Vrede op aarde
De THUISKOMST
WEKELIJKS NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR DE GEMEENTEN
ALPHEN EN RIEL - BAARLE-NASSAU - BAARLE-HERTOG - CHAAM
e. o.
Pater Marcelis schrijft vanuit de Kongo
Bescherming Bevolking
m
DRUKKERIJ DE JONG
Baarle-Nassau
I
zaterdag 22 dec. 1956
Nummer 51
zich op zijn andere zijde keerde en dat
op het tafeltje, dan kunt ge het zien.”
,Ik wordt moe,” dacht de oude man.
P. Stanislas Marcelis,
Katholieke Missie Ishenga.
afstofte en ze dan op hun plaats zette in
het stalletje.
„Ja, hoelang is dat al geleden, dat ik stondige droom.
Enige ogenblikken later kwam hij bij.
Hij zonk terug in het kussen en draai
de zich om, het gezicht naar de muur.
De vrouw weende zacht.
O, die eindeloze Kerstnacht en die
eindeloze dag. De oude vrouw zat roer
loos aan het bed van haar man. Ze zei
den nauwelijks een woord en luisterden
naar het hoge tikken van de klok, naar
de stemmen buiten, naar de voetstappen
van de voorbijgangers die zich haastig
door de koude dag spoedden. Niemand
kwam de oude man opzoeken die dag.
Er was geen kerstkrans en geen gezang
van kinderstemmen. Er was niets dan
de stilte, en de smart van heel de wereld
was gevangen binnen deze lage muren,
waar twee oude mensen eenzaam wacht
te in een ijdele hoop, dat, nu het Kerst
mis was, God een wonder zou doen
voor hen.
De uren gingen voorbij. Het licht dat
door het raam viel reeds en daalde. Het
verschraalde tot een bleke schijn, die
over de Kerststal streek. „Kom moeder,”
zei de oude man. „Het wordt donker.
Steek de kaarsjes aan.”
De oude vrouw ging langzaam naar de
stal.
Er viel een kaarsje op de grond en
de oude vrouw bukte zich om het op te
rapen.
Op dat ogenblik kraakte langzaam de
deur open en kwam hun zoon binnen.
leden lag niet duidelijk meer vóór hem;
de herinneringen schoven over en door
elkaar en de beelden waren vaag als in
een waas gehuld, en zeer verward.
„Moeder!” riep hij met benauwde
stem.
De oude vrouw keerde zich schielijk
om.
„Weet ge nog, moeder, wanneer ik die
stal gemaakt heb?”
De vrouw dacht even na: „Dat is
dat is drie-en-dertig jaar geleden vader.”
wekker niet meer op kunt draaien...”
De moeder zuchtte, zweeg en wendde
het hoofd af.
„Ge zegt niks, moeder?”
„Wat zou ik zeggen,” antwoordde de
oude vrouw. „Ik heb al zo dikwijls het
zelfde gezegd. Het helpt niet bij jou. Ge
zult wel altijd dezelfde hardkop blijven,
die ge altijd bent geweest. En waarom
zoudt ge Kerstmis niet halen? ’t Is mor
gen al Kerstmis. En...” Ze slikte wat
weg achter in haar keel, en veegde met
de rug van haar dorre hand langs het
voorhoofd, dat eenmaal blank was als
albast, maar nu gerimpeld en vergeeld
door de ouderdom en de zorgen.
„Ik denk,” zei de man na een korte,
zware stilte, „dat ik me heel wat betèr
zou voelen als hij hier was. Ik heb altijd
gedacht, dat hij met Kerstmis terug zou
komen. Ieder jaar opnieuw wachtte ik
erop. En gij misschien ook wel, moeder,
al hebt ge me er nooit iets van gezegd.”
De moeder zweeg en staarde voor zich
heen, de handen in de schoot. „Kom,”
zei ze, terwijl ze vermoeid opstond, „ik
dere mensen, die verlangen naar het H. zal de Kerststal klaar gaan zetten, hier
'j liet tafeltje, uaii kuilt ge xiêt Zlêïl.
Een ogenblik later keerde ze terug j
met een oude doos, dezelfde die jaar in verschrikkelijkste avontuur der ziel had
jaar uit de beeldjes geborgen had. De doorgemaakt, dat een mens maar over
man wendde het hoofd om en vanuit de komen kanvan de genade naar de zon
bedstee zag hij toe, hoe de oude vrouw de en van de zonde weer naar de genade,
zorgzaam de beeldjes van het kranten- i „Ik wordt moe,” dacht de oude man.
papier en het hooi ontdeed, behoedzaam Het werd opnieuw zwart voor zijn ogen,
j i 4.4.„ en zwar£ was de c}iepte waarin hij weg
zakte en een einde maakte aan zijn kort-
„Zou ik mijn huis en inboedel
tegen brand kunnen verzekeren
voor tweehonderdduizend gulden?”
vroeg een stem door de telefoon
aan de directeur van een verzeke
ringsmaatschappij.
„Natuurlijk kan dat,” zei de di
recteur, „ik zal u een van onze
vertegenwoordigers sturen met de
nodige papieren. Wanneer wilt u
hem ontvangen?”
„Nu, direct, onmiddellijk,” sprak
de stem gejaagd, „mijn huis staat
al in lichterlaaie...”
Die verzekering is niet doorge
gaan. Ook u zult die onbekende
man op zijn zachtst genomen een
zonderlinge figuur vinden.
Even zonderling als die mensen,
die het nu toetreden tot de B. B.
afwijzen met de mededeling: „Als
het nodig is, kunt u een beroep
op mij doen”.
Wie de laatste tijd het wereld
nieuws heeft gevolgd, zal zich ge
realiseerd hebben, hoe snel en he
vig de brand kan uitslaan.
Hij zal beseft hebben, dat het nu
de tijd is zich te verzekeren tegen
de gevolgen van een mogelijke
nieuwe wereldbrand: door deel te
nemen aan het hulpverleningswerk
van de B. B„ de organisatie van
burgers, die nu opgeleid worden en
nu oefenen om straks te kunnen
helpen.
Let wel: doeltreffend helpen!
Doopsel. Dat is zeker een goed teken.
Massabekeringen zijn er niet; 't is maar
druppelsgewijs dat de genade hier werkt i
Maar vroeger stonden vooral de ouderen
afwijzend tegenover ons werk. In sommi-
géq dorpen is dat nog zo en we worden
dan ook gewaar dat er van die dorpen
weinig jongere mensen zich durven la
ten dopen.
Zelfs in de klassen worden we die in
vloed van de ouderen gewaar. Dit jaar
ben ik begonnen met ook meisjes in de
school aan te nemen. Het zal nog lang
duren - als er ooit komen - dat we de
hulp van de Zusters zullen krijgen. Er is
voor het ogenblik wel een school voor de
meisjes in de hoofdpost, Kole, waar
Monseigneur Van Beurden verblijft,
maar dat is voor de kinderen uit deze
streek te ver om er naar toe te gaan.
De meisjes van een dorp uit de buurt,
komen, iedere dag naar de school, al is
Jiet zes kilometer te voet. Het andere
dorp dat maar vier kilometer ver is, is
veel onregelmatiger. Zeker weten doe ik
het niét, maar ik vermoed dat het geen
andere oorzaak heeft dan de mede
werking van de ouderen in het ene dorp
en de tegenwerking in het andere. Niet
dat ze opeiilijk tegenwerken; ze blijven
altijd evén beleefd en zolang men ze ge
rust laat in hun oude doen, zijn ze zelfs
vriendelijk. Maar achter de schermen
verbieden ze .de kinderen om naar de
school te gaart, ofwel trekken ze het
zich niet aan. Soms gaan we wel eens
naar het dorp om met die mensen wat te
praten. Ze geven u altijd gelijk en ant
woorden maar: „Ja pater, zeker pater,
ja, de kinderen moeten naar school, als
ze in ’t dorp blijven doen ze niets dan
kwaad”. En achter uw rug doen ze het
tegenovergestelde. Enfin, alle begin is
moeilijk en binnen enkele jaren zal het
wel beteren.
Het loopt stilaan tegen Kerstmis en
Nieuwjaar. Daarom wens ik aan alle
missievrienden en dorpsgenoten ’n Zalig
Kerstmis en een Gelukkig Nieuwjaar.
Wij zullen hét op die dagen wel warm
hebben en ik wens u allen ook wat zon
en veel geluk gedurende die dagen.
Al de mensen die op de een of andere
manier hebben meegewerkt aan de gif
ten, die hier zijn toegekomen, dank ik
hiermee hartelijk, ook in naam van de
andere paters en in de naam van de
zwarten, die er goed hun deel van heb-
Uitgave van
i dan ook niet te verwonderen. Tegen-
i woordig krijgen de zwarten daar toch
meer begrip voor en komen ze geregeld
vragen of er nog geen klederen aange-
dat stalleke maakte,” vroeg de oude man Enige ogenblikken later kwam hij bij.
zich af. Hij dacht diep na, maar het ver- Hij voelde dat zijn vrouw natte doeken,
koud en druipend, op zijn brandend voor
hoofd legde.
Plotseling ging de man recht zitten
en hij schreeuwde: „Hou op! Hou op!
Had me maar laten sterven!” De vrouw
schrok. Ze dacht dat hij aan het ijlen
ging en ze trachtte hem zacht-dwingend
in het kussen terug te duwen.
„Laat maar,” zei de oude man zacht.
„Neem me niet kwalijk. Ik dacht dat
hij was teruggekeerd. Het is maar een
aai is une-en-uerug jaar geieucu vaucx. droom geweest.. En alles was zo goed...
„Drie-en-dertig jaar’,, herhaalde de zo goed.”
stem in het alcoof. „Dan is dan is hij i
nu dertien jaar weg. Een lange tijd, moe
der. Te lang, denk ik.”
De vrouw wendde zich weer om en i
ging door met de Kerststal klaar te zet
ten. Even hield ze het kribje met het
Kindje in de hand. „Ge kunt nooit weten.
Dat dit Kindje in de kribbe kwam, was
óók een wonder. En daarom denk ik, dat
er iedere Kerstnacht opnieuw ergens ’n
wonder gebeurt. En waarom zou dat
wonder niet voor ons kunnen gebeuren?
Zijn wij niet even goed als alle anderen?”
Ze zette het kribbetje op zijn plaats en
blies toen het stof van de ezel af.
De man in bed hoestte even. „Vertel-
selkes, moeder,” zuchtte hij. „De beke
ring in de Kerstnacht. Jawel.” Hij lachte,
maar het klonk eer triest dan opgewekt.
De vrouw zweeg en ging door met het
werk en de man zweeg ook en keek naar I
het licht van de bleke zon, dat door de I
ruitjes viel.
Toen wendde de zieke het hoofd weer
naar de muur. De bloemen van het be- J
hang dansten op en neer. Hij hoorde een
dof suizen binnen in zijn oren, en dan
weer was het of men ergens ver weg
zichzelf in een droom. Hij zag, hoe hij DAN DUIZEND GOEDE BELOFTEN.
Ishenga, enkele weken voor Kerstmis.
Beste Missievrienden en
Dorpsgenoten,
Vandaag is het hier op de missie maar
een triestige dag! Ja, die zijn er in Kon
go ook. Hoe dat komt? Het is altijd die
zelfde spelbreker, die we ook regelmatig
in Baal te zien krijgen, de motregen.
Gelukkig duurt die gewoonlijk niet zo
lang als bij ons thuis. Hier is dat het
staartje van een zwaar onweer: we mo
gen wel zeggen „de staart”. In de na
nacht schieten we wakker van een paar
zware donderslagen, gevolgd door een
stortvlaag van een half uur of soms een
uur en meer. Die vlaag vermindert stil
aan tot een motregen, die aanhoudt tot
rond de middag. Voor ons betekent dat
een halve dag vrijaf, want met zo’n weer
hoeven we niet veel kinderen in de
I komen zijn uit de „Mputu”. Daar be
doelen ze dan de streek mee, waar de
missionarissen vandaan komen. En als
we dan moeten zeggen dat er niets is,
kijken ze maar sip; wij trouwens ook.
Want wij hebben geen last van de kou; j
zij wel.
Gelukkig is het niet iedere dag zo
triestig. Er zijn veel zonnige dagen. En
dan is de zwarte een echte zwarte, dan
voelt hij zich thuis in zijn land. En zo is
er vanavond de zon nog eens doorgeko
men. Ik was bezig met dit briefje te
schrijven toen we een auto hoorden bin
nenkomen. En u kunt me geloven of niet,
juist als ik vertelde dat er hier een te- te spreken,
kort is aan klederen kwam daar ’n volle
„Wat denkt ge ervan, moeder?” zei hij
kist aan. De tweede zending klederen daarna moeizaam. „Zal ik het Kerstfeest
alsook de giften van de Missienaaikring. nog wel halen? Het is vast gauw gedaan
en de oude vrouw bukte zich, om het op
te rapen.
Op dat ogenblik kraakte langzaam de
deur open en kwam hun zoon binnen. Ze
zagen hem tegelijk, want bij het kraken
had de vrouw zich snel omgedraaid en
de man richtte zich op in zijn bed. Ze
waren beide.n als verlamd. Ze konden
geen woord uitbrengen en keken maar
naar hun zoon die langzaam, lachend,
dichterbij kwam. Ze meenden dat het een
spookverschijning was, maar hij legde
de handen stevig op de schouders van
de oude vrouw en zei met krachtige
stem: „Hier is ie nou moeder. De ver
loren zoon. Na dertien jaar terug. Wel,
wel, wat zegt ge daarvan?” Toen wendde
hij zich tot de oude man, die met holle
ogen voor zich heen zat te staren. Hij
greep zijn benige, zwetende hand: „Ik
ben het werkelijk vader, ik bèn het. Be
keerd en wel. En hebt ge het gemeste
kalf al geslacht?” Langzaam brak de
betovering. .De vrouw begon te snikken
en de man zakte uitgeput terug in het
kussen en mompelde: „Toch nog ge
komen toch nog gekomen. God zij
dank!” „Ziet ge wel, vader,” lachte de
vrouw door haar tranen heen, „ziet ge
nu wel dat het geen vertelselkes zijn,”
en ze pakte de jongeman bij de hand en
drukte haar grijze hoofd tegen zijn
schouder aan.
Er werd geen woord over het verleden
gerept. Ze zaten daar bijeen aan het bed
en spraken over koetjes en kalfjes, en
over buurman zus en buurman zo, pre
cies, alsof de jongen was teruggekeerd
van een lange, verre reis en niet het
De oude man in de bedstee kuchte be
nauwd minutenlang aaneen, maar bij het zijn vrouw de kaarsjes aanstak voor de
eerste pijnlijke geluid was zijn vrouw aan stal. Er viel een kaarsje op de grond
zijn zij gekomen, en trachtte hem wat te 1 J-J--
1 verlichten door zijn hoofd wat op te til
len en hem met vriendelijke woorden toe
Het eerste wat ik zag was het mooie wit- met me, denk ik. De wekker is afgelopen
te misgewaad. Dat werd dadelijk door de bijna afgelopen.” Hij trachtte te
andere paters gekeurd en ze vonden het lachen. „En het ergste is, dat ge deze
allemaal prachtig. Het werd direct be
stemd voor de grote feestdagen. Het vo
rige feestgewaad is wat beschadigd door
de regen. Op een nacht had het gestormd
en het dak van de sacristie had veel ge-
ledeh van de wind. De regen was er bin
nengeslagen... en wat de witte mieren
of andere insecten niet verwoesten,
i krijgt zijn deel wel van de andere kant,
j Onze beste dank aan de Missienaaikring.
We kunnen ook hoe langer hoe meer
misgewaad gebruiken, omdat we buiten
de grote missiepost, nog drie andere
plaatsen bezoeken, waar er om de veer
tien dagen wordt misgelezen. Op rt ogen
blik heb ik die bediening in handen en
het is zeker de moeite waard om er zelfs
nog wat meer werk van te maken. Er
wonen daar een honderdtal christenen
te ver van de missiepost om naar de
kerk te komen, het is voor die mensen,
die tussen de heidenen leven toch al
moeilijk genoeg om op het rechte pad te
blijven. Als we one regelmatig kunnen
bezoeken is er meer kans dat ze goed
blijven. Ook zijn daar verschillende ou-
We wensen elkaar een „Zalig Kerstfeest”. Gewoonlijk niet meer
dan deze twee woorden. Ofwel we weten niets meer van het Kerst
feest, ofwel we kunnen de rijke inhoud van het kerstgebeuren niet
in woorden weergeven, en zeggen daarom maar het gebruikelijke
„Zalig Kerstfeest”.
Het Kerstfeest houdt voor ons zoveel in. Kerstmis is het feest
van Christus’ Geboorte, de verjaardag van de Zoon van God, Die voor
oris mens werd, om ons te verlossen, ’t Is de komst van de Vrede
vorst, die Zijn komst op aarde vergezeld deed gaan van de engelen
zang: „Eer aan God in de Hoge, en vrede op aarde aan de mensen
van goede wil”. Eer aan God, vrede aan de mensen! Wat een pro
gram! Kerstmis is het feest van Licht, want Hij kwam als een licht
op de wereld, een licht dat verseneen in het duister, dat allen zou
verlichten die in duisternis gezeten zijn.
Dat was Christus bij Zijn komst op aarde en dat is Christus nog.
Kerstmis wordt wellicht wel anders gevierd als vroeger, maar Kerst
mis blijft boven alles en alle tijden uit zijn oude betekenis behou
den. Wie de oude betekenis van Kerstmis ontgaat, hun ontgaat Chris
tus. Voor hem is Kerstmis geen Christusfeest meer. Wie van ’t Kerst
feest maakt het feest van het kerstmannetje of de kerstboöm zonder
kribbe, voor hem gaat verloren de eer, die hij heeft te brengen aan
God, en hij zal de vrede des harten en die met de evenmens verlie
zen. Voor de aardse wijze, die meent de wijsheid zelf in pacht te
hebben, zal het Kerstfeest zijn een dag van duisternis en niet van
licht.
Een Zalig Kerstfeest wens ik U toe, maar dan moet hetKerst
kind ons allen geknield vinden voor Zijn kribbe, moet Het ons met
stille huiver bezielen, moet Hij ons vinden als mensen die vol goede
wil ons hart openzetten voor Gods genade en Gods vrede.
school te verwachten. En het is te be
grijpen ook. De jongens en meisjes heb
ben niet veel meer dan een. dunne doek
om het lijf,'dé kapitaalkrachtigsten on
der hen, dragen een korte broek en een
gescheurd hemdje. Regenjassen zijn hier
onbekend. Daarbij komen de meesten
van vier tot zes kilometer ver te voet
naar de missie en gewoonlijk met een
nuchtere maag, want de meeste negers
eten ’s morgens niet. En om dan in hun
natte kleren stil te zitten; dn een klas
zonder deuren of vensters onder een
bladerendak, is pok niet alles, om .een
goede gezondheid te bewaren. Ze blijven
dan maar stilletjes, thuis in hun hutje
zitten bij een vuurtje met hun knieën
ópgetrokken tot onder hun kin. De men
sen hier moeten zon hebben, anders le
ven ze niet.
Enkele weken geleden is er hier, dank
zij de goede zorgen en de medewerking
van vele mensen uit Baarle een hele kof-
fer met klederen aangekomen.En wees
gerust, die blijven hier niet lang onge
bruikt liggen. Buiten de onderwijzers en
hun vrouwen,en enkele anderen, de zo
gezegde geévolueerden, wordt de mode
nog niet gevolgd. Het komt niet zo nauw
wat de negers aan hebben, of al de stuk
ken wel bij elkaar passen.. Het voornaam
ste is dat ze iets hebben om aan te doen
en vooral om zich tegen de kou te be
schermen. Soms zouden- wij, paters, de
muren willen oplopen of uit ons vel
springen en een paar hartelijke woorde-
kes tussen de tanden fluisteren, als we
zien hoe de meeste zwarten hun kleine
kinderen aankleden als het koud is. Ik
i zeg wel „aankleden” maar ik zou mis
schien beter zeggen „niet aankleden”.
Gewoonlijk lopen ze hier fond tot drie,
vier jaar met een simpel koordje om de
lendenen. De meesten dragen daarbij nog
een snoer van kleine pereltjes rond de
lee en nog een paar onder de knie, met
dan nog koperen ringen om enkels en
polsen. Dat is hier zo de mode. Als de
zon schijnt en het is goed warm, is daar
niet veel op tegen. Maar de ouders vin
den het ook niet nodig om klederen te
maken of te kopen voor de kleinsten.
Zo zien we regelmatig moeders die zich
ingepakt hebben met alle soorten lap
pen en doeken tegen de kou en die hun
kleintje op de arm dragen in zijn ringen-
en touwtjesklederen. En als we dan zeg
gen dat ze hun kinderen ook goed moe
ten inpakken; kijken ze verwonderd en
zeggen dat ze dat nooit gedaan hebben I
en dat hun vaders en moeders dat ook i
nooit deden. Dat er hier veel kinderen
i ziek zijn en er verschillende sterven, is ben gekregen. Tot een volgende keer.
dreunend op een aambeeld sloeg. Het 1
werd snel donker. De oude man had het
gevoel of hij wegzakte in ’n diepe, zwar-
te put, eindeloos diep. „Het gaat wel 1
over,” dacht de man. Toen zonk hij weg
in een diepe, zwarte nacht, waarin een
ogenblik alles onzichtbaar was. Hij wist EEN GOEDE DAAD
niet of hij dood was of nog leefde. Ja, 1
hij moest nog leven, want nu zag hij
ONS WEEKBLAD
EEN VERTELLING ROND KERSTMIS
IS BETER BOETE