I
I
I
1
i
i
i
p Oost-Europa en wij
1
WEKELIJKS NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR DE GEMEENTEN
ALPHEN EN RIEL - BAARLE-NASSAU - BAARLE-HERTOG - CHAAM e.
Rikconcours te Baarle
K. I. De Oisterwijk
Operette in 4 patronaat
te Baarle-Nassau
Mijn briefke
I
I
naar CANADA
DRUKKERIJ DE JONG
Baarle-Nassau
zaterdag 9 februari 1957
Nummer 6
O.
v-
Europeanen op het ogenblik. Omdat wij
niet anders kunnen. Maar het zit ons niet
lekker. Hoe moeten wij daar nu mee
aan?
h
zich verenigingen met de door de heer
Van Gisbergen voorgestelde methode.
Uit het jaarverslag bleek, dat „De
Oisterwijk” 872 leden telt, die in het be
zit zijn van 8310 koeien. Zij beschikt
thans over 8 stieren. Op de centrale
stierenkeuring te Breda behaalde alle
door de vereniging ingezonden dieren
een eerste premie.
De voorzitter achtte het van groot be
lang, af stamming van stieren na te gaan.
Voorts wil men overgaan tot het be
palen van de bloedgroep der stieren en
van hunne afstammelingen.
Als bestuursleden werden herkozen de
heer J. Geerts, Chaam en de heren Hoef-
mans en A. Oomen uit Alphen.
Na het eten werd een nieuwe film over
K. I. vertoond, waarbij de heer Veltman
enige toelichting gaf. Voorts feliciteerde
hij de vereniging met de uitbreiding van
het K.I.-station. Verder achtte hij hef
een gelukkig idee om van tijd tot tijd ge
stencilde voorlichtingen te verstrekken
aan de leden, waarvoor hij de aandacht
vroeg.
ten bate van het Wit-Gele Kruis
De volgende weken zal er een rikcon
cours georganiseerd worden ten bate van
het Wit-Gele Kruis, daar deze instelling
dringend geld nodig heeft in verband
met de steeds stijgende kosten. Het be-
81 afgevaardigden voor de ledenraad
waren present in zaal „De Brouwer”,
toen de voorzitter G. Schellekens de aan
wezigen verwelkomde. Uit de mede
delingen bleek dat de in aanbouw zijnde
stal waarschijnlijk in mei klaar zal zijn,
waarna vier boxen meer plaats zullen
bieden voorset opnemen van fokstieren.
Voor zwart-bont vee heeft de voorzit
ter zitting in de daarvoor benoemde
commissie.
Na langdurig debat over de wijze van
terugbetaling van de te veel betaalde
insiminatiegelden kon de vergadering
I sing, anderen zitten nog midden in die
worsteling en een derde categorie zit te
wachten op de geschikte aanleiding om
ook een poging te doen het juk af te
werpen. Wij in het Westen zien ver
bijsterd toe en zien hoe de wanhoop
vecht tegen de terreur en het valt ons
zwaar te begrijpen hoe zwaar het juk
moet hebben gedrukt of nog moet druk
ken. Het moet zeer, zeer zwaar zijn als
er tussen dood en vrijheid geen enkele
ruimte meer is om adem te halen. Wij
zien verbijsterd toe en zingen via onze
radiozenders de gekooide Oost-Europese
broedervolkeren het lied der vrijheid toe
om hun moed te geven. Maar ons lied
klinkt hun vals in de oren en veroor
zaakt verbittering. Er hangt niet slechts
een Ijzeren Gordijn dwars door Europa,
er is ook een diepe kloof ontstaan. De
Polen en de Hongaren, de Tsjechen en
de Roemenen en al die anderen voelen
zich verraden door ons! En zij heb
ben gelijk. Wij hebben niets gedaan om
hun de diepe ellende waarin zij verkeren,
te besparen. Wij hebben niets gedaan
voor hun vrijheid. Wij hebben onze ogen
gesloten voor de werkelijkheid, en wij
hebben verzuimd. Niets dan verzuimd!
Dat moeten wij goed beseffen. Pas
dan kunnen wij begrijpen hoe Oost- i
Europa over ons denkt. Dit is het beeld
van de toestand van dit ogenblik. Het is
geen verheffend beeld. Maar wij moeten
het onder ogen durven zien als wij wil
len nagaan of wij nu nog iets kunnen
doen om het verzuim in te halen. Daar
over echter meer in een volgend artikel.
Uitgave van
Evenals vorig jaar kom ik ook nu
weer met mijn operette-gezelschap uit
Breda naar Baarle-Nassau, om er op
zondag 17 februari a.s. ’s avonds om
8 uur een operette op te voeren. Ditmaal
is het: „Goudhaartje en de Troubadour”,
met orkestbegeleiding, ballet, zang en
dans.
De operette-opvoering van vorig jaar
ligt nog vers in ieders memorie. We mo
gen haar in alle opzichten geslaagd noe
men. Het was een waar succes. De zaal
was propvol en de bezoekers hadden een
prachtige avond. Degenen, die niet gin
gen kijken, hadden er achteraf veel spijt
van.
Welnu, de a.s. opvoering zal er niet
voor onderdoen, integendeel, zij is nog
beter dan vorig jaar. De décors zijn fan
tastisch, de costuums schitterend, de be
lichting feeëriek. Het geheel is een lust
voor het oog. Moeite, tijd noch geld zijn
gespaard om het geheel technisch en
cultureel op zo hoogstaand mogelijk peil
te plaatsen. In totaal 84 medespelenden.
Naast het geestelijk genot van het
goede werk, dat U met Uw komst ver
richt door ons te steunen, zult U tevens
nog het genot hebben van een prachtige
avond. Ik nodig daarom ieder dringend
uit deze operette te komen zien. Op alle
plaatsen waar we gaan spelen is het
enthousiasme van het publiek enorm
groot.
Voor U bestaat de gelegenheid op zon
dag 17 februari in ’t Hollands patronaat.
In de loop van de volgende week zal
men U plaatskaarten ter verkoop aan
bieden. Natuurlijk is er ook gelegenheid
om kaarten te kopen op de dag van de
uitvoering na de Hoogmis aan de zaal:
tevens dan plaatsbespreken.
Ik hoop weer U allen te ontmoeten in
een volle zaal! Tot weerziens dan op zon
dag 17 februari.
Tot slot veel dank aan Pastoor Veke-
mans, Kapelaan Donkers en de vele
dames, die zo spontaan en welwillend
hun medewerking verlenen.
Kapelaan van Zon.
Hoe zijn de Hongaren en nog een
reeks van Oost-Europese volkeren in de
onaangename positie geraakt, waarbij zij
vrijelijk door de Russen kunnen worden
geknecht, uitgebuit, verdrukt, beroofd
en vermoord zonder dat West-Europa
ooit kan ingrijpen? Want zo is de toe
stand op het ogenblik. Het is niet moei-
l lijk de namen te noemen van een aantal
staatslieden, die ergens hun naam onder
hebben gezet en dus ergens verantwoor
delijk voor kunnen worden gesteld. Het
is ook niet moeilijk achteraf vast te stel
len, op welke punten de staatslieden van
tien, twintig of dertig jaar geleden van
een verkeerde gedachtengang zijn uitge
gaan. Maar daar komen wij er niet mee.
In de politiek heeft het opsporen van
oorzaken trouwens heel weinig zin. Daar
moet men zich meer bezig houden met
het wegnemen van kwade gevolgen.
Wil men de kwade gevolgen van de
ons°horen. Zo min als U werkeloos zou politieke toestand in Oost-Europa weg-
I nemen dan moei men zich eei si eeii
duidelijk beeld verschaffen van die toe
stand. Daarvoor moet men een paar
stappen terugtreden in de geschiedenis.
Men kan de gang van zaken gedurende
de Tweede Wereldoorlog zo stellen, dat
de machten der onderdrukking zich
trachtten meester te maken van de ge
hele wereld, maar bij hun veldtochten,
stuitten op de machten der vrijheid en
eraan bezweken. Daarom was er vreugde
in 1945. Maar over die vreugde lag een
zwarte schaduw: de schaduw van het
bontgenootschap tussen de machten der
vrijheid en de machten van het commu
nisme, die zij aan zij gestreden hadden
tegen dezelfde vijand zonder evenwel de
zelfde oogmerken na te streven. Toen het
dan ook tegen het einde van de oorlog
liep en het duidelijk was wie winnen zou,
werd er overleg gepleegd tussen de toe
komstige overwinnaar. Bij dat overleg
stonden de verbonden machten niet meer
naast, maar tegenover elkaar. De deel
nemers aan het overleg stonden voor het
dilemmaóf na de onyoorwaardelijke
nederlaag van de gemeenschappelijke
vijand over te gaan op een onderlinge
oorlog óf na de nederlaag de buit ver
delen. Zij kozen de laatste weg, waarbij
de machten van het communisme de zeg
genschap kregen over het gebied, dat zij
met hun legers hadden De onder
linge oorlog werd uitgojteld in de we
derzijdse hoop, dat hij overbodig zou
worden. Men ging over tot „peacefull co
existence” (vreedzame samenleving).
Laten wij nu maar eerlijk toegeven,
dat wij het niet allemaal hebben begre
pen in 1945. Maar nu weten wij het: de
vrijheid van Oost-Europa werd opge
offerd aan de vrijheid van West-Europa
En zoals wij van de Duitsers verlangen,
dat zij een gemeenschappelijke schuld
erkennen aan de ellende, die zij over de
wereld hebben gebracht, zo moeten wij
voor onszelf erkennen, dat wij schuldig
zijn aan de onvrijheid in Oost-Europa.
Wij zijn er niet mee klaar als wij vol
staan met de Russische meedogenloos
heid te vervloeken. Wij hebben hun de
vrije hand gelaten, willens en wetens:
ook de vrije hand om te onderdrukken.
Zij handelen op zekere hoogte met on
ze instemming.
Als zij zich daarop beroepen, kunnen
1 wij slechts beschaamd het hoofd buigen
om diep in ons hart tot erkenning te
komen, dat wij West-Europeanen niet
1 hadden mogen rusten alvorens behalve
onze vrijheid ook die van de Oost-Euro-
peanen gewaarborgd was. Wij hebben
1 een grote fout gemaakt. En laten daar
nu anderen voor boeten.
stuur heeft alle moeite om de eindjes
aan elkaar te knopen, terwijl men zo
hoog nodig een reserve moest kunnen
kweken teneinde de bouw en inrichting
van een eigen wijkgebouw ter hand te
kunnen nemen. Tot nu toe heeft men
zich steeds kunnen behelpen, maar aan
alles is een grens. Diverse omliggende
plaatsen beschikken reeds over een con-
fortabel ingericht wijkgebouw, hetgeen
in deze tijd van steeds meer uitgebreide
gezondheidszorg geen overdreven luxe
meer is. In de beide Baarles zullen wij
binnen afzienbare tijd eveneens hiertoe
moeten overgaan.
Daarom besloot het bestuur als eerste
actiepunt een rikconcours te organiseren
in Hotel Riggeling op zondag 17 februari
zaterdag 23 februari en zaterdag 2 mrt.
a.s. Het rikconcours is telkens geopend
vanaf 7 uur n.m. Er zullen fraaie dag
prijzen en prima hoofdprijzen beschik
baar gesteld worden.
Het Wit-Gele-Kruis, dat nagenoeg
ieder gezin uit Baarle tot lid heeft, re
kent op een grote opkomst van dames
en heren-rikkers. Er bestaan diverse rik-
avonden in de onderscheidene straten en
buurtschappen. Bespreekt eens om ge
zamenlijk het rikconcours te bezoeken.
Als men kan rikken, kan men ook deel
nemen aan een rikconcours. U zult er
ongetwijfeld een gezellige avond aan be
leven, vol spanning en sensatie en tevens
steunt u er een buitengewoon schoon
werk mee.
Het Bestuur van het Wit-Gele Kruis.
Als het U op 4 november 1956, de dag
van het Russische verraad aan het Hon-
gaarse volk, net gegaan is als ons, dan
hebt U zich die dag ook diep geschaamd.
Natuurlijk hebt U uiting gegeven aan
uw verontwaardiging jegens hen, die met
geweld van wapenen de hartekreet om
vrijheid van een volk-in-slavernij ge
tracht hebben te smoren, natuurlijk hebt
U zich geërgerd aan de grove leugen
achtigheid van de drogredenen, waarmee
de imperialisten van het Kremlin het
feit probeerden te rechtvaardigen, dat zij
hun machinegeweren richten op mensen,
die niets anders op hun geweten hadden
dan baas te willen zijn in eigen huis, en
op vrouwen en kinderen, die uitgemer
geld en ondervoed de ellende van het
Sovjetparadijs hadden ondervonden en
er genoeg van hadden. Méér dan dat.
Wellicht hebt U nog diezelfde dag uw
chèque gegrepen om een bedrag te stor
ten voor hulp aan Hongarije, maar zelfs
dan moet U het gevoel hebben gehad
tekort te schieten, hopeloos te kort te
schieten. Als het inderdaad zo is gegaan
met U dan hebt U begrepen waarom het
ging: om de vrijheid van mensen-die-bij-
c.„ Zi- -
kunnen toezien als een lid van uw gezin j nemen dan moet men zich eerst een
met doodslag zou worden bedreigd, zo
min kon U verdragen, dat er een golf
van terreur ging over een volk, waarvan
U niets af wist en dat U toch op de een
of andere manier dierbaar bleek te zijn
zonder dat U dat ooit had beseft.
Diep in uw hart had U meer de nei
ging, zo mogen wij aannemen, naar een
wapen te grijpen dan naar het chèque-
boek, maar uw verstand weerhield U.
Daarin stond U niet alleen. Zeer veel
Nederlanders stonden aan uw zijde. En
Belgen en Fransen en Duitsers. Wij allen
en zij allen lieten het de Hongaren zelf
opknappen, ofschoon wij allen en zij allen
wisten, dat die Hongaren op geen stuk
ken na opgewassen waren tegen de sta
len overmacht van de tot de tanden be
wapende Russische imperialisten (die zo
graag over ontwapening praten).
Eerlijk spel was dat niet...
Waarom deden wij allen niets? En zij
allen evenmin? Hadden niet grote con
tingenten vrijwilligers uit alle West-
europese landen naar Hongarije kunnen
stromen, uitgerust met de modernste
middelen, om de laffe overval ongedaan
te maken? Neen, dat kon niet. Ziedaar
de tragiek van Hongarije. Ziedaar de
tragiek van geheel Europa. Het kon niet.
Toen de Tweede Wereldoorlog op zijn
eind liep, kwamen president Roosevelt
en generalissimus Stalin overeen, dat de
Verenigde Staten West-Europa weer op
de been zouden helpen en de Sovjet-Unie
Oost-Europa. De Amerikanen hielden
zich aan die afspraak, maar de Russen
maakten van Oost-Europa een winge
west. De scheidslijn kreeg de naam
Ijzeren Gordijn. Aan deze zijde van de
lijn werd de herboren vrijheid in tal van
waarborgen verankerd en de armoede in
welvaart omgezet.
Ginds werd de glorende vrijheid de
nek omgedraaid en de armoeder ver
anderd in slavernij. En wij lieten het
maar zo. Wij moesten het wel zo laten,
omdat wij niet bij machte waren het gor
dijn te verhangen. Maar wij beseften, dat
de verdeling van Europa in twee in
vloedssferen helemaal fout was.
Nu weten wij waarom dat fout was.
De dag van het Russische verraad heeft
het ons duidelijk gemaakt. Wij balden
de machteloze vuist die dag. En dat zul
len wij in de komende maanden naar alle
waarschijnlijkheid nog wel eens moeten
doen. Als wij iets anders doen loopt het
uit op de onverbiddelijke consequentie,
dat er oorlog ontstaat tussen Rusland en
West-Europa, omdat Rusland nu een
maal wèl en West-Europa niet het recht
l eeft zich met Oost-Europa te bemoeien.
En oorlog tussen Rusland en West-
Europa betekent een derde wereldoorlog.
Zulk een oorlog willen wij immers
ten koste van alles vermijden. Ook ten
koste van tien miljoen Hongaren, hoe
dierbaar zij ons zijn.
Het is heel verstandig om zo te rede
neren, maar die verstandigheid heeft een
bijzonder bittere bijsmaak. Wie zijn broe
der offert op het altaar der vrijheid ver
speelt zijn geluk. Dat doen wij West-
Zwarte boete.
Hoe zwaar hebben zij geboet en boe
ten zij ten dele nog! De Oost-Duitsers,
de Polen, de Tsjechen, de Slowaken, de
Hongaren, de Roemenen, de Bulgaren,
de Kroaten, de Serven, de Macedonïers,
de Slowenen, de Bosniërs, de Montene-
grijnen, de Albanezen en hoe zij verder
mogen heten: honderd miljoen mede
mensen, honderd miljoen mede-Europe-
anen. Sommigen hebben zich inmiddels
ontworsteld aan de Russische overheer-
Vriend Giel,
Onze Pa hee in Hlecoten bij 't meske
thuis 'n koei gekocht en nou mos ik die
te zaterdag gaan halen. Das me 'n
sport gewiest Giel. Wa is da 'n end
helemaal van de Strumpt tot bij ons op
de Keutelberg. Mar Fina ha er wel erg
in. want die ha me tenminste vier snee-
en brood mee goed zult ertussen mee
gegeven veur onderweg. En mee de
koei aan ne stevige muntel en ne knap
zak mee 'n koortje aan mijne nek, ver
trok ik tets over de middag om zonder
schrik de lange voetreis te beginnen.
Mar da was eerder gezee dan gedaan,
want gine poot, hedde 't goed verstaan
Giel, ginne poot wou die koei van d’r
plak, en hoe ik ok trok en van koes-koes
speulde, ze bleef staan waar ze stond.
„Allee Fina,” zee hullieën pa, „pak ne
grint en stoepert ze 'ns 'n bietje aan.”
Maar hoe Fina d’r opsloeg, eerst zacht
jes, toen hard, die koei bleek nie van
plan te zijn mee me mee te gaan. Ik zeg
tegen Fina: „Houde gij ze ’ns vast dan
zal ik er eens op jennesen. En serieus
Giel, mee dak er achter kwam, begon
ze al te gaan en ze blééf gaan. Ik kos
ze zelfs mar amper bijhouwen, zo zette
ze er d’r sokken in. We waren seffens
'n end weg. Na 'n vijf honderd meter
bleef Fina staan en zee: „Ja, hoe mot
da nou, Harrie? Ik kan nimmer wijer
mee, zo in mijne schort en subiet zo
slangs deur turp, neeën, da doe’k nie”.
Ik pakte de de touw weer van d’r over,
mar niks, Fina mos veur bij de koei
blijven en dan ging 't van eigens, bleef
ze achter, bleef de koei ok staan. Er
was niks aan te doen ze móés wel mee,
er was ginne andere weg. „Och,” zee
ze ineens, „wa kan 't mijn ok verschil
len ook" en ze pakte me in mijne erm
en zo gingen we opgeruimd mee de
koei vlak op ons hielen op turp aan.
Ik zaag wel hoe bij de eenste huizen
al, hier en daar de gordijnen zo mee
'n tipke opzij gingen, maar mijn noch
mijn meske kos 't iets verschillen.
Tegenover de kerk tikte ik zoas da
past 'ns aan mijn vechtpet je. Op 't zelf
de moment zwiert die koei van ons
heure steert omhoog en besproeit de
weg over wel twintig meter mee vloei
baar goud. 'n Paar meskes, die van de
tegenovergestelde richting kwamen, rie
pen: „Hé Harrie, want ze kennen mijn
vort allemaal in Hlicoten) hé Harrie,
motte ginne rol closetpapier hebben?”
Ik roep terug: „Da zouwde gullie wel
willen zien hé, dak hier die koeienbibs
stond af te poetsen, maar ga maar mee
naar de lege waaikes bij 't Hooghuis
daar boenen w’r wel mee 'n bos gras
neffen as 't nodig is.” Fina lachte da ze
schokte. „Gij kunt 't toch altij zeggen,”
zee ze. Ik zeg: „Da s toch waar ok”
Afijn we slagen de weg naar de
Maalkant in en in flinke pas ga ge’t
verder. We hebben net de leste huizen
achter ons liggen of daar komt de va
der van Fina’s ons achter op. „Hoe
gaat ’t," vraagt ie. Ik zeg: „As Fina
mar veur bij de kop blijft gaat 't van
eigens, mar anders noppens”. „Dan
mot ze maar mee gaan,” besliste ie, „en
hier is oewe mantel Fina en nog twee
botterhams mee zult, want nou zulde
mee tweeën motten eten sebiet.” Ik
stopte 't pakske bij de rest en verder
wir mar. Wij zijn net voorbij 't Hoog
huis of d’r komt zo’n héél klein zwart
kef-hondje op ons af. ,,Oe Harrie,”
roept Fina, ne hond!" „Nie bang zijn,
meske, zeg ik, „ik zal da ding wel 'ns
tracteren.” Ik doe mijne knapzak af,
draai 't koortje 'n keer rond mijn hand,
haal uit en geef da vuil mormeltje zo’n
onverwachtse brood-mee-zult-mep da 't
wel tien keer onderste boven rolt. Ik
hang mee 'n royaal gebaar mijne knap
zak wir aan mijne nek, slaag mijn han
den zo 'ns neffen mekaar en zeg: „‘Zie
zo, nergens bang van zijn Fina, nooit
op de loop gaan".
Om kort te gaan, vlak veur da we
aan Kalburg kwamen, hebben we de
koei aan 'n boomke gebonden en nef
fen de kant van de weg op 'n paar haai-
bossen ons brood mee zult naar binnen
gewerkt. Ik wies nie da’k zó hard ge
slagen ha, want ons maal leek wel pap,
zo kledderig was 't geval geworren.
Na 'n half uurke gerust te hebben,
vervolgde we onze tippel naar de Keu
telberg. Nou zijn we net achter in Kal
burg of daar begint die koei van ons
veur de tweede keer naar de WC te
gaan. Wij zouwen 't nog mar amper
gemerkt hebben as op da zelfde mo
ment nie twee komiezen mee de fiets
aan de hand uit 'n zijpaaike kwamen.
„Hé," roept één van die mannen „hed
de gullie toch wel papieren?" „Wir zo
iemand," zeg ik tegen Fina. Ik roep
terug: „Gin stukske heren, ik heb t
vandaag al eens gezee, we doen t wel
mee 'n boske gras.” Nou Giel, dieën
ene viel gewoon over zijn fiets henne
van 't lachen, want hij bedoelde na
tuurlijk papieren veur de koei te meugen
vervoeren.
Mar afijn, tegen de avond kwamen
we mee ons koei thuis aan en 't is da
zo wijd is, mar ans zou ik ’t alle dag
wel willen doen.
Zeg Giel, tot nog 'ns hé en de groe
ten van al de keutels, mar t’ meest van
je vriend Harrie.
ONS WEEKBLAD
'f
30
I
'c
ZONDAG 17 FEBRUARI
Het lied der vrijheid
is niet zuiver getoonzet.
Terug in de geschiedenis.
Opgeofferd.
Wie zijn broeder offert,
verspeelt het geluk, i
Het kon niet
Wingewest.
lc'v'