Stropers 5 niemand wist jachtopzichter loerden En als de loerende mens kwam opdagen, waren zij snel verdwenen in de natuurlijke begroeiing van het landschap. Het was in die tijd een voortdurend gevecht tussen stropers en boswachters en het vluchtende wild. Er waren mensen die uit noodzaak stroopten om hun gezin levend te houden. Er waren ook gespecialiseerde groepen, of individuelendie er hun kostwinning van maakten. Die hadden klemmen, fretten, honden, lichtbakken en geweren. Er kwamen dan wel eens veldslagen voor, niet tussen wild en stroper, maar tussen hen die het wild opspoorden en boswachters, die het moesten bewaken. Er vielen soms rake klappen. In de meeste gevallen moest toch de stroper het onderspit delven. Het wild was in die dagen voor de grote heren en niet voor de broodjager. Er was nu eenmaal een heerlijk jachtrecht bedoeld voor de rijken, door de wet gesteund en bekrachtigd. De.straffen waren niet mals. Voor haas of konijn strikken, vangen of schieten, kreeg men een zware boete opgelegd. Had de stroper zich verzet bij aanhouding dan werd het gevangenisstraf en ging men voor een tijd het kot in op water en brood. De volksmond sprak er dikwijls schande over dat de man zo zwaar gestraft werd. Want hij had zich niet verzet, al stond dat wel in de dagvaarding. Wie had er gelijk? Wij weten het niet. De bevolking stond altijd achter de stropers. Als door de politie of boswachter vragen werden gesteld, had niemand wat gezien. Zelfs als ze door de stropers bijna omver gelopen werden, of als de stropers een boerderij invluchtten, niemand had wat gezien en niemand wist ergens van. Rond 1920 verdween het heerlijk jachtrecht. De broodjager kreeg meer kansen, maar wild stropen ging gewoon door. Rijksveldwachtersgemeente, politie en nog steeds op stropers. Veldwachter Jansen HilvarenbeekP. Dickens Esbeek, Piet van Gorp Diessen, rijksveldwachter Huibers te Lage Mierde waren in die dagen dag en nacht in de weer om wildstropers op te sporen. Ook de schoolkinderen werden onderweg naar en van school gecontroleerd. Zij moesten dan hun handen laten zien of die wel schoon waren. Het gebeurde wel eens dat kinderen ook wild opspoorden. Als dan een konijn in een vluchtpijp sprong, werd dat met de handen uitgegraven. Maar de jeugd was al goed opgevoed in het vak. Wild vangen is eigenlijk al zo oud als het mensdom oud is. Al eeuwenlang moest de mensheid daarvan leven, alvorens de primitieve landbouw een beetje begon te groeien. De buitenmensen en allen die in het veld werkten, zat het wildstropen in het bloed. Tot het begin van de 19e eeuw waren zij dag en nacht in de weer om hun prooi te vangen, ondanks grote risico's om betrapt te worden door kolebeiers, boswachters of jachtopzichters. Ze riskeerden zware straffen door rechters. De jagers- en stropersnatuur zat nu eenmaal nog van oudsher te diep ingeworteld. En ook nog in het begin van de 19e eeuw was het dikwijls broodnodig om voor hun gezinnen wat vlees, vis of gevogelte op tafel te krijgen. Werd er een klem of strik gezet, dan moest dat uiterst deskundig gebeuren. Ook met het geweer moest goed gericht worden. Het was toen zo: werd het vluchtende konijn, haas of fazant gedood, dan had de stroper of jager wat op zijn brood. Als we hier eens even bij stilstaan. Hoe belangrijk het vroeger was als het hoofd van het gezin met haas, konijn of ander wild thuis kwam. Moeder keek glimlachend naar de buit die haar -man had meegebracht. Ook de vele kinderen keken er glunderend naar en begonnen al te watertanden.Zij wisten: morgen geen brood met tevredenheid maar een heerlijke pan vlees. Als er vroeger brood gegeten moest worden, gewoon droog of met een likje vet besmeerd, noemden de ouders dat brood met tevredenheid. Altijd tevreden zijn was onze voorouders goed aangeleerd. Onze grootmoeders en moeders konden wild en gevogelte goed klaarmaken. Met wat vet of boter en velerlei kruiden en recepten, die al eeuwen oud waren, smaakte zo'n stukje wildbraad heel wat beter als brood mee niks of brood met tevredenheid, zo als dat vroeger genoemd werd. Voor wild en gevogelte was het vroeger in Brabant een ideale tijd; het flora en fauna was overweldigend om in te leven. Overal akkertjes en weiden omzoomd met brede heggen en wallen met braamstruiken, hei en bunt, waar zij beschutting tegen weer en wind vonden. 4

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Hilvarenbeek - 't Kleppermenneke te Esbeek | 1987 | | pagina 5