[Kil
de schooljeugd
scherpenheuvel
De Jeugd deel 2
VOGELS EN VISSEN
5
aan het werk ge-
Vissen, ve
in
Reeds meer dan 325 jaar gaat de processie van Middelteers en
omstreken naar Onze Lieve Vrouwe van Scherpenheuvel.
De verering tot Maria en ook het geloof in haar begeeft zich in
stijgende lijn. Velen zoeken in Scherpenheuvel en andere plaatsen
waar Onze Lieve Vrouw wordt vereerd weer een steun en een rust
plaats waar het goed vertoeven is. Zo ook in Scherpenheuvel.
Dit jaar is gekozen
voor de intentie'.'Moge
de aard en het geloof
van Maria de mensen
aanmoedigen, om deze wereld
beter bewoonbaar te
maken. Voor ieder een dak
boven zijn hoofd, voor
zieken troost, voor be
droefden en wanhopigen
levenskansen. Laat ons
dus gezamelijk bidden voor
deze zo nodige intentie.
Esbekenaren die graag deze
bedevaart één of meerdere
malen willen meemaken,
kunnen zich opgeven bij
Fien van de Biggelaar Gooien.
Torenlaan 4a, tel 514. De
bedevaart vindt plaats
op zaterdag 20 juni. De
kosten bedragen 11,-
per persoon. Kinderen-5,-.
Graag opgeven tot en met
28 mei. Rond 19.00 uur
zijn we s’avonds thuis.
Na schoolstijd, als zij tenminste thuis niet
zet werden, was ervoor de jongens veel vertier,
geitjes zoeken, bosbessen, bramen en hazelnoten plukken,
de herfst appels en peren ergens gaan bunkeren, in de winter
slipperen, schaatsen en ruitje tikken.
Vissen ging niet met een hengel net als tegenwoordig, maar
met een strop of hoze (in onze streken euze genoemd). Er waren
in die tijd veel kronkelende riviertjes en sloten, waar veel
vis op zat. De stromen waren toen nog niet gecultiveerd en
kronkelden met bochten en draaikolken door het Brabantse land-
schap, zoals men nu nog in de hertgang kan zien. In de hande
laars achter de steenfabriek en ook in het Diessens Broek
kon men de visreuk bij benadering al ruiken.
Met een lange stok, waaraan een dunne ijzerdraad met een
strop was gebonden ongeveer zo groot als^een vis. Men ging dan
langs een riviertje of sloot kijken
waar een snoek lag. Gewoonlijk lag z-uj
hij in de schaduwzijde van sloot
of rivier. De plek werd dan
voorzichtig benaderd. Men liet
dan de strop in het water zakken
achter de vis. Langzaam en heel voorzichtig schoof men de
strop rond de nietsvermoedende vis, trok men de strop dicht en
slingerde de snoek uit het water. Hoze of euze deed men in de
stroom, liefst waar een draaikolk was.
Op zulke plaatsen zat het meeste vis. Daar lagen gewoonlijk
struiken en bomen, die er door de jaren heen door het kolken
de water neergevallen waren. Men begon dan met een dam dwars
door de stroom te leggen van plaggen of rosen, die langs de
kant volop aanwezig waren. Ongeveer 10 meter verder weer een
dam. Het stuk tussen de twee dammen werd met de emmer laag-
geschept. Als het water begon te zakken, zag men de glimmende
vis al boven komen. Dan was het tijd om het water door een
mand te gooien om te voorkomen dat met de emmer vis over de
dam gegooid werd. Er kwam dan steeds al vis in de mand te
liggen. Dan moest er hard gewerkt worden om de vis te vangen
rtOi A' Wh