moet? VOOR DE GEMEENTE ALPHEN EN RIEL Doet de K. V. P. wat Alphen tijdens de tachtigjarige oorlog w. w. GROTE VASTEN KINDEROPVOEDINGS- PROBLEMEN Uitgave: Drukkerij de Jong, Baarle-Nassau - Tel. 231 beleid een zekere welstand voor de brede lagen der bevolking had vastgelegd, was het de K.V.P. die gelastte een onderzoek in te stellen naar de situatie bij de mid dengroepen. Aan de hand van de ver kregen resultaten stelde zij ’n vier-jaren plan op, om de noodzakelijk scheef ge haalde verhoudingen, rechtvaardiglijk recht te trekken, door salarisverhoging en belastingverlaging. En ook is zij het geweest die onlangs op voorzieningen voor weduwen en wezen heeft aange drongen. Had het in de eerste fase van de Ne derlandse heropbouw soms de schijn dat de P.v.d A. de richting bepaalde, zodra de economische positie van ons land een differentiatie toeliet, heeft de K. V. P. van de geest (hoogmoed) van de ogen (hebzucht). een alge- zouden steunen. Daarom moest op bepaalde dagen uit ieder huis een persoon beschik baar zijn „met geweir”. Ieder dorp zou twee kapiteins aanstellen, een vrijgezel en een gehuwde, die de verdere rotmeesters zouden kiezen en alzo zou een wacht voor dorp en hei ingericht worden. Dus een vorm van vrijwillige landstorm! Al was het in de volgende jaren nog ver rustig en heerste overal onveiligheid, toch is in Augustus Prins Frederik Hendrik met zijn gemalin Amalia van Solms langs het dorp gekomen. De troepen van Lamboye lagen echter te Ravels. Eerst pleisterden zij in Baarle, waar zij plechtig gehuldigd wer den in naam van de drie dorpen der Baar- Men doet er verkeerd aan, de grote Vasten eenzijdig voor te stellen alleen als een tijd van minder eten. De versterving gaat véél verder! De eerste Zondag van de Vasten leert ons zeer treffend in het Evangelie wat de vasten voor ons moet betekenen We lezen daar n.l. dat Christus driemaal werd bekoord: 1 tot zinnelijkheid, 2 tot hoogmoed, 3 tot hebzucht. Door de versterving, door het vasten, door haar zienswijze in menig opzicht aan de regeringspartner opgedrongen en vrijwel alle verruimingsmaatregelen, die op het ogenblik actueel zijn dragen het stempel van de K. V. P. Al was de remmende en matigende werking van de K.V.P. op het beleid van de eerste na-oorlogse jaren weinig spec- tatulair en ondankbaar, de geschiedenis zou wel eens kunnen oordelen, dat het voor de toekomstbepaling van Nederland van het hoogste gewicht is geweest en in ieder geval heeft de K.V.P. er door kun nen bewijzen dat geen persoonlijk of groepsbelang haar houding vermag te bepalen, maar dat durft doen, wat in voor- en tegenspoed het belang van het gehele volk van haar vraagt. Stel haar in staat ook in de toekomst katholieke in vloed uit te oefenen op het landsbeleld en WORDT DAAROM OP 10 MAART A.S. LID VAN DE K. V. P. I K. V. P. niet geaarzeld regeringsverant woordelijkheid op zich te nemen, of- Wat verstaan we onder spijbelen? Wan neer een kind voorwendt gewoon naar school te gaan, maar in plaats van naar school te gaan, uit de school wegblijft, spre ken we van spijbelen. Sommige kinderen gaan gewoon met andere kinderen naar school, maar verdwijnen dan stiekum van de speelplaats. Dat het kind soms tot spij belen komt berust op zijn tijdelijk grotere onevenwichtigheid en grotere durf. Bij klei nere kinderen komt het meest voor wanneer zij het onderwijs moeilijk kunnen volgen, wanneer het kind dus op school zo’n beetje in de knel geraakt is. Tegenwoordig echter hoeft het tekort aan capaciteiten geen reden meer te zijn tot spijbelen, daar het onder wijzend personeel door het meer en meer toegepaste intelligentie-onderzoek de bete kenis van de mate van intelligentie met betrekking tot de leerdrang is gaan inzien. Wordt een kind, dat op school duidelijk tekort schiet, na onderzoek, naar het B.L.O. verwezen, dan houdt het spijbelen meestal op, zodra het de aangepaste onderwijsvorm geniet. Ook kan een kind tot spijbelen komen, wanneer de leerstof niet boeiend genoeg is voor het kind, in deze betekenis, dat de leerstof niet voldoende aanspraak doet op de fantasie van het kind. Soms komt het voor, dat een leerling uit school weg blijft om een gebeurtenis op het gebied van zijn grootste belangstelling mee te kunnen maken. Dit gebeurt bij jongens vaker dan bij meisjes, omdat jongens meer gespecia liseerde interessegebieden bezitten, boven dien een grotere ondernemingszin hebben en vaak wat zwakkere gewetensfunctie op het gebied van leren. Het komt voor dat een kind slechts een enkele keer spijbelt: dan is de oorzaak meestal niet ver te zoeken. De angst, naar school te gaan, is dan vaak hoofdoorzaak en deze angst komt voort uit doorgemaakte belevingen of dreigingen: b.v. te verwachten straf om slecht werk, brutaliteit, te laat komen, vergeten boek, vergeten strafregels, omdat een vergrijp aan het licht kan komen, omdat andere kinderen weer zullen plagen, omdat de onderwijzer het kind verkeerd heeft aangepakt. Ook avonturen in zijn leesboek kunnen de jongen aansteken om ook zelf zulke avonturen te gaan beleven. Verwaarlozing in de opvoe ding en slechte sociale toestanden kunnen het kind tot spijbelen brengen. In goed verzorgde, regelmatig levende gezinnen wordt de eventuele drang naar spijbelen tegengehouden door het weten dat er controle is, dat straf kan volgen en dat bedrog gewoonlijk vlug door anderen wordt doorzien. Hoe nu een kind te genezen van dit gebrek: spijbelen? We zullen de genezing daar moeten aanpakken waar de oorzaak gelegen is. Bij tekort aan intelligentie helpt overplaatsing naar b.v. B.L.O. meestal al voldoende. Angst voor straf, angst voor andere kinderen, angst voor de onderwijzer heft men alleen op door het vertrouwen van het kind te winnen. Het kind dat door overdreven fantasie tot spijbelen komt moet zoveel mogelijk tot de werkelijkheid gebracht worden. Dit kan men bereiken door te zor gen dat het in teamverband mee gaat spelen, door lichaamsoefeningen enz. Leest het kind te veel opwindende boeken, dan beperkt men deze gewoonte door bovengenoemde maatregelen liever dan door het verbieden of afnemen van die lectuur. tracteerd”? Ook de pastoor spande zich in bij al die calamiteiten; hij trok naar het hoofdkwartier van de koning van Spanje en had er ,,een vrijdom van de sauvre garde” bekomen. Voor 1635 vermelden de rekeningen geen legerdwang. Wij treffen alleen een gift aan de gouverneur van Breda uit dank baarheid, omdat deze had toegelaten, dat ze hier gebruik mochten maken van een geweer tegen onwillige soldaten. Maar van pif-poef-paffen zal weinig gekomen zijn. Dat dorsten ze niet uit angst voor weer wraak. Breda is nog Spaans: en toch moet Al- phen in 1636 125 gulden dokken aan de gouverneur van Willemstad, omdat zij de retors'eplakkaten hebben overtreden. Jonkheer Coenen vraagt in den Haag en in den Bosch sauvegardes, toen de Staatsen op Bedaf lagen. Deze stonden onder com mando van Stakenbroek. En middelerwijl lag Don Diego, ziek of gekwetst in Alphen en werd er. verpleegd gedurende 188 dagen lang. Wat een verwarde toestand! 1657, het jaar, dat Prins Frederik Hen drik de vestingstad Breda heroverde, was voor ons dorp, rustig. Ook voor de volgende jaren worden de gegevens steeds spaarza mer. Pauwel Princen levert een rekening in over dat jaar. Vanaf 1 April 1638 tot 3 Maart 1639: Het gaat daarin over het on derhouden van ruiters, soldaten, trompetters, tamboeren, vrouwen en kinderen van sol daten; Cornelis van Asten de voster, 236 gulden en 11 stuivers; Peeter Blankaert 68 gld. 15 st.; Dyonis Antonissen 67 gld. 2 st., Cornelis Cornelisen Brcekels 48 gld. 19 st. In een „courtoise" namens de A.B.C. dor pen aan- de officieren van Heusden en den Bosch in 1639 Alphen als zijn aandeel 60 gld. In 1640 bedraagt het aandeel van het dorp in het kopen van paarden voor graaf Frits (Frederik Hendrik) 50 gld. Een an dere keer voor hetzelfde doel nog eens 30 gld. Aan zijn rentmeester Parijs werd boter geleverd voor 26 gld. In de 6000 gld. door de Staten aan de dorpen van de Baronie opgelegd betalen onze uitgezogen voorva deren als aandeel 100 gld. 7 st. Dit was een som toegekend aan het Land van Terheyden, als eerste vergoeding voor afgebroken huizen en verloren akkers. In hoe ver Alphen betrokken is geweest bij een poging tot ontzetting van Breda wordt niet gezegd. Wel wordt vermeld, dat die po ging werd gedaan vanuit Meerle. In 1640 lag in 't Zand onder Riel de Hertog van Bouillon met 160 manschappen. 20 Januari 1641 verleende Charles Mor gan, ridder van Groot Britanje en gouver neur van Bergenopzoom een sauvegarde voor ons dorp. In datzelfde jaar werd over eengekomen tot onderlinge vrijwaring en verdediging tegenover „moetwillige solda ten. tegen knevelingen en groote onbehoir- lyckheit” vanwege dat soldatenvolk, dat de dorpen Alphen, Chaam en Baerle elkander SLOT. Toch maakte men zich te Breda bezorgd over de positie van de stad. In Augustus worden zes karren opgevorderd om te ko men pionieren; in September worden weer zeven andere opgevorderd. In het dorp wordt een verordening bezorgd, dat alle soldaten, die in de buitenwijken pleisteren, voortaan binnen het dorp moeten ingekwaj- tierd worden. Enige dagen later wordt dit besluit herhaald voor de soldaten van de graaf van Bergenopzoom. In Augustus vertonen zich de staatsen en het wordt onrustiger en onveiliger in onze streken. In September wordt er een bode uitgezonden naar Tilburg „om te infor meren naar het leger” en een man te paard wordt naar Hilvarenbeek gezonden om te informeren „naar het vertrek van het leger van de Prins". Of men hier bang was en hun voorzorgen namen! En voor de variatie verschijnt in Septem ber en October het volk van de koning van Spanje: Bredase soldaten, een Zweedse tamboer met gevangenen, een trompetter uit Oss. Deze laatste krijgt vier varkensham- men; direct erop komen 21 man uit Ant werpen. Weer moet een partij wagens beschikbaar worden gesteld om een brug voor Breda te halen. Deze was in Turnhout vervaardigd. Waarom al die drukte? Wel de prins van Oranje was een ogenblik met zijn leger voor Breda verschenen. Hij had zich evenwel weer teruggetrokken, na eerst de dorpen in de omgeving leeg te hebben gehaald. Graan, meubelen, hooi, stro waren in die dorpen opgehaald en de huizen en stallen werden toegetakeld. In 1634 komt Breda weer in 't gedrang. Voor het uitdiepen van de wallen te Breda betaalt Alphen als aandeel 239 gulden en 2 stuivers. De wegen krioelen van soldaten bij dag en nacht. Van April tot September noteren we voor Alphen: een partij uit Oos- terhout, 40 man sterk; weer die beroerde bootslieden uit Antwerpen 150 man; een partij soldaten uit den Bosch en uit Heus den; 50 man uit Antwerpen; 17 ruiters uit Bergenopzoom; 5 gevangenen uit 't Oos- terhuis; 15 ruiters uit Heusden; nog een partij uit Heusden 40 man sterk; die laat- sten waren vergezeld van een sergeant van graaf Willem; een partij uit Stevensweert; een partij uit Antwerpen; 70 man sterk; een partij uit den Bosch met gekwetsten; een sergeant uit den Bosch met 53 soldaten; en deze blijven tot grote ergernis een nacht hier logeren; weer 17 of 18 ruiters van het Statenleger; een partij uit Gorinchem, die enige gevangenen in Hoogstraten moesten afleveren; dan’nog een partij uit het geuzen leger. De vroede vaderen van ons dorp probeer den zich veilig te stellen tegen de moedwil van al dat soldatenvolk. Zij krijgen een acte van sauvegarde van de Prins van Oranje. Was het misschien bij die gelegenheid, dat de schout en Carrel Princen in het staten leger waren en daar „qualyck werden ge- het gebed zullen wij moeten strijden tegen deze drievoudige begeerlijkheid in de mens: 1 begeerlijkheid van het vlees (zinnelijkheid, wellust) 2 begeerlijkheid 3 begeerlijkheid We moeten de vastentijd zien als rnene matigingstijd, minder lekker eten, min der roken, minder snoepen, niet dansen, min der naar de film, enz. enz. En meer de H. Sacramenten ontvangen, veelvuldiger de H. Mis bijwonen, de Kruis- weg-oefening, de lijdensmeditaties enz. Zo opgevat, kan en moet iedereen iets doen in de grote vasten Wie op deze vraag een eerlijk ant woord wil zoeken, mag zich daarbij niet laten leiden door persoonlijke verlangens en verwachtingen, maar moet zich afvra gen of de K. V P. gedaan heeft en doet, wat In het algemeen belang van haar verwacht mag worden. Dat zij ooit de principes, waarop zij steunt, heeft verloochend zal wei nie mand willen beweren, maar dat zij ook in practisch beleid feilloos haar weg is ge gaan zal men minder spontaan toegeven. En natuurlijk kan men met elkaar over concrete maatregelen van mening ver schillen maar een ontleding van de grote lijnen van haar beleid hoeft zij toch niet te vrezen. Onmiddellijk na de oorlog waren er twee factoren die het beleid van iedere regering moesten bepalen: enerzijds een chaotische armoede en anderzijds een dwingende plicht tot het treffen van sociale voorzieningen. Niet alleen een dringend afglijden van de arbeiders naar het Communisme eiste een progressief sociaal beleid, maar ook de eerlijke erkenning, dat eisen van rechtvaardig heid en naastenliefde al te lang onver vuld waren gebleven. Het doorvoeren van de sociale voorzieningen was econo misch bijna onverantwoord, het achter wege laten zou echter misdadig geweest i zijn. In deze moeilijke situatie heeft de woordelijkheid op zich te nemen, schoon sommige te treffen maatregelen verkeerd konden worden uitgelegd. In deze tijd heeft de K V. P. zich de afkeu ring en miskenning van zeer velen op de hals gehaald, omdat het noodzakelijk te voerên beleid nu eenmaal niet prettig was. De offers moesten gevraagd worden van die ze economisch konden dragen en de K. V. P. waagde het daarbij bij te gaan tot aan de grens van het mogelijke, maar ook niet verder. Zodra de P.v.d.A. probeerde langs de weg van deze maat regelen te komen tot socialisatie vond zij de K. V. P. tegenover zich, en hoe Min. Lieftinck dan ook verdere eisen nood zakelijk noemde, aan de grens van wat zij toelaatbaar achtte hield de K. V. P. onwrikbaar stand. Zodra een reeks van sociale voorzie ningen samen met een straf economisch Nummer 9 A 26 Februari 1955 a Z'J ONS WEEKBLAD I

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Ons Weekblad | 1955 | | pagina 1