WELZIJNSPLANNING
bo
CZ)
cn
!h
CQ
ahnd
i
wens van
de welzijnsinstellingen voldaan
en werd de procedure een jaar ver
lengd. Men begon gewoon opnieuw
maar nu onder verantwoordelijkheid
van de Raad voor de Inspraak. Cp
de 10e afdeling bleek men namelijk
ook niet meer te weten hoe dat met
die inspraak moest. Het daarvoor
geëigende instituut werd dus inge
schakeld. Het is dan april 1980.
I Intussen was de papierberg dermate
gegroeid dat professionele instel-
Het is niet zo dat alleen buurt-
groeperingen, wijkorganisaties zich
met het begrip "inspraak" bezig
hebben kunnen houden, waar het ging
om bestemmingsplannen e.d. Inmid
dels is ook het sociaal-kultureel
werk onder de verantwoordelijkheid
van de Raad voor de Inspraak kernen
te vallen. Men moet niet raar óp
kijken van deze formulering. Na
zo'n 1 1/2 jaar demokratiese be
sluitvorming over de welzijnsplan
ning lijkt het er immers op dat
B&W van Tilburg ten aanzien van
dit specifieke werkterrein de hele
besluitvorming laten regelen door
die Raad voor de Inspraak, gesteund
door de planningsfunktionarissen
van afdeling 10. Nu is dat, zeker
gezien de huidige samenstelling
van het College niet onvoorstel
baar. De indruk ontstaat dat deze
mensen met de beste wil van de we
reld niet in staat zijn te begrij
pen dat Tilburg een stad is met
een relatief grote sociale achter
stand. Bijvoorbeeld:
-De werkeloosheid neemt Oost-Gro-
ningse proporties aan. Met name
de jeugdwerkeloosheid is enorm
groot.
-Het gemiddelde inkomen in Tilburg
ligt zeer laag.
-Het huizenbestand is verouderd.
Kortom, Tilburg is beslist geen
welvarende stad, maar een stad net
veel ellende.
Een goed stadsbestuur zou het wel
zijnswerk moeten ondersteunen cm
in de marges wat van die achter
stand cp te heffen. Het welzijns
werk kan overigens geen huizen bou
wen noch werkgelegenheid scheppen.
Tot nog toe heeft het stadsbestuur
nagelaten het welzijnswerk op grond
van de maatschappelijke problema
tiek te organiseren. Bij de invoe
ring van de decentralisatie van
het welzijnswerk leek de kans te
ontstaan cm rechtstreeks invloed
uit te oefenen cp de organisatie
'van het welzijnswerk.
Via een groots aangekondigde cam
pagne werd een inventarisatieronde
aangekondigd waarin iedereen zijn
zegje kon doen. De resultaten zijn
genoegzaam bekend. Vanuit de in
stellingen werd zware kritiek gele-^
verd op de inventarisatie, cmdat
men van mening was dat een kleuter
het nog degelijker had kunnen doen.
De buurten en wijken waren nog dui
delijker: ze boycotten de wijkbij
eenkomsten of verschijnen in aan
tallen die op de vingers van een
te tellen waren. Teleurstel
ling en verontwaardiging alom. Na
lang zeuren werd aan de
welzijnsinstellingen