VOOR DE GEMEENTE ALPHEN EN RIEL I De oudste hoeven van Alphen ONS VASTENPRAATJE HET LANDBOUWSCHAP KINDEROPVOEDINGS- PROBLEMEN 26 Maart 1955 .J Voor vlijtige handen in het schoonmaakgetijHamea-Gelei Uitgave: Drukkerij de Jong, Baarle-Nassau - Tel^^ I. Nummer 1 3 goederen lijf- W. W. anderen - ze partij laten, met de ook deze Aengelbertus In de Landg< '5- de Merovingers. dorp in de vroegste heeft gehad. Maar „om alle ontzegd I en en schatten” en hen allen. eerst laten zien om vaste grond te hebben voor alles, wat gaat volgen in volgende artikelen. VRIJWILLIG OF GEDWONGEN? Het belangrijkste kenmerk van de Stichting voor de Landbouw was, dat deze ontstaan was door de vrijwillige samenwerking van de organisaties van boeren, tuinders en landar beiders. Een kenmerk van is eveneens, dat de leden vi WANNEER ZIJN WIJ GOEDE OUDERS? Wanneer wij elkaar beminnen en uit en door deze liefde onze kinderen. Voor een gunstige ontwikkeling van het kind is im mers vóór alles belangrijk, dat de ouders elkaar beminnen en in hun onderling liefdes leven enigermate geslaagd zijn. Is de ver houding tussen de echtgenoten niet goed, dan zullen zij ook voor hun kinderen geen goede, geen liefdevolle ouders zijp, t Kind zal pas dan de liefde ontmoeten, die de ouders hem toedragen, als deze in elkaar opgaan en elkaar beminnen en uitgaande van de bevrediging en het geluk die zij bij elkaar gevonden hebben ook liefde schen ken aan het kind. Een opvoeding, die niet door liefde voor het kind geleid wordt, is als een mens zonder hart. In haar uiterste vorm zal ze nauwelijks voorkomen, tenzij bij volkomen ontaarde wezens. Liefdeloos heid in de opvoeding komt echter in gema tigde vorm vaker voor dan men denkt. De vader, voor wie kinderen alleen maar onaangename gevolgen zijn van zijn huwe lijk; de moeder, die in haar kinderen even zoveel beletselen ziet om van het leven te genieten en te behagen aan zoeken, dan is wellicht die Paulus, priester, de dienstdoende priester van Alphen. In de lijst met frankische namen vinden we .waarschijnlijk de namen van de huis vaders terug, die door deze acte van meester veranderen. Wij laten hier nog enige kleine toelich tingen volgen: Vooreerst de schenkerHij was een Frank en wel een Saai, want Toxandrie was zijn gebied. Hij was een vrije Frank en had dus het recht om over zijn goederen te beschik ken. Het feit, dat zijn broeder Verengatto zijn instemming geeft, beduidt, dat de schen king in volle recht is geschied. Engelbertus was een rijke grondbezitter. Later is hij ook de schenker van en laten in Eersel en Diessen. Aan de overdracht te Alphen en aan het goed zelf is verbonden de overdracht van elf cassatae hoeven, met horigen en lijf- eifenen bevolkt. Het was immers op dié hoeven, dat de onvrijen woonden. Zij maken deel uit van het goed, en samen mét het goed gaan zij over naar de nieuwe eigenaar. Zij hebben, samen met het huis, dat hun tot woon is gegeven, ook hun eigen landbouw bedrijf, waarvan zij leven; maar daarbuiten hebben zij op bepaalde dagen te werken voor de heer op diens hevenhoeve. De bepaling van elf laathoven, die aan deze schenking verbonden is, laat ons even wel niet toe het aantal bewoners van het landgoed te bepalen. Ieder, hoeve bestond uit een familie, daarenboven de lijfeigenen. Verder is de gift in het algemeen beschreven. De begrenzing zelf, temidden van de wijde heivlakten en grote bossen, laag kreupelhout, zal in die tijd wel niet officieel afgebakend geweest zijn. Thans gaat dat alles over op de nieuwe eigenaar. Op de goederen aan deze gift verbonden, heeft de H. Willibrord het middelpunt vast gelegd van een nieuwe parochie. De eigenaar van het goed had de frankische afgoden dienst verlaten, het Doopsel ontvangen en hij wil voor zijn onderdanen en voor anderen in de buurt hetzelfde heil openstellen. Naar zijn voorbeeld zullen ook zijn ondergeschik ten het Christendom tot hun godsdienst maken. Verder zullen de inkomsten van het landgoed de aartsbisschop in de gelegenheid stellen in het missiegebied van Friesland de uitgaven van de kerkinrichting te bestrijden. Dit alles moest ik u -- - een nu ONS WEEKBLAD HET HOF TER BRAKE OF DE PRINCENHOEF. Nu gaan we behandelen de oorsprong van ons dorp Alphen. We weten, dat sinds het jaar 2000 voor Christus ons dorp reeds bewoond was. Daar van getuigt de Keutelberg. Aan de oevers van de Donge kunnen we de eerste bewoning vinden. Daarna zwermden de bewoners uit naar den Dekt en naar Teroever of Terover. De Kelten komen daarna rond 600 tot 800 voor Christus. Hun begraafplaats lag op de Molenhei. Daarna komen andere volksstam men. Tussendoor komen de Romeinen gedu rende twee eeuwen na Christus en hebben minstens twee woonoorden, die afgescheiden waren van de inheemse bevolking. Daarop komen de Franken en 1 K Ge begrijpt, dat ons tijden een bepaalde naam die naam is ons niet overgeleverd. Alleen een of andere gelukkige bodemvondst b.v. van een romeinse mijlpaal, zou ons kunnen openbaren hoe ons dorp heette in de romeinse tijd en vroeger. In de Merovingische tijd, tussen 600 en 700 na Christus, verschijnt voor het eerst een naam voor ons dorp n.l. Alpheim in het jaar 709, en wel in de officiële schenkings- acte van Alphen aan de H. Willibrord. Onze betreurde geleerde vriend Dr Erens schrijft erover in Sancta Maria December 1938; ,Op 21 Mei 709 werd aan aartsbisschop Willibrord door den edelen vrijen Frank Engelbert dezes vaderlijk erfdeel geschon ken. Wij belichten dezen schenkingsbrief volgens zijn inhoud. Gever is Aengelbert, zoon van wijlen Goatbertus. Hij wordt in hetzelfde stuk nog meer eenvoudig, naar latijnsche uitdrukking, Engelbertus genoemd. Naar gewoonte der oude aktes wordt gezegd, dat het stuk is opgemaakt naar de wetten en rechten van de Franken, volgens dewelke eenieder vrij kan beschikken over wat hem toebehoort. Maar tevens vinden wij hier de gedachte van een van dien edelen Frank beheerscht: hij zegt: het is noodig, dat eenieder, om de onzeker heid van het einde van dit leven, uit zijn goed iets afzondert als het deel van God! Daardoor krijgt hij barmhartigheid voor zijn zonden. Daarom aldus de tekst: voor de genezing van zijn ziel, of voor de eeuwige vergelding heb ik, Engelbertus besloten, U Vader an Kerkvorst Willibrordus, iets van mijn goede ren te geven. Dit deed ik als volgt. In de Landgouw Toxandrie, op de plaats en Verengattus zijn broeder hebben’ het als echt erkend. Ego Paulus presbyter subscripsi. Ik, Paulus, de priester, heb mede onder- teekend. Testibus Aldrao, Alduino, Nardgoato, Egisgaro, Nanduino. Dat waren de frankische getuigen. o De lijst van de personen, die met de schen king gemoeid zijn, zou ons fel interesseren, als we ze konden toelichten. Maar daarvoor ontbreekt iedere bijzonderheid. Zo men in Virgilius de ..pastoor" van Tilburg mag de toegang tot de kerk wordt hun zij krijgen hun aandeel met Judas zij worden geslagen met de wraak, welke neerkwam op Ananias en Saphier en met de melaatschheid van Giëzi. Verder onder de uitspraak van den staats- fiscus betalen zij als boete 5 pond goud en 10 pond zilver! De acte werd opgemaakt te Tilburg door Virgilius den secretaris van St. Willibrord. Voor wat aangaat het formulier van de bekrachtiging, welke de acte afsluit, moeten we den opgeteekenden tekst herleiden naar de algemeene beschouwingen over het Gulden Beek van Echternach, waarin de akte ons is overgeleverd; want het origineele document is verloren gegaan. De copiïst (de overschrijver) heeft voor dit stuk, gelijk voor vele andere, het laatste formulier fel vereenvoudigd. De aanvoerin gen van getuigen had voor hem niet veel waarde. Zij waren immers allen reeds dood en konden dus niet meer opgeroepen worden als getuigen. Het stuk is onderteekend: Ego, Virgilius, presbyter scripsi. Ik, de priester Virgilius, heb dit stuk christelijke inspiratie, welke de daad geschreven. komen voor en zijn dan natuurlijk de meest erbarmelijke ouders, die men zich denken kan. Waar persoonlijk egoïsme de boven toon voert, daar kan natuurlijk geen ware opvoeding gevonden worden. De gevolgen voor de kinderen kunnen velerlei zijn, maar hulp is hier weinig te bieden, tenzij een meevoelende uit de omgeving tracht goed te maken, wat de eigenlijke zovoeders be derven of ontzetting of ontheffing uit de ouderlijke macht. Intrinsiek is zulk een geval hopeloos, omdat waar liefde in de opvoe ding ontbreekt de ziel van de opvoeding dood is. En die is door niets te vervangen: alle hulp kan hier slechts lapwerk vormen. Woorden wekken, voorbeelden trekken! Er zijn ouders, die menen in hun plicht te kort te schieten, als ze niet elke dag een of meer toespraakjes of stichtelijke vertogen tot hun kinderen richten. Bij volwassenen gaat een preek al vaak het ene ooi in en het andere uit, bij kinderen pakt zulks hele maal niet. Maar het is gemakkelijk voor de ouders, men krijgt er zo’n goede dunk door van zichzelf en men hoeft er weinig voor te doen. De daad, het voorbeeld, is duizend maal meer waard voor de opvoeding van het kind. En dan vermijdt men ook, dat men van de kinderen vraagt wat men zelf niet in practijk brengt. Men vermijdt schijn heiligheid en onechtheid in de opvoeding. nog een kopje koffie op de koop toe. Dit jaar bezorgt Trees nog een extra: ,,het geld van zoveel flessen bier als er dagen zijn in de vasten.” „Goed is het gebed met het vasten, beter is de aalmoes dan goud (Tobias 12, 8). Vast op zulke wijze, dat ge U verheugt over de blijdschap die ge de armen verschaft. deze organisaties ijwillig toegetre den zijn. Men kan lid worden als men wil; men kan ook weer bedanken als men wil. Een dergelijke organisatie noemt men privaat rechtelijk. Het landbouwschap heeft zeggingschap over alle boeren, tuinders, loonwerkers, ver- veners, bijenhouders en landarbeiders. Nie mand van hen kan zich aan het gezag ven het Landbouwschap ontrekken Het is een pu bliekrechtelijke bedrijfsorganisatie, afgekort P.B O. Dit alles klinkt nogal ingewikkeld, maar in hun dagelijkse leven hebben bijna alle boeren en tuinders al lang te maken gehad met een publiekrechtelijke instelling. Iedereen weet wat een waterschap, een polder, een hoog heemraadschap is. Iedereen, die grond in ei gendom heeft in een waterschap, is onder worpen aan de verordening van dat water schap. Dat kan ook niet anders. Als men zich alleen aan deze verordeningen zou moeten onderwerpen als men daar zin in had, zou het er met de waterschappen en polders maar raar uitzien in ons land. Een goede verzorging van de dijken, een afdoende bescherming te gen het water, een goede afvoer van het wa ter, zou dan niet mogelijk zijn. Om dat wel mogelijk te maken moeten allen in zo n pol der meewerken. Het Landbouwschap gaat niet over mensen die in dezelfde polder of in hetzelfde water schap wonen, maar over mensen, die hetzelf de beroep uitoefenen. Het gaat over allen, die in de land-en tuinbouw werkzaam zijn; on verschillig of ze een eigen bedrijf hebben dan wel een pachtbedrijf; onverschillig ook of zij ondernemer zijn dan wel arbeider Het Land bouwschap moet de belangen verdedigen van allen, die in land- en tuinbouw werken, heeft daarom zeggenschap over „SCHERP IN” KOMT HARD AAN. De hoge krachtvoerrekeningen en het inmiddels niet meer vroege voorjaar nopen de boeren er toe zeer zuinig te zijn met hun laatste voervoorraden. Door de dieren wat langer droog te zetten, door wat meer stro te geven dat echter ook duur is heeft men getracht op het ruwvoer te besparen. Op vele bedrijven zal nu echter toch de tijd zijn aangebroken, dat de bodem van de silo en van het hooivak zichtbaar wordt. In normale jaren wordt datgene dat er dan nog is, verwerkt in de mestvaalt, of gebruikt als strooisel. Zeer begrijpelijk is het dat men nu ook deze laatste resten probeert op te voeren. Voorzichtigheid is daarbij geboden. Heel gemakkelijk raken bij het verza melen van de laatste resten allerlei onge rechtigheden, zoals spijkers, ijzerdraad, enz. in het voer. Het gevaar voor „scherp” neemt nu dus sterk toe. Er hoeft hier niet gewezen te worden op de schade, die daardoor kan ontstaan. Vol- staan kan worden met de opmerking, dat de koeien met „scherp in” heel vaak alleen nog maar naar de slachtbank kunnen. Men zij dus voorzichtig. Uiteindelijk is het voor deliger wat langer en meer krachtvoer te geven, dan één productieve koe door „scherp” naar de slager te moeten brengen. DE VASTEN MOET SAMENGAAN MET GEBED EN GOEDE WERKEN MIEL EN TREES. *t Was in de tweede week van de vasten. Staf kwam eens zien bij Miel, kwestie van een paar nieuwe schoenen voor zijn kleine, ’t Was op de middag, en Miel en zijn Trees zaten aan ’t middagmaal. Tussen hun getwee stond een volle fles bier, en" vóór Miel en Trees een glas... water! Staf wreef eens met zijn vuisten in z’n ogen, kwam een paar stappen korter bij of hij wel goed gezien had, en keek toen met grote ogen naar Miel, als wilde hij zeggen: „Wat betekent dat nu?” ..Ja,” zei Trees, gerekt en schalks, „dat is hier zó sedert Aswoensdag, dat is een ge dacht van Miel. De pastoor had gepreekt dat alle mensen misschien niet kunnen vasten, maar versterving doen, dat moeten ze allen. Zc boeten ze hun zonden uit en zo verster ken ze zich tegen de aanlokking tot zonden. En teen dacht Miel: ons onthouden van eten, dat zal niet gaan voor ons werkende mensen, doch... ons onthouden van bier... dat zou wel kunnen.” „Ene,” zegde Miel, het offer beter te voelen, zetten we dagen de enige en laatste fles bier die we op Aswoensdag nog in huis hadden, hier vóór ons op tafel.” Staf vond dat schoon, en met zijn, prak tische zin zegde hij, terwijl hij met zijn duim over zijn wijsvinger wreef: „En dat houdt nog een schoon centje in de zak ook! „Dat is nummer twee,” zei Trees. En Miel vervolgde: „Ons Trees heeft een voorliefde voor St. Jozef, en als de ieveraarsters komen inzamelen om het beeld in de kerk te sieren met bloemen en licht, die vinden immer in Trees haar kous een sommeken en krijgen Alfheim geef ik, wat ik zelf uit de nalatenschap van mijn vader ontving: Elf laathoven mijn heerenhuis, mijn heerenhoeve, gelijk iedereen weet, dat het thans mijn eigendom is. Daaraan zijn verbonden een met heel hun bezit. Dit goed wordt gegeven in zijn algeheel- heid en in bijkomstige zaken: huizen, hoeven, bosschen, landerijen, beemden, weilanden, akkerlanden en waterloopen; roerend en on roerend goed: ingangen en uitgangen en het waterschap bronnen en putten en vennen. Naar het formulier, dat in iedere oude acte voorkomt, wordt de banvloek uitgesproken tegen degenen, die iets zouden ondernemen tegen deze schenking: zij worden overge leverd aan de verbolgenheid van God en Zijn Engelen, .‘■-s

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Ons Weekblad | 1955 | | pagina 1