over onze dochters'dochters'dochters.
30
I
een toekomstverhaal
Over een week gaat het gebeuren.
En ik ben bang. Bang om uit dit
veilig beschutte wereldje weer
naar boven te komen. De kou in.
Ik ben bang omdat ik me geen
voorstelling kan maken hoe al
les eruit zal xzien. Misschien
is alles wel anders. Totaal an
ders als het was, en zijn de plan
nen die de oudere vrouwen ont
wikkelden om een nieuw leven bo
ven de grond te beginnen, wel
totaal onbruikbaar. Ik weet het
niet. M'n hele leven heb ik ver
langd om naar boven te mogen.
Weg uit deze ultramoderne, goed
georganiseerde samenleving. Ik
wilde naar buiten. Op zoek naar
onbekende verten. Vaak als ik
zo’n bui had zocht ik mijn oma
op. Zij is zeer oud, en behoort
tot de laatste generatie vrou
wen van vóór de bom. Als jonge
zwangere vrouw was zij tijdens
het alarm zoals zoveel vrouwen,
in deze kelder terecht gekomen.
Vaak vertelt zij erover, hoe de—
vrouwen, omdat zij als "zwakker*'I L|’
beschouwd werden, (dit zegt zij-l- -LJ-vy JJ
altijd met een wat verontwaardig
de stem, wat ik niet zo goed be
grijp, het is toch alleen maar
fijn dat zij het voorrecht had te
mogen overleven?) in deze kel
der terecht kwamen. Omdat de
mannen in een laatste vruchtelo
ze poging opgeroepen waren om
te vechten, bleef het bij alleen
maar vrouwen. Natuurlijk ben ik
nog veel nieuwsgieriger naar haar
leven van vóór de bom, maar
daar is ze altijd wat gesloten
over. Behalve als ze een
heel goede bui heeft. Haar ogen
staren drome-rig in de verte en
■ze vertelt. Ik kan vaak nau
welijks geloven dat het alle
maal waar gebeurd is. Het leven
tóen moet wel zo totaal anders
geweest zijn als dit. Zij vertelt
mij over vreemde landen ("oma,
wat zijn landen? Net zoiets als
al de verschillende kamertjes
in deze kelder, mijn kind."),
reizen, natuur en nog veel
meer. Alles klinkt me verruk
kelijk in de- oren, en vreemde
fantasieën heb ik erover.
Maar ook vertelt ze over een
strijd die ze voerde, maar die
ik niet begrijp. Ze heeft het
over vreemde wezens, die "man
nen" heten,en totaal anders
schijnen te zijn als wij. De re
latie met mannen was in mijn o-
gen zeer tegenstrijdig. Men had
hen lief (toen mijn oma me ver
telde dat kinderen vroeger al
leen ter wereld kwamen als vrou
wen door zo’n man bevrucht wa
ren, kon ik mijn oren niet ge
loven), maar tegelijkertijd wa
ren ze iets waar je tegen moest
vechten, en moest je hun "typisch
mannelijke ideeën" bestrijden. Mijn
oma vertelt me over demonstra
ties en vechtpartijen, en over
strijdbare vrouwen, "feministes"
geheten
Sas ja, mijn vriendin, gaat ook
vaak met me mee, net als ik is
ook zij dol op verhalen van vroe
ger. Al een jaar lang is ze mijn
vriendin, en ik hou meer van
haar dan van wie dan ook. Van
uiterlijk is ze precies zo als
ikzelf zou willen zijn, tamelijk
klein, zwarte krullen en bijna
zwarte ogen. Zij is eigenlijk de
eerste vriendin met wie ik
iets verder ga dan nachtzoen-
tjes voor het slapengaan. Toen
ik haar voor het eerst aan mijn