ulicoten enhetjaar dat daar aan vooraf ging SM bcvrijöiïig ■ga i few 1 142 ter, maar het heeft er enorm gekraakt. Acht lichte bommenwerpers hebben ’n doel aan gene kant van het dorp gebombardeerd. Het klapte onnoemelijk. De deuren die niet in de klink zaten sloegen ervan heen en weer. Nadat ze hun bommen hadden laten vallen doken ze verschil lende keren naar beneden met ratelende mitrailleurs. Ze vlogen daar bij maar enkele meters hoog. Op twee plaatsen klom rook de lucht in, die recht onze kant in kwam. Het werd hier zo mistig van de roo kwolken dat wij de boerderij van Vic Boeren al niet meer konden zien. Wij schatten de aanval op de Heikant of iets verder. Wie weet wat er allemaal weer gebeurd zal zijn. Wij vragen ons af wat daar voor vijandelijks te treffen was. Ik zal het vandaag wel niet meer horen, want het neigt al te ver naar de avond. En zo is er weer een dag voorbij gegaan... zonder bev rij ding van de Duitsers. De toestand wordt geleidelijk aan ondraaglijk. De mensen worden straks nog krankzinnig van angst. God, ik dank u uit naam van ons allen dat wij ook vandaag gespaard zijn gebleven. Help ons toch deze verschrikkelijke uren doorkomen. Laat ik u ook morgena vond weer kunnen danken en kunnen zeggen dat wij allen nog leven. Deze dagen van verschrikking zullen eeuwig in ons geheugen gegrifd blijven en wij zullen hierover nog duizenden malen aan onze kinde ren vertellen, die onze angst en vertwijfeling wel niet zullen kunnen begrijpen. Zaterdag 14 oktober 1944 Wij hebben vannacht voor de tweede maal met zijn allen in de kelder geslapen. Dat kan, nu onze Bredase gasten weg zijn. Toen ik vanmor gen wakker werd en de keldertrap opklom voelde ik me bang. Ik had een gevoel dat ik nog nooit eerder had gehad. Bang en moedeloos was ik. Ook bij de anderen bij ons gaat de moed er uit. Ik moet er heel veel voor doen om vaak in moeilijke omstandigheden het dagelijks gebeuren mee op te tekenen. Ik overdrijf niet wanneer ik zeg dat de dood over mijn schouder meekijkt, immers ieder moment kan een scherf van een uiteenspattende granaat mij treffen. Soms, net als nu ook weer, denk ik, waarom schrijf ik alles mee op? Wat voor zin heeft het? Dan denk ik weer, ik ben er nu eenmaal aan begonnen, en moet nu doorzetten, om bij leven en gezondheid later nog eens te kunnen lezen hoe ’t allemaal was. Maar.ieder woord dat ik hier neerschrijf kan het laatste zijn. Dus. mocht mijn dagboek abrupt afgebroken worden dan vraag ik aan de gene die het vindt, om het naar de pastorie te brengen zodat het daar voorlopig bewaard kan blijven. Verder wil ik hier een aanwijzing ge ven betreffende de zeven reeds vol geschreven schriften. Ze zitten in een kist in de grond en wel onder de langkar achter in het schop. Ze zitten in een paar zakken gewikkeld. (P.S.: Plastiek was er in de oor log nog niet). Graaf ze na de bevrijding zo snel mogelijk op in ver band met het grondwater. Ook deze schriften dienen op de pastorie afgegeven te worden. Al wat betrekking heeft op emotionele privégevoelens of op langere of kortere liefdesaffaires (die elke jongen en meisje op mijn leeftijd heeft) dienen eruit verwijderd te worden. Alléén datgene dat te ma ken heeft met de oorlog, mag later bekend worden, maar alléén dan wanneer mijn naaste familieleden het goed vinden. Ik heb bovenstaande nog eens overgelezen en vind het goed zo. Ik bid de hemel echter dat ik later zélf kan beslissen wat ik ooit met mijn dagboeken zal doen. Misschien dat ik ze wel belachelijk vind en ze vernietig. Vanmorgen hoorde ik van onze buurman Lowie de Graaf dat nu ook Jan Keustermans en Nard Sprangers op 't Hondseind door de Duit sers uit hun huizen zijn gezet. Zij woonden op de grens van het nie mandsland. Ze hebben een onderkomen gevonden in de kelder van 't pakhuis van de Boerenbond. (P.S.: Stond vóór de melkfabriek). De Duitsers hebben hun voorposten iets opgeschoven en zitten nu vlak aan deze kant de boerderij van Kees Bink. Er wordt gezegd dat Kees zijn vrouw en kinderen nog steeds in hun gedeeltelijk afgebrande boer derij wonen. Als het waar is zitten ze helemaal alléén in het niemands land en wel zo gevaarlijk als 't maar kan. Ook de ’Maaienboer’ op de Chaamseweg en Jan de Graaf achter het Bergske moeten gisteren uit hun huizen gezet zijn. Wij verwachten nu elk moment bericht te krijgen dat ook wij hier op de Maaikant weg moeten. Wij snappen het tóch al niet waarom sommige boeren wél en andere niet in hun huis kunnen blijven. Wanneer het bevel ’vertrekken komt, is onze enige redding naar oom Harrie. Hopelijk kunnen wij daar terecht. Heeft die echt geen plaats voor ons, dan weten we niet waarheen. Maar laat ons hopen dat het zover niet komt. De dag begon vandaag met het overvliegen van enkele honderden bom menwerpers. Zwaar dreunden de wit-zilveren luchtreuzen over ons heen. Er staat een stormachtige wind en het geluid van de vliegtuigen dringt in flarden tot ons door. Weer is dus een dag begonnen. Wat zal hij brengen? De bevrijding misschien of weer nieuwe vernielingen of mogelijk de dood, of verminking voor het leven? Al het bovenstaan de heb ik vanmorgen al vroeg geschreven. Half de voormiddag gingen we met drieën wat bietenkoppen afsnij den. Onze bieten staan dertig meter voorbij de eerste Duitse posten en net in het niemandsland dus. Het is zeer angstig werken en gere geld strekken we onze rug om te luisteren of wij richting Baarle niet die korte knallen horen. Wij hebben al geleerd dat er dan binnen drie tellen ergens granaten vallen. Zo lang wachten we echter niet, want meteen wanneer wij dat geluid horen, werpen wij ons tegen de grond. Het eerste uur dat wij daar doende waren gebeurde er niks, maar dan ineens was het zover. Er donderde een hele serie granaten neer in de weilanden vóór Binken boerderij. De afstand van ons tot daar is zo wat één kilometer. Wij zagen het paard in sprong door de wei gaan. Overal sprong de blauwe rook als kleine fonteintjes omhoog. Het paard bleef door de wei rennen. Onbegrijpelijk dat het niet getroffen werd. Meteen toen deze granaten gevallen waren zijn we gestopt met bieten koppen snijden. Thuis gekomen ben ik regelrecht naar boven gegaan om bovenstaande snel even op te schrijven. Alvorens dit te doen keek ik eerst nog even door het dakraam aan de noordzijde, omdat er zo veel vliegtuigen vlogen. Op 't zelfde moment dat ik dat deed hoorde ik in Baarle drie droge korte knallen, ’n Tel later een scherp gefluit en ’n paar klappen die niet te beschrijven zijn. In ‘n flits zag ik nog net een van de granaten inslaan bij onze achterbuurman Janus Geerts. Hij ontplofte midden op de werft. Meer heb ik niet gezien, want ik kreeg een klap in mijn gezicht van de luchtdruk. Hoe ik precies naar beneden ben gegaan weet ik niet meer, maar dat was maar enkele tel len. Mijn gevoel en mijn bewustzijn stonden als ’t ware stil. De ene klap volgende op de andere. Het kon niet anders of thans was onze boerderij getroffen. Ik voelde de schrik tot in mijn haarwortels en trilde over mijn gehele lijf. Ik was nog nooit zó geschrokken. Ophalen oudpapier Harmonie Riel op zaterdag 5 augustus Twee weken geleden vertelde de weer man dat de warme dagen definitief voorbij waren. Dat de weerman er ook wel eens naast kan zitten is be kend, want in de week van 16-22 juli kregen we weer een echte hittegolf met temperaturen boven de 30°C. Veel gewassen die men niet kan bere genen lijden van de droogte, dus de regen van zaterdagnacht was een ge schenk uit de hemel. De maïs steekt zijn pluim met stuifmeel draden naar buiten en de bijen verzamelen gretig het stuifmeel. Het stuifmeel van maïs is grof van korrel zodat bij het lan den op de vliegplank menig klontje stuifmeel van de pootjes valt, wat dan voor de kast komt te liggen. Suiker water of honing zuigen de bijen op maar stuifmeel kan een bij alleen maar aan de pootjes vervoeren, zodat het gevallen stuifmeel op de grond blijft liggen, en door vliegen, wespen en vogels wordt opgegeten. Zodra de bij met het stuifmeel in de kast komt kruipt ze over de raten naar de plaats waar het stuifmeel opgeslagen wordt, en dat is meestal rondom het broed- nest. Door met haar pootjes met stuifmeel een draaiende beweging te maken over de raad worden de klont jes stuifmeel van de pootjes gescho ren en vallen in de cellen. De werk bijen zijn hierbij behulpzaam en con serveren het stuifmeel door met hun kopjes het stuifmeel vast in de cel te drukken, en de volle cel af te sluiten met propelis. Bij het lossen van het stuifmeel vallen er ook wel klontjes naast de cellen welke dan op de bo dem van de kast terecht komen of door de varagaas op de schuif vallen. Dit moet men regelmatig verwijderen want het is voedsel voor de wasmot, die graag tussen het wasmeel en het stuifmeel haar eitjes legt. Het is geen zeldzaamheid wanneer men 10-20 larfjes van de wasmot op de schuif aantreft. De larfjes vreten zich dik aan de wasmeel en verpoppen zich dan op de schuif af tegen de zand van de gaas waar men tientallen witte poppen kan aantreffen. Een wasmot houdt van een donkere ruimte en komt dan ook niet op ramen die men in het volle daglicht weghangd. Wan neer men in de zomer ramen bewaart in een ratenkast of op een andere plaats moet men regelmatig zorgen dat er antiwasmot in de kast gestrooid word, om de wasmot buiten te hou den. Deze antiwasmot geeft een zeer sterke geur. Het is dan ook raadzaam om de raten voor gebruik even te luchten. Deze week werd ik er op at tent gemaakt dat 15 m. van mijn bijenkast een zwerm hing tegen een boomstam. Omdat ik geen flauw idee had van welke kast hij zou zijn besloot ik hem in een zesraamskastje te doen. Ik wilde het kastje met een paar uitgebouwde ramen en verder met ramen met kunstraat. Deze ra men hingen in de ratenkast waar en kele dagen van te voren antiwasmot in was gestrooid de geur die op de ra ten zit verspreid zich in het kastje zo dat ik mijn twijfel had of het zou luk ken. Het zwermpje hing op een hal ve meter hoogte, dus was er geen hek sentoer nodig om hem te ’scheppen’ in het opzetbakje op het kastje en de bijen in het kastje te vegen. Al vlug merkte ik dat de geur voor de bijen niet aangenaam was, want in drom men kwamen ze door de vliegopening weer naar buiten. Na enig speurwerk zag ik de koningin met fladderende vleugels over de tros lopen, dus een jonge koningin. De oplosing was even de koningin van de tros pakken en in een kluisje stoppen, en het kluisje op de raten in het kastje leggen. Binnen een kwartier zaten alle bijen in het kastje. De bijen negeerde de reuk en wilden bij de koningin zijn. De vol gende ochtend de koningin in laten lo pen. Na controle van mijn volken weet ik nog steeds niet waar deze zwerm vandaan komt. Aan de bijen en de koningin te zien komt hij van mijn stand, maar hij mag in het kastje blijven, een volkje exstra kan altijd van pas komen. •'if?'-- t c-sKsató J-h. Bijen gaatje öaq»oek -iiun Zes uur: Nog tweemaal vandaag hebben de bevrijders ons getrakteerd op een serie projectielen die allen echter een heel stuk Chaam opaan insloegen. Wat er een uur geleden allemaal gebeurd is, daar ben ik nog niet ach- Vrijdag 13 oktober 1944 Het is bij ons nu bijna niet meer om vol te houden. Het gehele huis zit vol moffen. De geruchten die er gisteren circuleerden als zouden er weer nieuwe troepen komen, zijn bewaarheid. Vanmorgen, het was nog net geen vijf uur, werd er op de deur gebonkt. ’Open doen werd er geroepen. Wij lagen op dat moment nog allemaal in de kelder te slapen en schrokken van dit vroege geweld. Ik wilde naar boven gaan om te kijken wat er allemaal gaande was, maar mijn vader vond het beter dat hij ging. Er stonden acht Duitsers voor de deur. Mijn vader kreeg opdracht om koffie te zetten. Ze namen meteen rond tafel plaats. Hun geweren, gasmaskers en de verdere troep gooiden ze in de hoek van de huiskamer. Het is nu kwart voor acht, ’n Half uur geleden ben ik naar boven gevlucht om te schrijven. Ik heb nog niks gegeten of gedronken, want die rotmoffen blijven met zijn achten maar rond de tafel zitten. Het zijn veel grotere rotzakken als die wij eerst hadden. Die deden zoiets niet. Die sliepen, ja waar dat weet ik niet, maar voor deze nieuwkomers moesten wij vanmorgen al meteen plaats gaan ma ken in de schuur. Ze zijn ook in de goei kamer geweest en het is nog geen haar te laat dat zij die vorderen. Wij zijn voor één ding bang, dat wij, eer het afgelopen is, helemaal het huis uit moeten net als Ne- lis Verheyen en Sjarel Jacobs. Ik heb mijn schrijven vijf minuten onderbroken want enkele minuten geleden is weer een dertigtal granaten neergekletst. Volgens het ge luid ditmaal richting het dorp. Ze kwamen zo onverwachts dat ik geen tijd meer had om naar beneden te rennen. Ik schoot als ’n paling on der het bed. God wat kraakte het toch. Niet te verwoorden. Toen de ’bui’ over was, lag mijn dagboek helemaal onder het stof en de vui ligheid, dat door het schudden van het dak naar beneden was geko men. Ik voel dat mijn handen en benen nog beven. Het gekraak was dan ook ontzettend. De moffen beneden in de huiskamer zijn volgens mij gewoon rond tafel blijven zitten. Die zijn niet bang. Ik hoop dat ze vandaag nog doodgegooid worden, 't Klinkt cru maar ik meen 't echt. Ik rammel van de honger. Daarom, ik stop nu met dit vroege schrij ven en ga beneden kijken of ze onderhand nog niet ophoepelen. Ik kan er niks aan doen, maar ik ben woest op deze onsympatieke in dringers. Die wij afgelopen dagen gehad hebben waren veel menselij ker. Waren die maar gebleven. Twaalf uur: Toen ik vanmorgen na het schrijven van bovenstaand stuk je beneden kwam, zat de bende nog aan tafel. Er was voor ons nog steeds geen plaats. Ze hadden er nog niet eens erg in dat wij ook wel eens een kopje koffie wilden drinken. Pas om half tien hebben wij voor de eerste keer voor onszelf koffie kunnen zetten. Staande op de ’moos’ hadden wij toen al wel ’n paar sneden brood gegeten en ’n stuk gekookt koud spek, dat mijn moeder gisteren stiekum achtero ver had kunnen drukken toen ze voor de moffen bezig was. De gehele huiskamer hangt vol zoete weeïge tabaksrook. Wat ze voor rommel roken weet ik niet, maar het stinkt enorm. Toen ik na ’t eten van ’n boterham de Kortebeddenpad opliep, zag ik dat ze van onze ongedorsen graanhoop de kap afgebroken hadden en de hoop boven helemaal plat hadden gemaakt. Er zat een uitkijk post op, compleet met een grote verrekijker. Dat wil dus zeggen dat, wanneer er weer regen valt, het gehele graan naar de verdommenis is, maar dat zal hen ’n zorg zijn. En er iets van zeggen kun je niet. Rustig de boel laten vernielen is het enige wat je kunt doen. Terwijl ik zo nonchalant mogelijk de richting van de graanschelft inliep, zag ik dat elf soldaten diep gebogen door de sloot en beschermd door al lerlei houtgewas de voorste posten gingen afiossen. Waren die nu bang dat ze door de Tommies gezien zouden worden of wat was dat? Hoe dan ook, zij gedroegen zich erg vreemd. Een van de twee Duitsers die boven op de strohoop zat, wenkte mij om naar boven te komen. Langs de ladder die ze uit de schuur ge haald hadden klom ik naar hem toe. In goed verstaanbaar Duits ver telde hij over de granaten die er vanmorgen gevallen waren. Twee er van lagen op zo’n vijftig meter van de strohoop vandaan. Ik kon de verse trechters duidelijk zien. De rest lag verder weg en volgens hem allemaal in het open veld. 'ONS WEEKBLAD' - VRIJDAG 28 JULI 1989 Pagina 13 door P A Geerts I MO*»* -I l (MunC'Ot "‘jT - «as -■ ssftn m i' I v' x x KxSSu CUj N- 1 ■’S-SiV» V wit ,1 Ijk - V- VufriwUg Kyrdliun*

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Ons Weekblad | 1989 | | pagina 13