cultuur?
A. Dooremalen
Twee normen om
plezier te hebben.
kerstgroepen
WM5 V er lovingsringen
in alle maten en
prijzen.
WAT IS
H.D.Z.
THIELEN
^RÏNGEN
TBOUN-s VEPL0VINB5
KERSTMIS
DE GEMASKERDE RÜITER
IK WAS EEN
AMERIKAANSE SPIONNE
tIn het licht van de ster/
Verlovingstijd
W. Hoogland
No. 50
UITGAVE VAN: DRUKKERIJ NICO HOBBELEN
RIJEN - TELEFOON 343 (K 1692) - POSTGIROREKENING 28.32.41
Stationsstr. 84, Rijen
(jTEGEN EN TWINTIGSTE JAARGANG^)
BIOSCOOP RIJEN TEL. 303
(^ZATERDAG 15 DEC. 1956
Weekblad Qilze-Rijen
het
Cultureel werk.
Wij leveren U zeer mooie
Kerstkaarsen
De kwaliteitszaak met de lage prijzen.
Nieuwstraat 42, Gilze, Tel. 367
Meer dan brood alleen^
Dat heeft het inderdaad. Uit de tien
ver
geld
van
con-
Woensdag 8 uur.
De prachtige kleuren film
een grote
of een
van
Kerst- en
verschillende verklaringen voor het woord
cultuur zoeken wij er een uit, die hier van
toepassing is. Welnu: cultuur is alles, wat
het leven waard maakt geleefd te worden.
Voor het leven-zonder-meer is alleen maar
voedsel nodig en kleding en een onder
komen ter beschutting tegen de kou. Maar
de mens verlangt terecht iets méér van het
leven dan alleen maar brood, een stel
kleren en onderdak. Als kind gaat hij
naar school, hij leest graag een boek of
hij maakt muziek of zingt of speelt toneel
of geniet als anderen dat doen. Hij zoekt
ontspanning na het dagelijks werk en ont
wikkeling. En al dit andere, dat nu niet
precies nodig is om in leven te blijven,
behoort tot de cultuur.
aan lage prijzen. Ook groepjes
voor klein-behuisden.
Q Kerstkaarsen en kaarsjes Q
Neem eens proef met onze
devotielichtjes.
Nieuwjaarskaarten.
Zaterdag 8 Zondag 6.15 en 8.30 uur
Adembenemende belevenissen van Ame-
rika’s Mata Hari. Zij zette haar eer en
haar leven op 't spel. Toegang 14 jaar.
Een goed gezins Kerstboek van K.A.B.
Cultuurdienst.
Cultureel werk begint dicht bij huis!
Cultuur is een woord, waarmee tal van
beste brave burgers aan het schrikken
gemaakt kunnen worden. Het lijkt een
modewoord van deze tijd te zijn. Op elke
krantenpagina komt het minstens eenmaal
voor. En ook in allerlei toespraken schijnt
het niet gemist te kunnen worden. Maar
ondanks dat zegt het de meesten van ons
bitter weinig. Vraag honderd mensen wat
nu eigenlijk cultuur betekent en negentig
zullen hun schouders ophalen en zeggen
dat het hun boven de pet gaat. Van de
tien anderen krijgt ge totaal verschillende
antwoorden. En het merkwaardige is, dat
die tien verschillende verklaringen mis
schien stuk voor stuk even goed zijn.
Cultuur is een begrip, dat heel veel
inhoudt. Kasten vol dikke boeken zijn
erover geschreven en zeergeleerde heren
kunnen er dagen lang met elkaar over
praten. Dat doen ze dan ook regelmatig
op conferenties, congressen en studie
dagen. En in hun knappe redevoeringen
schudden ze het woord cultuur in allerlei
toonaarden zo maar uit hun mouw. Wie
zelf toevallig niet hooggeleerd is en toch
graag wil weten wat cultuur eigenlijk
betekent en waarom er zo druk over ge
praat en geschreven wordt, moet niet naar
zo’n congres gaan. Hij zal er niet veel
wijzer worden. Zelfs niet op een congres
over een onschuldig lijkend onderwerp
als „Cultuur en plattelandsgezinnen”, zoals
vorige maand in ons land gehouden werd.
Want ook daar werd gesproken over de
„temporale discontinuteit in de cultuur
overdracht op het platteland”, en meer
van dat soort zaken. Het begrip cultuur,
waarover ge nu eindelijk eens wat meer
wilt weten, wordt bij zulke gelegenheden
begraven onder een vracht wetenschappe
lijke vaktermen, waarvan het merendeel
niet eens in een woordenboek te vinden is.
De vermetele avonturen van een onver
schrokken gemaskerde en onbekende
wreker van onrecht in het wilde Westen.
Toegang 14 jaar.
De dorpsfanfare, die iedere week met
toewijding repeteert om op de eerstvol
gende uitvoering zo goed mogelijk voor
de dag te komen, dient dus een culturele
taak. En óók de zangvereniging en de
toneelclub. En evenzeer de vereniging, die
in de wintermaanden lezingen met licht
beelden organiseert over andere landen en
volkeren en het bestuur van de plaatse
lijke bibliotheek, dat woekert met be
perkte middelen om het boekenbezit op
peil te houden. En niet in de laatste plaats
de onderwijzer, de man, die uit allerlei
archieven telkens weer meer bijzonder
heden weet te putten over de geschiedenis
van de eigen gemeente of streek.
Zij allen dienen de cultuur, al zijn zij
er zich misschien niet eens zo van bewust,
zodat de burgemeester er goed aan doet,
er bij gelegenheid eens de aandacht op te
vestigen. En zij verdienen de sympathie
en de steun van de gehele plaatsclijke
gemeenschap.
niet meer naar bioscopen behoren te gaan,
geen Carneval mogen houden, of kermis?
Natuurlijk niet. Wij zijn mensen en blijven
dat voor 100% tot onze dood toe.
We hebben behoefte ook naar
lichaam ons eens te laten gaan.
Maar vooropgesteld, dat wij aan onze
katholieke beginselen vasthouden en dus
onze vreugde stellen op het peil, waarop
ze in de katholieke levensopvatting be
hoort te staan, zullen we tijd en maat we
ten vast te stellen voor onze manier van
Carnaval en kermis vieren, voor ons bios
coopbezoek en onze lust tot dansen. En
gaan we eens over de schreef, dan zullen
we terugkeren tot het punt van uitgang,
dat onveranderd blijft, ook in de twin
tigste eeuw: „Weest altijd blijmoedig in
de Heer.”
Steun nodig!
Oók de steun van hen, die een hogere
trede op de culturele ladder hebben be
reikt, maar zich al te vaak afzijdig houden
van plaatselijke activiteiten op het cultu
rele erf. Hun culturele behoeften liggen
op een hoger plan en kunnen misschien
niet in de eigen kleine gemeente bevredigd
worden. Het is hun goed recht, het elders
te zoeken. Maar zij verzaken hun plicht
tegenover de plaatselijke gemeenschap als
zij niet ook daadwerkelijk belang stellen
in wat er te plaatse gebeurt. Zij hoeven
niet mee te blazen in het muziekkorps, of
mee te zingen in de zangvereniging of mee
te spelen in de toneelclub. Maar zij kunnen
respect tonen voor de culturele werkers
in eigen omgeving, hun bijstaan met raad
en daad of met financiële steun, waaraan
gewoonlijk zo grote behoefte is. Hun erva
ring en medewerking kunnen niet worden
gemist, wil dat eenvoudige plaatselijke
culturele leven langzaam maar zeker op
een hoger plan kunnen komen. Juist deze
culturele activiteiten maken het leven in
de plaatselijke gemeenschap waard geleefd
te worden, zélfs al liggen ze op een be
scheiden niveau!
In opdracht van de Cultuurdienst der
K.A.B. heeft Uitgeverij de Lanteem te
Utrecht een bundel verzen en verhalen
rond het feest van Christus Geboorte uit
gegeven, die in zijn opzet, om goede
Kerstlectuur te brengen zeer goed ge
slaagd is.
Even ongecompliceerd en veelzijdig als
het Kerstfeest, bevat dit boek in een aan
trekkelijke verscheidenheid verhalen en
gedichten van binnen- en buitenlandse
schrijvers, bekende en minder bekende
auteurs, die allen vanuit hun landsaard
bepaalde instelling het mysterie
het Kerstkind beschrijven.
Nadat Albert Kuyle de krans
kerkelijke feesten rond Kerstmis laat
trasteren met de Kerstmis „van het ge
voelig hart en de volle maag”, laat dit
boek, waarin zeventien grote verhalen
van Antoon Coolen, Rogier van Aerde,
Jan Derks, Albert Kuyle, Selma Lager-
löff, Lia Timmermans, Toon Rammelt, Jac
Schreurs en anderen zijn opgenomen, de
dingen van deze wereld zien „in het licht
van de ster.”
Als groot voordeel van dit boek moge
verder vermeld worden, dat iedere bij
drage een verkwikkende ruimte tot den
ken laat. Tenslotte zijn deze verhalen niet
bepaald aan het lezen op Kerstmis gebon
den, doch kunnen het gehele jaar gelezen
en zoals gezegd overdacht worden.
Bijzonder spreekt de lezer „De wieg,
die St. Joseph maakte”, aan, waarin Albert
Kuyle levendig schilderend een prachtige
legende rond het ambacht van St. Joseph
opbouwt. „Tussen Athene en Napels”
van Willem van Veenendaal valt mis
schien iets buiten het bestek van deze
bundel.
Hoewel de meeste verhalen artistiek
verlucht onder andere door C. Boost,
op volwassenen zijn afgestemd, is er voor
de kinderen toch ook iets in te vinden.
De prijs van dit kerstboek bedraagt
voor K.A.B.-leden 3,90, voor niet-leden
4,90.
Dicht bij huis.
Ge kunt voorlopig beter dicht bij huis
blijven en in eigen omgeving eens rond
zien naar een antwoord op uw vragen.
Daar jubileert bijvoorbeeld de muziekver
eniging in uw gemeente. De burgemeester
komt feliciteren. Hij houdt een toespraak,
waarin hij hulde brengt aan de nagedach
tenis van de oprichters van het korps, die
de gemeenschap zulk een belangrijke dienst
hebben bewezen. „Zij gaven immers,” zo
zegt de burgemeester, „de stoot tot een
stuk cultureel werk van grote betekenis...”
De negentig toehoorders, die zoeven nog
hun schouders ophaalden, begrijpen er nu
nog minder van. Cultuur was toch iets
geleerds, dat thuishoort in de studeer
kamers? Hoe komt het dan zo plotseling
op dit eenvoudige dorpsfeest verzeild?
Heeft hun eigen muziekkorps ook iets met
cultuur te maken?
Dikwijls hefi ik, wanneer ik in
stad kwam, voor de ramen van hermetisch
gesloten nachtclubs gestaan. Daar hangen
foto’s van vrolijke mannen en vrouwen,
die ten doel hebben de voorbijganger te
suggereren, dat je in die tent plezier kunt
hebben. Hetzelfde is het geval met biosco
pen, tingel-tangels, kermissen enz. In
kleinere gemeenten wordt in de regel niet
zo uitbundig het plezier aangeprezen, maar
daar zijn toch de dans-avonden in het
dorp, of de aanlokkelijke pleziertjes van
de naburige stad toch ook weer op kleinere
schaal het middelpunt van wat velen na
jagen. De kranten en weekbladen, die tot
het meest afgelegen huis doordringen, pro
beren in hun advertenties ook dat
maak aan te prijzen: ze verdienen er
aan. De plezier-organisators smijten met
grote sommen voor de reclame. En de
gewone man laat zich gewillig overreden.
Dit verschijnsel moeten we goed onder
kennen: het is een merkwaardig feit in
onze tijd en nog wel een gevaarlijk feit.
De vermaakscentra renderen goed en er
wordt grof geld verdiend al zijn ze er bij
honderdtallen. Omdat de mens van 1956
veel vermaak zoekt. Hoe meer geld we
verdienen hoe beter het ons gaat, des te
meer verlangen wij van het leven te genie
ten. Het is niet zonder reden, dat de Kerk
zich ernstig bezorgd maakt over deze, onze
houding tegenover het leven, die tot diep
in de katholieke kringen is doorgedrongen.
Want het is allerminst een christelijk
gedrag, dat wij daarmede ten toon sprei
den.
Integendeel. In het Epistel van de derde
zondag van de Advent laat St. Paulus
een heel ander geluid horen; hij spreekt
ook over blijdschap en over plezier, maar
over een heel ander soort. „Broeders
weest altijd blijmoedig in de Heer, nog
eens zeg ik, weest blijmoedig.” Het wordt
ons katholieken dus niet verboden blij te
zijn en plezier in het leven te hebben.
Onze levensopvatting is niet zwaar cal
vinistisch met een uitsluitende nadruk op
onze verdorvenheid en zondigheid. Onze
levensopvatting is ook niet die van wat
men tegenwoordig als existentialisme be
stempelt, de platte zwaarmoedigheid van
Sartre, neen, zegt St. Paulus, laat uw
goedheid aan alle mensen zien. Maakt u
nergens bezorgd over, maar geeft u over
aan God.
„En dan moge de vrede van God, die
alle begrip te boven gaat, uw hart bewa
ren in Christus.
Dat is dus de grote tegenstelling tussen
de wereld, waarin wij leven en ons, die
ons krachtens het H. Doopsel en H.
Vormsel in dienst van God hebben ge
steld. Onze vreugde behoort te ontsprui
ten aan die relatie met Hem. En dan zijn
we innerlijk blij, altijd en heel soliede.
Wil dit nu zeggen, dat we dus helemaal