I
f
•f
l
8
I
•i
I
2.
ro
a
I
lil
ia
I
lli
w
1
l'
l
i
hl
il|
Pi
lh
r.
s»
m E
5 !2
!!n>
I
s
Deïïlburgse Koerier,
brengt de regio in beweging
!!f§
I
tl ül
it I HIT
i3 ïi r
i lil
52}
I
I
I
I
!!h
nil
I
I
CD,
sL
b
I
e-
iL
i
I
I
p
o
if
I
!-qi
h
II
i |i J i
ihh
f 1 iffllï i >f!l
II 'ülll1 Hl
OH I h
IP i I! I
I
Jl
!i I
i j|
V
I
i
If! Iï
tl; i
i
ft
i
il
m
I I
II
!l
I
I»
h. f
1»T
Hl!
o
o
co x
PI f
2
H Rl
55
co
ro
M
z
m
X)
I
co
a
1
s
cn
i
Cf
b
I
2
H
fï
f
2
2
i II
l
i;
i 1
n
Hi
i hip
Hilt
i
s
f5
o f?
I
a. a B
S’
w
rt
in
REFREIN
Refrein
Want we gaan nog niet naar huis
Want ons moeder is niet thuis
Refrein
We gaan tot in de kleine uurtjes dopr
20. Kleine cafe aan de haven (Vader Abraham)
Refrein
vruug tot saoves laot, jè iederêen
Refrein (2x)
6. Woonboot (Stef Ekkel)
22. Tatatataa (Andre van Duin)
Refrein
23. 1 Kopje Koffie (VOF de kunst)
Refrein
Refrein (2x)
21. Het dorp (Wim Sonneveld)
Refrein
25. Gao de mee (Flepsteppers)
REFREIN
Refrein
REFREIN
Refrein
o
m
I
m
om gaat
Is dat we'kunnen feesten, het liefst tot ‘s avonds
laat
o3
Ireven
groot
immen
a
Ci
O
3
I
OQ
H
w
2
CD
CZJ
O
Q)
Hoop dat me dit i
Het is al te laat n
Ikf
LM
LM
'^1
LM
LM
Tatata Tatatata tatata Tatata Tatatata tata
Tatatatatatata
Tata tata tatata Tatata Tatatata tata Tatatatatatatata
enz.
M
Allems
lied
Meneer de Bruin heeft een solo, die begint op mijn
teken
Attentie meneer de Bruin, ja
Refrein:
En langs h
Zag ik de I
Ik was e?r
Dan dat
Whet zuiden
daarom dat ik
van oe kerken
zinge schóón,
jidden en werke,
liekes zonder tóón,
m zie ‘k oe daor gère,
j, waor ‘k geboore ben,
e kerken, oe febrieke,
ik iedere lijn van ken.
Zonder is te kaol
(Kwikmedrillekes carnavalsgekken)
nooit meer^Keurt
et is al te laat maar niet cweurd
heb geleerd van wat je hebt a
De peel en de kempen en de n
maar het mooiste aan Brabant
leder jaor meej
Zuuke naor ’n tof n..
Veule schóone toom
Dur dè wègwèès-ap
lier de warmte van een dorps-cafe, de
jak van mensen met een zachte g.
zelfs het zeiken, op alles om niets
m maar op Brabant zo trots als een Fries.
n vol zon woon ik samen met jou, tis
ik zo van Brabanders hou.
uien vallen
carnavallen
nllemöl
i steek, waant zonder is te kaol
Tom lopt vurop
(Kaai Gaaf en de Praotmakers)
ik ben een gebruiker.
Een kopje koffie
zonder de suiker,
Ik ben een gebruiker
We slippen
Met al die li
Maar ik hou van «wmk
Ik wil een keurig nette i
Na al die jaren weet ik I
Een kopje koffie
het tuinpad van m’n vader
e hoge bomen staan
een kind en wist niet beter
it‘t nooit voorbij zou gaan
Sterke drank, sigaretten
n langzaam dicht en vervetten
i luxe gaan we kapot aan ons genot
-an beschaving
verslaving
c het wel, en ik bestel
In de hemel, in de hemel M
In de hemel voel ik me met jou
Ja ik voel mij in de hemel JB
Als ik kijk in die ogen zo trouw
En de liefde die jij uitstraalt
Brengt een hemels gevoel over mij ^B
En dan zweef ik met jou door de hemel BK
Door de zevende hemel met jou (refrein x2)^
Zodra de stoet gao loope
Meej steekwaogen as lést
Dan wordt d'n draok gestóoke
De kröök wir op zun best
De steek behoed ons allen
Vur inne gróote strop
Dus krööke en kröökinnen
Hier gaot ut op zun kop!
Ik gii
op
En de markt wordt stabieler
De grote winkels werken als dealer
Een angolees of Braziliaan levert het aan
Het bevat cafeine, ik loop erop ais was ‘t benzine
Espresso, supra, altijd loodvrij, dus doet U mij
Thuis heb ik nog een ansichtkaart
Waarop een kerk een kar met paard
Een slagerij J. van derVen
Een kroeg, een juffrouw op de fiets
Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets
Maar het is waar ik geboren ben
Dit dorp, ik weet nog hoe het was
De boerenkind’ren in de klas
Een kar die ratelt op de keien
In de hemel (Marianne Weber)
meierij
it ben jij, dat ben jij
f p
W
>p hier alleen in een te stille stad, ik heb
nooit last van heimwee gehad
mensen ze slapen de wereld gaat dicht en
k ik aan Brabant want daar brand nog licht.
13 c
is?
Al die lui op kantoren
Je mag ze in principe niet s
Maar als de koffiejuffrouw I
En de school, de fabrieken
I De universiteiten.de klinieken
Al die tenten drijven volop, steeds weer op
Een kopje koffie2x
De toog is van koper toch ligt er geen loper
De voetbalclub hangt aan de muur
De trekkast die maakt meer lawaai dan de jukebox
Een pilsje dat is er niet duur
Een mens is daar mens, rijk of arm, ‘t is daar warm
Geen monsieur of madam, maar W.C.
Maar ‘t glas is gespoeld in het helderste water
Ja, ‘t is daar een heel goed café
Het raadhuis met een pomp ervoor
Een zandweg tussen koren door
Het vee, de boerderijen
Immel in de volle kroeg, ’n glaoske in oe haand
’t ende van den aovend meej ‘ne volle blaos
gestraand
Zuuk ik naor de tap, hoe ik daor kome moet
Slööt ik mar wir aachteraon, want dan komt alles
toch wir goed
Alle kruiken in de kroeg volgen onze Tom
Dan weten we hil zeker; koome van de dorst nie om
In de hemel, in de hemel
In de hemel voel ik me met jou
Ja ik voel mij in de hemel
Als ik kijk in die ogen zo trouw
Ende liefde die jij uitstraalt
Brengt een hemels gevoel over mij
En dan zweef ik met jou door de he
Door de zevende hemel met jou
ij camaval dan gaon we wir op pad
muziekske hier in Kruikenstad
men, waor moet ik naa gaon?
-apparaot komen we op den Heuvel
Refrein:
Als de morgen is gekomen
En alles wat ‘k heb mee gemaakt al lang
verdwenen is
Als de morgen is gekomen
Verlaat je mijn verleden en ben jij degene die
mis
Ik was zo blij dat jij der was
Alleen je vulde steeds m’n glas
De lampen aan, mijn lichtje uit
Het laatste rondje tot besluit
Het was aan 't einde van de dag
Maar voor mij, was die al lang voor
Refrein: gr-
Een kopje koffie 2x g
Over de verzuiling heen is er troost »r iedere
In de uren van nood en ontbering, neem er nor
een, een kopje koffie 4x
i het wil, ligt alles stil
Want de toorens v
En oe schaawe zir
Zinge men van bic
Lieve liekes J-
Op jou ben ik zo verliefd
Heel de wereld mag het weten
Heb het gevoel dat ik zweef
Nee ik kan jou niet vergeten
‘k wil met jou lachen en zingen
Delen de vreugde altijd
‘k wil met jou dansen en springen
Tot in alle eeuwigheid
- Pit
Refrein:
Daar in dat kleine café aan de haven
Daar zijn de mensen gelijk en tevree
Daar in dat kleine cafe; aan de haven
Daar telt je geld of wie je bent niet meer mee
Tilburg dè ge zó meut blève
Tilburg waor 'k gebore ben
‘k zal dan zinge hil m’n léve
liekes die ik van oe ken.
‘k Heb van jouw veul schóne dinge
hil m’n hart aon oe verpaand.
‘k Zal van jou dus blève zinge
Tilburg Schoonste stad van ‘t laand
‘k Zal van jou dus blève zinge
Tilburg Schoonste stad van 't laand
Wat leefden ze eenvoudig toen
In simple huizen tussen groen
boerenbloemen en een heg
„.ijkbaar leefden ze verkeerd
Het dorp is gemoderniseerd
En nou zijn ze op de goeie weg
Want ziet, hoe rijk het leven is
Ze zien de televisiequiz
En wonen in betonnen dozen
Met flink veel glas, dan kun je zien
Hoe of het bankstel staat bij Mien
En d’r dressoir met plastic rozen
Refrein:
En we hebben een woonboot
het ligt in de amstel
We hebben een schuitje
‘t is ons ideaal
en ben je een keertje
Bij ons aan de amstel
Kom dan in ons bootje
gerust allemaal.
De wereldproblemen die zijn tussen twee glazen
bier opgelost voor altijd.
Op de rand van een bierviltje staat daar je
rekening, of je staat in het krijt.
Maar het enige wat je aan eten kunt krijgen dat is
daar een hardgekookt ei.
De mensen die zijn daar gelukig gewoon, ja de
mensen die zijn daar nog blij!
Toen ik langs het tuinpad van m’n vader
De hoge bomen nog zag staan
Ik was een kind, hoe kon ik weten
Dat dat voorgoed voorbij zou gaan
Na afloop van zo’n reisje, wil niemand meer naar
huis
Loopt iedereen te zingen “ons moeder is niet thuis” r
We lopen dan in optocht snel naar ons stamcafé Met boerent
We dansen, hossen, springen en iedereen zingt. Maar blijkba
mee
De dorpsjeugd klit wat bij elkaar
In minirok en beatle-haar
En joelt wat mee met beat-muziek
Ik weet wel het is hun goeie recht
De nieuwe tijd, net wat u zegt
Maar het maakt me wat melanct
Ik heb hun vaders nog gekend
Ze kochten zoethout voor een cent
Ik zag hun moeders touwtjespringen
Dat dorp van toen, het is voorbij
Dit is al wat er bleef voor mij
Een ansicht en herinneringen Hr
Ja, dames en heren van 't koor
Allemaal even opgelet, we beginnen met een nieuw
‘k Zie oe daor zo gère ligge,
Tilburg, waor ‘k geboore ben,
Mee oe kerken, oe febrieke,
Waor ik iedere lijn van ken.
‘k Zie zo gèren al die toorens,
mee d’r kruise fier in top,
‘t blauw deurboore naost de schaawe
mee d’r pluimen om d’r kop.
We hebben hem schuin naar de helling getrokken
daar stopte ze heel vakkundig het lek
leentje kon toen haar meubels gaan poetsen
want het stof van de klupjes zag blauw van de drek,
maar ze lagen niet lang bij ons in de amstel
toen kwam er een smeris zo een met een pet
hij zei jullie moeten hier wegwezen mensen
jullie hebbende amstel met dat bootje besmet.
I
Ik sta op, nog niet wakker
Ik wankel door het huis als ‘n stakker.
Maar ondanks alles haal ik m’n doel, op het gevoel.
Ja, ik ben een gebruiker.
Het pure spul, dus zonder de suiker.
Ik giet het zwarte goud in een kop,en ik leef weer
24. Als de morgen is gekomen (Jan Smit)
Heb^net de douche weer uitgezet
Ik wilde wel maar het ging niet echt
M’n kater won weer het gevecht, heb
sn verloren van de fles
gB en Bovendien..
Wil niemand mij zo zien
-W Stond wat te praten in ‘t cafe
Een aantal vrienden met me mee
Ik zag je niet maar jij kwam aan
En ging meteen dicht bij me staan
W» Je gooide alle remmen los
Leuke tijd, maar nu ben ik het kwijt
Nelis en Leentje dat waren twee mensen
Heel dood gewoon net als de rest
Ze wilden graag trouwen.maar hadden geen woning
En daaraan had Leende geweldig de pest
maar op een dag toen moest het gebeuren
ze kochten een bootje het was wel geen pracht
Maar dat kon d’r niet schelen ze waren gelukkig
En legden hun bootje bij ons in de gracht.
Zie ik un steek vur ooge
Dan zèè-k nie steekende blènd
Dan stikt de kröök zun kop op
Die gruun oranje kent
Wanneer de steek vurop gaot
Gön wij ur aachteraon
**4^ Meej cape, veer en medöllies
Zien wij urn gèère gaon
REFREIN:
Steekje op, steekje los, steekje laoten vallen
Stikt urn aon, stikt urn öt, laot urn carnavallen
Petje af vur de steek, ge zèèt ut hille
Mar lè-me nie in de steek, wa~“‘
Steek van wal of onder water
Steekje met of zonder kater
Stikt oew haande öt de mouwen, stikt oew haande
in de lucht
Hossen gaon we meej zun alle, Kröökestat bekaant
berucht
Hier d’n Prins en daor de Road, dertien mannen op
unrij
Stikt de laamp aon ut is waor, dieje steek die heurt
Wè stik te dus op van carnaval
Krööke fiste overal
De avondzon valt over straten en pleinen
De gouden zon zakt in de stad
En mensen die moe in hun huizen verdwijnen
Ze hebben de dag weer gehad
De neonreclame die knipoogt langs ramen
Het motregent zachtjes op straat
De stad lijkt gestorven, toch klinkt er muziek
Uit een deur die nog wijd open staat
aon
Alle kruiken op de straot, kèèke hil tevree
Van smèèreges vruug tot saoves laot, jè ie
O a doe meei
Refrein
Refrein:
Tom die lopt vurop
In de polonaise
Tom doe lopt vurop
Om de weg te wèèze
Tom die lopt vurop
i Want hij kent elke straot
I Pèltje op zunne kop, is ie onze kruikenmaot
maar op een morgen zei plotseling Nelis
W kijk nou eens Leentje hoe dat nou toch komt
ik zit hier verdorie met me voeten in ‘t water
er zit een gat als een vuist in de romp
het water steeg snel en de meubels die drev°n
De kans op verdrinking die was toen heel g.
Want geen van beiden konden ze zwemmen
Ze dreven de deur uit op een
En dan denk ik aan Brabant want daar brand nog Op jou heb ik lang gewacht
licht. (2x) Zoveel jaren van m’n leven
En ik heb echt nooit gedacht
Dat ik dit nog zou beleven
Jij keek me aan en toen wist ik
Dit is de man voor het leven
Jij bent een goede voor mij
Wil aan jou mijn liefde geven
sf
Sf
S’?
-O PU
CQ
CO
cr S-
o.
S
o
2. Brabant (Guus Meeuwis)
Q) O S
aI
F-