengd voor ze op het hout belandden. Toen volgde de grote toog van de pastoor en de kleine toogjes van de misdienaars en de kleedjes en habijtjes van de maagden. De pro cessie stond geheel ontluisterd als in extase rond het vuur. Alleen Ons Heer stond nog in volle pracht en praal onder zijn troonhemel op het rustaltaar. Pastoor Lommers ging, met heel de stoet achter zich, naar het altaar, nam de monstrans, maakte ze genend een kruis over de knielende menigte, nam de hostie uit de pixis, nuttigde Ons Heer, en schreed met de monstrans naar het vuur. Niemand was er die zijn hand tegenhield, toen hij, met een bijna moederlijk gebaar, de monstrans in de vlam men legde. Het vuur deed meedogenloos zijn werk: het fijne goud en zilver gloeide en krulde en kraakte en schrompelde langzaam weg. Alles had zich in een kwartier tijd in doodse stilte voltrokken. Men hoorde slechts het knagen van het vuur dat gretig alles verslond wat het werd toege worpen. Pas toen de vlammen zich terugtrokken tot een naamloze gloeiende massa werd de ban van de extase doorbroken. De mensen keken elkaar ver bijsterd aan, toen ze hun pastoor daar zo ontluisterd bij het vuur zagen staan. Er werd niet gelachen, er werd niet gehuild. Zonder een woord te zeggen gin gen ze ieder huns weegs, ieder met zijn eigen ge dachten, want ze wisten niet wat ze er van moesten denken. Ik haat de telefoon, omdat hij vaak zo barbaars overrompelend is. In een mum van tijd zijn za ken bedisseld, en je zit er aan vast. Kun je niet een kerstverhaal schrijven voor Moergestel- nieuws? Je voelt je even gestreeld door je ijdel heid: dat ze mij daarvoor vragen! Je zegt dat je het zult proberen, en voordat je kans krijgt te rug te krabbelen ligt de hoorn aan de andere kant al weer op de haak. En daar zit je dan met je kerstverhaal. Een kerstverhaal anno 1979. Wat kun je daar nou in godsnaam van maken? Als het nou nog voor Libelle of Story of Panorama was, nou ja, dan kun je de oude romantiek wel weer een beetje afstoffen, er hier en daar een vleugje sex over heen sprenkelen, van herders junkies maken, van de drie koningen hasj-dealers en van de engelen een punk-groep. Maar als je anno 1979 een kerstverhaal moet schrijven voor mensen die nog geloven, dan moetje van goeden huize komen. Al schrijvende schijn ik toch in de sfeer te ko men. Misschien groeit er toch nog een kerst verhaal uit. Maar stel je er niet teveel van voor. Als ik mijn stemming van dit moment peil zal het een bizar verhaal worden, waar kerstmis waarschijnlijk bij de engelenharen bijgesleept moet worden. Heel misschien een verhaal met een stichtelijk slot, maar dat zal van mijn stem ming over enkele uren afhangen. Het was allemaal begonnen met die vermaledijde brief van het bisdom. Waarschijnlijk hadden alle pastoors wel zo'n brief gekregen, want op het bis dom hoefden ze toch geen postzegels te plakken. Maar bij de een pakt zoiets nou eenmaal anders uit als bij de ander. Om te voorkomen dat alle in onbruik geraakte devo- tionalia, tot grote schade van de cultuurhistorie, op rommelmarkten en in antiquariaten verzeild zouden raken, werden de pastoors verzocht al deze instru menten en ingrediënten van een overleefde vroom heid, op kosten van het bisdom natuurlijk, naar een verzamelplaats te willen verschepen, alwaar, deo volente, te zijner tijd een museum voor kerkelijke kunst en cultuur zou verrijzen. Volgde een gedetail leerde lijst van alle bedoelde devotionalia. Pastoor Lommers had de brief wel vier keer aan Hanneke voorgelezen, en de eerste dagen was hij briesend geweest, en wel tien keer was hij naar de pastoriezolder geklost en had daar al die ingrediën ten en instrumenten van een overleefde vroomheid met verliefde blik aangestaard; de paarsfluwelen kussens met de martelwerktuigen, de groen met de symbolen van geloof, hoop en liefde, de vaantjes van de blijde, droevige en glorievolle geheimen, de manteltjes van Barbara en Caecilia, de habijtjes van grote en kleine Trees, de mandjes waar 't strooisel van jaren her nog in zat, de processiebellen, de rode en blauwe togen, en 't prachtige brokaten baldakijn met de vier flambouwen. Hij had altijd nog gehoopt dat ze vroeg of laat weer voor den dag mochten ko men, dat 't tij nog wel eens zou keren. In de sacrestie had hij al zijn kasten en laden over hoop gehaald om z'n kazuifels, tunieken, dalmatie- ken, velums en koorkappen, z'n relikwieën, z'n ci bories en kelken en vooral z'n prachtige monstrans, een van de oudste en mooiste van 't bisdom, nog eens te bekijken. Toen was hij enkele dagen heel stil geweest. Hij had een brief willen schrijven aan het bisdom, waarin hij zichzelf compleet met toog en steek en stola en wij waterskwast en alles er op en er aan als mu seumstuk aanbood. Hij had hem ook geschreven en aan Hanneke voorgelezen, maar hij werd niet ver stuurd. Na enkele dagen was zijn stemming plotseling om geslagen naar een uitgelatenheid die Hanneke nooit van hem had gekend. Hij zong liedjes die Hanneke nooit van hem had gehoord en die ook beslist niet vroom waren. Hij zat, waar Hanneke bijzat, te gek scheren met de kostersvrouw in de keuken. En toen hij wel zag dat Hanneke zich geneerde had hij haar met de volle hand een klap op d'r schouder gegeven en gezegd: kop op, Hanneke, we zijn toch ook maar mensen! Hanneke zou 't nooit aan iemand beken nen, maar toen had ze een paar nachten de kamer deur op slot gedaan. Maar het ergste moest nog komen. Vrijdags na school stuurde hij alle misdienaars op pad om te gaan rondzeggen dat het zondags om drie uur lof met processie zou zijn. Zaterdags moest Hanneke samen met de kostersvrouw de bellen poetsen en de wierookvaten en de vier flambou wen. Alles werd netjes klaargelegd voor de proces sie. Dat was in geen jaren meer voorgevallen. Het gerucht verspreidde zich tot ver in de omtrek de zondagsmiddags zat de kerk mudvol. Er waren lief hebbers te over om Trees en Treeske, Barbara en Caecilia te zijn, en de jongens en meisjes raakten bijna slaags om de vaantjes, de kussentjes en de mandjes. En toen de stoet begon te trekken waren er opeens weer overal rozenkransen en Mieke Bar tels begon spontaan, tussen de processieliederen in, de blijde geheimen voor te bidden. En Pastoor Lommers liep onder het baldakijn met Ons Heer, zo- was geweest bracht hij steevast een gebakje of een paar bonbons voor Hanneke mee. Ze hadden het samen zo kwaad nog niet. Eigenlijk pasten ze veel beter bij elkaar dan de koster en zijn vrouw, want die kon je ooit op de pastorie horen kijven. Er waren wel pastorieën waar het anders was, dat hoorde ze genoeg op de huishoudsterskrans van 't dekenaat. Er waren wel huishoudsters die beweerden dat ze hun kamer altijd op slot deden. Waarvoor zeiden ze er niet bij, maar 't liet zich raden. Maar sinds september van dit jaar was 't zomaar in eens veranderd. Niet dat pastoor Lommers lastig, of vrijpostig of uit de hoogte geworden was, was dat maar waar. Daar kun je jezelf tegen wapenen, en dat zijn van die bevliegingen die vanzelf wel weer overgaan. Nee, hij was helemaal, maar dan ook he lemaal veranderd. Hij liep voort rond met lange, grij ze haren, een spijkerbroek met franjes en een rood geruite jopper. En dan te bedenken dat hij al tegen de zestig liep! En dat was dan nog maar de buiten kant. Dit alles was nu drie maanden geleden. De pastoor was sinds die zondag met stomheid geslagen als Joachim. Hij wou wel praten, maar hij kon het niet. Zijn parochianen hadden de wacht betrokken rond de pastorie en weerden iedereen die niet uit Duffe len kwam. 's-Zondags kwamen ze op uur en tijd naar de kerk. Pastoor Lommers las geen mis, preek te niet, maar hij was er, in zijn spijkerbroek en zijn rood-geruite jopper. En nu was het daags voor kerstmis in Duffelen, en trouwens ook overal elders in de wereld waar men het kerstfeest op 25 december pleegt te vieren. Pastoor Lommers zat al urenlang te staren naar de grote sneeuwvlokken die traag en geluidloos naar beneden dwarrelden en heel Duffelen met een witte duffel bedekten. Er was niets afgesproken, maar toch was al 't man volk die zondagavond bij elkaar in 't zaaltje van Toon Schel. De meester had een telefoontje gehad van het bisdom, en van Brandpunt en van Achter het Nieuws. De reportagewagens waren al onder weg. Ze zouden allemaal in 't nieuws komen als ze niet allemaal afspraken te zwijgen als het graf. En Janus de Smid, anders een man van weinig woor den, zei, dat ze als één man achter de pastoor moesten staan, omdat ze ook bij het vuur achter hem hadden gestaan. Het was en heilig vuur ge weest, zei hij, waarvoor ze allen de verantwoorde lijkheid moesten dragen. Het was daags voor Kerstmis in Duffelen, en trou wens ook overal elders waar men dit feest op 25 de cember pleegt te vieren. Pastoor Lommers zat nu al urenlang voor het raam van zijn kamer te staren naar de grote sneeuwvlok ken die traag en geluidloos en zelfs nauwelijks stoei end naar beneden daalden en heel Duffelen met een witte duffel bedekten. Maar deze vredige gedachten speelden niet door het ruigbehaarde hoofd van pastoor Lommers. Het ging niet goed met de pastoor, helemaal niet goed. Het leek wel of er van de ene dag op de andere ze ven duivels in hem gevaren waren, niet van die wil de, wulpse duivels die Antonius met het varken in de woestijn hadden gekweld. Nee, de duivels van pastoor Lommers waren niet schilderachtig, ze wa ren stom en knagend en triest en onzeker. Heel het dorp kon er van meepraten, de meester, de smid, de koster, de melkboer, enfin iedereen die met de pastoor te doen had, en dat was iedereen. Want wat was Duffelen nou eigenlijk anders op de kaart van Nederland dan het toevallig strontje van een eendagsvlieg: zo'n dikke vijftig huizen en boerderij en in een wijde straal rond de kerk van de heilige Isi- dorus. Maar het gekke was dat er in het dorp weinig over gepraat werd, want ze voelden zich er allemaal te veel bij betrokken, en wie over de duivel praat Maar vooral Hanneke, de huishoudster op de pasto rie, had het er moeilijk mee. Als jong meiske was ze haar tante opgevolgd op de pastorie, en ze had er nooit spijt van gehad. Ja, ze had wel eens een scharreltje gehad met de oudste zoon van de koster. Maar toen die al gauw over trouwen begon te praten was 't voor Hanneke welletjes geweest. Ze wou en ze kon de pastoor en de pastorie niet in de steek laten. Want pastoor Lommers was een man uit duizen den, en Hanneke voelde zich op de pastorie meer kind aan huis dan huishoudster. Door de week at de pastoor bij Hanneke in de keuken en 's-zondags at Hanneke bij de pastoor op z'n kamer. 's-Avonds ba den ze samen het rozenhoedje, jokerden een paar spellekes, keken samen naar de televisie als er iets bijzonders was, en dronken samen een glas wijn voor ze naar boven gingen. Als de pastoor 's-nachts uit zijn bed gehaald werd voor een bediening stond de hete koffie voor hem klaar als hij terugkwam, en als de pastoor naar de krans of naar een receptie I Z vq ffi

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad Moergestels Nieuws | 1979 | | pagina 11