Herfst
St. Paulus laat ons
zien, zoals wij zijn.
Hoe wordt
misdadiger
een mens een
Boem bij de
Luchtmacht
oogsttijd in de natuur*
HARMONIE BIOSCOOP
("zeven en twintigste jaargang^
SOMBRERO
ZATERDAG 18 SEPT. 1954
No. 38
UITGAVE VAN,- DRUKKERIJ NICO HOBBELEN -
RIJEN
- TELEFOON 343 (K 1692) - POSTGIROREKENING 28.32.41
15e Zondag na Pinksteren.
ons
vroeg:
RIJEN
Telefoon 303
programma 1954
theaters van
Zaterdag 18
Weekblad QilzeRijen
Zondag 19 Sept, om 3 uur speciale fa
milie en kindervoorstelling van 't GE
HELE AVONDPROGRAMMA tegen
verlaagde prijzen 35 ct. en 50 ct.
Plaatsbespreken 10 ct. Bespreek tijdig
en voorkom teleurstelling.
Deze week brengen wij U het Kermis
van een der grootste
Tilburg. Slechts twee dagen
en Zondag 19 Sept, om
8 uur.
Met de, bekende komiek Nils Poppe
De meest spectaculaire Boem film, welke
ooit vervaardigd is. Bij de luchtmacht
beleeft Boem de meest dwaze avonturen,
maakt een noodlanding in Lapland en
vindt het meisje zijner dromen. Avontuur,
spanning en vrolijkheid.
Alle leeftijden.
Wij verwachten: een der meest bespro
ken films van dit jaar ANNA, en „De
terugkeer van Bulldog Drummond".
ding vormt tussen de uitbundige levens
volheid van de zomer en de dood van de
natuur in de winter. In de herfst ziet men
de laatste opflikkeringen van 's levens
schoonheid in een bedauwd spinneweb of
in een glanzende baan van zonlicht, die
de nevel doorbreekt.
De herderlijke brieven, welke in de eer
ste dagen van het Christendom werden
geschreven, zijn voor ons nog altijd
actueel. Elke Zondag zijn zij voor ons als
bronnen van wijze lessen, in het bijzonder
die van St. Paulus, die met een aan barm
hartigheid grenzende eerlijkheid de mens
heid een spiegel voorhield, waarin zij in
harde taal al haar ondeugden weerkaatst
zag. De 15e Zondag na Pinksteren is
daarvan weer een duidelijk voorbeeld.
„Want als iemand zich verbeeldt, dat
hij fat is, terwijl hij niets is, dan bedriegt
hij zichzelf," zo schrijft hij in een brief aan
een groep jonge Christenen in Galatië. Met
evenveel, zo niet met meer recht, kon de
H. Paulus dit vandaag aan de Christenen
over de gehele wereld geschreven hebben,
want de ijdelheid en het zelfbedrog vieren
hoogtij.
Het komt in deze tijden nog al eens voor,
dat bij openbare bijeenkomsten sprekers
optreden, niet omdat zij wat te zeggen
hebben, maar omdat dit optreden hun
ijdelheid streelt; zij verlustigen zich erin
hun eigen stem te horen en de mensen waar
te nemen, die luisteren naar hun woorden.
Hoevele huisgezinnen zijn niet in de af
grond van grenzeloze geldzorgen gestort,
alleen vanwege de ijdelheid meer te willen
schijnen dan zij zijn? Zijn we ook zelf niet
een en al ijdelheid? Onze ogen glanzen bij
iedere loftuiting, ook al komt deze eigen
lijk een ander toe! Wat wordt er niet ge
vochten, met de ellebogen gewerkt voor
een onderscheiding, een lintje, een promo
tie! Is de hele wereld thans niet een groot
gevecht om macht en aanzien ter streling
van eigen ijdelheid? Kunnen wij ons er
daarom over verwonderen, dat de gehele
wereld één beangstigende onzekerheid is
geworden, één stuk kuiperijen en kruipe
rijen, één verschrikkelijk geheel van over
heersing en van bange overheersten? Dit is
de oogst van ons eigen gedrag, maar St.
Paulus waarschuwt ons voor de geestelijke
gevolgen: „God laat niet met Zich spot
ten. Wat de mens zaait, dat zal hij ook
oogsten. Zelfs onze kleine daden, die door
persoonlijke ijdelheid worden gedragen,
zijn als het zaad. Het schiet op en dreigt
ons te overwoekeren met zijn tentakels
van macht, tyrannie en wreedheid; kinde
ren der ijdelheid worden wij.
Het had ook anders kunnen zijn! Paulus
zegt het in dezelfde brief: „Wie echter in
de geest zaait, zal van de geest eeuwig
leven oogstén. Laten wij derhalve het
goede blijven doen, zonder te verslappen.
Daarom laten wij, zolang wij tijd heb
ben, goed doen aan iedereen, maar vooral
aan de huisgenoten des geloofs." Tot zover
de H. Apostel Paulus. Hij is niet afbrekend
in zijn critiek op de mensheid, want op
gezag van zijn Goddelijke Meester geeft
hij ook de weg aan, die naar een betere
wereld voert, n.l. niet het vlees te laten
regeren, maar de geest, die het eeuwige
leven geeft. Hij geeft de weg nog nader
aan: goed doen aan anderen, vooral aan
onze geloofsgenoten. Hij zegt niet, dat we
een georganiseerde goedheid moeten
plegen; nee, gewoon goed zijn. De man
voor zijn vrouw, de vrouw voor haar man.
De collega’s voor elkaar. Geen hardheid
of scheldpartijen, geen ellebogenwerk.
St. Paulus zegt tenslotte in zijn brief, dat
wij niet alleen aan ons zelf moeten denken,
niet ons eigen ikje op de troon moeten
plaatsen, doch veeleer aan anderen hebben
te geven wat hun toekomt. En dan niet
schrieltjes, integendeel, wij moeten het vol
gens Christus woord doen „met een over
lopende maat”. Zoals Christus het Zelf
heeft gedaan, toen Hij Zijn leven gaf. Zo
als ook St. Paulus het deed bij honger,
koude, op de holle zee, bij schipbreuk, in
de gevangenis en bij geselslagen.
Ijdelheid en goedheid zijn de twee tegen
gestelden, die St. Paulus vandaag ons voor
houdt. Wij hebben de keus te doen. Wan-
van de zwiepende vleugelslag van duizen
den vogels. Zelfs de mezen, ofschoon geen
trekkers, vliegen een eindje mee, maar laten
zich dan in het gras vallen om even daarna
weer op te stijgen en twee honderd meeter
verder opnieuw te dalen.
Herfstdraden.
Een van de mooiste dingen in het najaar
vinden wij altijd de herfstdraden. Bijna on
zichtbare rijgen zij zich in de vroege mis
tige herfstmorgens tussen de takken van
de bomen, onwerkelijk bijna. Want wan
neer men ze grijpen wil worden ze tussen
de vingers tot water. Nooit maken de spin
nen zo kunstig hun web als in de herfst.
Roerloos zitten ze in hun net te loeren op
de insecten, en de dauw die zich ook over
deze fragiele draden heeft gespreid, lokt de
insecten in dit bedriegelijke net.
Kastanjes en eikels: prachtig speelgoed.
Heerlijk seizoen ook is de herfst voor de
jeugd. Als de herfststorm de takken van
de bomen heen en weer zwiept, zoeken zij
in de brede lanen, waar de afgevallen bla
den al als een veelkleurig kleed over zijn
uitgespreid, kastanjes, eikels en beuke-
nootjes.
De bruine, bikkelharde kastanjes en de
grappige puntige eikels vormen prachtig
materiaal voor poppetjes, paardetomen en
pijpen. En de beukenootjes, door moeder
op een gloeiende plaat geroosterd, smaken
ieder jaar even lekker. Alleen zorgen, dat
je er niet te veel van eet, want dat draait
onherroepelijk op keelpijn uit.
Ook aan de bloemen is het herfstseizoen
heel rijk. De dahlia’s pronken op lange
stelen in de meest afwisselende kleuren
en de zonnebloemen keren hun stralenkrans
naar de zon. Ook de herfstseringen, rood,
rose wit en paars, pronken met zware
dikke trossen.
Zo is de herfst. Uitbundig en tegelijker
tijd verstild in een rijke, diep geschakeerde
kleurenrijkdom. Met mistige, regenachtige
morgens en stormige, loodzware avonden.
Maar ook met stille dagen, waarop het
heerlijk wandelen is in bossen en dreven.
De herfst ontleent zijn bijzondere beko
ring immers ook daaraan, dat zij de schei-
Het antwoord geeft een misdadiger, staande
op de drempel van de gaskamer.
„Ik zou u om genade willen smeken; ik
geloof, dat ik nu levend meer waard ben
dan dood, De lange jaren in de gevangenis
hebben in mij de bitterheid, de haat en
het dierlijk geweld met wortel en al uit
gerukt. Ik heb leren inzien, wat het pro
bleem van de misdaad betekent en ik ben
besloten het onder woorden te brengen als
mijn aandeel in zijn oplossing. Dit boek is
er het begin van en misschien is het ook
wel het begin van mijn weg uit het duister.’’
Deze schokkende woorden werden on
langs in Amerika neergeschreven door een
misdadiger, die sindsdien algemeen bekend
werd als „het genie in de dodencel”. Zijn
naam luidt Caryl Chessman en hij werd ter
dood veroordeeld wegens het kidnappen
van twee vrouwen. Zeven en twintig jaar
bracht hij ongeveer de helft van zijn leven
in verbeteringstehuizen en gevangenissen
door. Zes jaar lang wacht hij nu reeds in
de „Dodencel 2455" op zijn terechtstelling
die mede door de ongelooflijk knappe wijze,
waarop hij zichzelf verdedigt, al bij herha
ling is uitgesteld. In die tijd schreef hij een
beklemmend boek, dat een levensbiecht
en een aanklacht tegelijk uniek is in de
geschiedenis van de misdaad. Dit boek
geeft als geen ander antwoord op de pijni
gende vraag: Hoe wordt een mens een mis
dadiger?
„Het lot kan een mens breken” dat
is Chessmans eerste these. En het lot brak
hem. Het brak hem zó, dat hij naar waar
heid op de weg der misdaad werd geslagen.
Dit overkwam Caryl Chessman en uit zijn
kokende woorden haal je deze ellendige
zekerheid, dat een dergelijk noodlot een
ieder van ons even onbarmhartig kan tref
fen. En dat ook wij dan een wrak, een
neer wij naar de geest handelen, d.w.z. ons
verstand gebruiken, dan is de keuze niet
moeilijk. Maar al te goed zien wij de gevol
gen der ijdelheid in het onbevredigende in
eigen leven. Doch de keuze wordt ons niet
slechts eenmaal gegeven, doch geheel
leven door, gisteren, vandaag, morgen.
Iedere dag kunnen wij kiezen tussen geest
en vlees. Daarom dienen wij iedere dag
te bidden, wat wij lezen in de postcom-
munie van de 15e Zondag na Pinksteren:
„Moge, zo bidden wij, Heer, de heili
gende werking van deze hemelse gave
onze zielen en lichamen in bezit nemen,
opdat niet onze zinnen, maar de kracht
van dit Sacrament in ons steeds de voor
rang hebbe.”
Woensdag 22 Sept, om 8 uur
M.G.M s prachtige kleuren film
met Ricardo Montalban en Pier Angelie
Serenades en schone Signorita’s, gevech
ten en veten dramaen durf
14 jaar.
Ooievaars vertrokken
slecht voorteken.
Uit: „Herfst van M. Vasalis.
De wind schuift in de glazen wolken
lichtende waken hemel open
en wervelt glinsterende kolken
omhoog uit gele bladerhopen.
Naargeestig druipt de regen van de bo
men en de lucht ziet er uit of ze nooit
meer blauw zal worden. Op het muurtje
in de tuin zit een rijtje mussen met droevige
pinoogjes te staren. Ze kijken niet eens
op, als een vriendelijke juffrouw hen uit
het raam op een paar kruimeltjes wil trac-
teren. En achter onze schrijfmachine kam
pen wij met een groot verlangen naar een
heerlijk stralende zomerdag. Dit jaar heeft
de zomer ons lelijk in de steek gelaten en
in ons geheugen de herinnering geprent als
van een oude rheumatische juffrouw, die
met haar voordurend gebrom al onze va-
cantie-plannen in de war stuurde. Waar
schijnlijk zullen wij dan ook tot de vol
gende zomer moeten wachten, tot we weer
eens kauwend op een grassprietje ons kun
nen koesteren in de zonnewarmte en in
behagelijk niets doen „ins blaue hinein"
kunnen turen.
Ongemerkt zijn wij van een winterse
zomer in de herfst gekomen. Langs de
oever van het slootje in de wei wordt het
groen van het gras telkens onderbroken
door het stervende, felgetinte blad van een
of andere plant. Uit de kruinen van eiken
en beuken slaan vurige, rode en gele vlam
men en in de lucht hangt een vochtige,
kruidige geur. Zal het herfstseizoen dat
zich ook dit jaar weer aandient met een
onuitputtelijke rijkdom aan schoonheid nog
gedeeltelijk goedmaken wat de zomer ons
onthouden heeft?
Oogsttijd.
Er heerst grote bedrijvigheid in de natuur
nu het najaar gekomen is. De eekhoorntjes
verzamelen hun wintervoorraad en zoeken
de hele dag naar eikels, beukennootjes en
stukjes schors. Als voorraadkast gebruiken
ze de gaten in de bomen. Ook de veld
muisjes en woelratten doen hun best om
voor de lange winter geborgen te zijn. Maar
nog anderen vragen van de overvloedige
oogst; de Vlaamse gaaien plunderen onder
hevig lawaai, alsof zij de grootste ruzie
hebben in de eiken bomen en timmeren
met hun sterke snavels op de harde eikels
los om het witte vruchtenvlees te bemach
tigen.
T rekkersonruet.
Boven de boomtoppen klinken zonder
ophouden de hoge vogelstemmen van de
trekvogels, die niet langer hun instinct
kunnen weerstaan om naar het warme Zui
den te vliegen.
De ooievaars zijn al vertrokken. Ze wa
ren erg vroeg dit jaar. Een slecht voor
teken, zegt het oude volksgeloof: als de
eibers vroeg trekken, komt er een strenge
winter.
Zwaluwen, lijsters en vinken, leeuwe
riken, kneutjes en kraaien verzamelen zich
voor lange vluchten en de lucht is vervuld
dief en zelfs een moordenaar zouden kun
nen zijn. Onder die slagen leert Caryl
Chessman het leven en de mensen haten
met verschroeiende kracht. De haat is voor
taan zijn enige vriend en raadgever. „Al
mijn misdaden kwamen voort uit mijn haat
tegen het lot, dat van mijn vroegste jeugd
af tegen mij samenspande”, schrijft Chess
man en je gelooft hem, omdat zó alleen
een mens kan schrijven, die van aangezicht
tot aangezicht met de Dood staat en nu
naakt zijn eigen ik ziet.
Zijn biecht verwart je, verbijstert je en
vervult je met een grondloos medelijden
jegens deze en andere Chessmans, die
doodden, omdat het leven, het fatsoen en
de hoop in henzelf éérst werden gedood.
Ook Nederland kent dezulken en misschien
verkeert hij in onze eigen kring, maar we
ten we het pas als zijn haat jegens het
noodlot met vernietigende kracht naar bui
ten breekt...
Déze Chessmans zullen echter misschien
niet in zulke grandioze en onverbiddelijke
bewoordingen zich kunnen leegschrijven om
daarmee de aandacht van de wereld te ves
tigen op hun lot. Maar wanneer begint dan
voor hén de weg uit het duister?
Wanneer u, die deze regels leest, het will
Want ook tot deze overtuiging kom je
door de lezing van Chessmans ontstellende
boek. Hoe anders zou het leven van deze
jongen immers zijn verlopen, wanneer hij,
na zijn eerste diefstal, dadelijk in zijn moei
lijkheden was opgevangen door milde, be
grijpende mensen; die hem weer een reden
van bestaan hadden gegeven en geloof’ in
zichzelf? Dat was in elk geval een kans
voor hem geweest op weer een nuttig, con
structief en menswaardig leven. En zou u
deze Chessman die kans hebben willen,
hebben kunnen weigeren, zo u in de gele-