40
a fb
ven en de dood en van de vrucht
baarheid. In de godinnenkultus
werd het baren zonder tussenkomst
van een man gezien als bewijs van
het leven-gevend vermogen van de
godin. Maagdelijkheid stond voor
autonomie en niet, zoals de ker
kelijke leer na de 5C eeuw pre
dikte, voor het celibaat.
Maria's maagdelijkheid is dus
misbruikt om het seksuele aspekt
van de verwekking, het 'zondige'
aspekt te onderdrukken.
Door de Maria-verering offi
cieel in deekerkelijke dogma's op
te nemen (5 eeuw) en Maria voor
te stellen als supermaagd en su-
permoeder kon zij worden mis
bruikt om vrouwen een schuldbe
sef te bezorgen als zij niet
voor een celibatair leven of
voor het moederschap kozen.-'Sek
sualiteit kon alleen nog in het
kader van de voortplanting staan.
Op deze manier kwamen (en komen)
vrouwen nooit boven de status van
zondige Eva uit.
Ook is.de slang, in alle go-
dinnenkultussen symbool van het
eeuwig leven en van de wijsheid,
door de kerkelijke leer omgevormd
tot symbool van het kwaad.
Zoals ik al schreef, wordt de
slang in het Scheppingsverhaal
ten tonele gevoerd als verleider
tot de zonde. God spreekt dan een
vloek uit over de slang dat deze
voortaan in het stof moet rond
kruipen en dat er eeuwig vijand
schap zal heersen tussen de
slang en de nakomelingen van de
vrouw.
Maria wordt eveneens met de
slang gekonfronteerd
In een Bijbelpassage (Openbaring
en) duikt het beest weer op om
Maria's boreling te verslinden.
Zij weet echter met hulp van eng
elen de slang te verslaan, welke
zich terugtrekt, maar op zoek
blijft naar nieuwe slachtoffers.
Maria is wederom ontkomen aan de
sluwheid van het beest en dus ook
aan de erfzonde, die de rest van
de mensheid boven het hoofd zal
blijven hangen.
Vaak is de tegenstelling zon
deloze, maagdelijke Maria - zon-
Maria hebben, is Eva.
In het Scheppingsverhaal lezen
we dat zij zich door slang laat
verleiden om een hapje te nemen
van de appel van de boom der ken
nis van goed en kwaad. Deze klei
ne ongehoorzaamheid komt haar
duur te staan.Zij moet het para
dijs inleveren voor het harde,
aardse leven van werken en men
selijk leed. De eerste vrouw
wordt later dan ook alle schuld
gegeven van het ongeluk van de
mensheid. Door de zondeval (het
eten van de appel) heeft zij op
haar nakomelingen de erfzonde ge
laden.
Maria daarentegen wordt ons voor
gespiegeld als de tweede Eva,
maar dan de goede Eva van vóór de
zondeval
De ideeën t.a.v. Maria, als
parallel met Anna en als tweede
Eva zijn volkomen tegenstrijdig
met de Magia-verering zoals het
voor de eeuw, buiten de offi
ciële kerk om, plaatsvond.
Maria maakte toen onderdeel uit
van de heidense godinnen-kultus
Zij werd daarin gezien als eer
ste schepping van God en zij
hielp Hem bij de schepping’. Maria
was dan ook de godin van het le-