MOEDER HEEFT MIJN KERST MEE HET GRAF INGENOMEN 0 f 1 1 'MENU I- Wk aiiure SSJBES SS—SE5 1 ‘ven ,ezers r Uw kerstdiner op 2e kerstdag NIET VERSCHIJNEN MCCAW Klassieke s langspeelplaten In de week tussen Kerstmis en nieuwjaar zal «De Tilburgse Koerier» Hondje -5 u's is, s? Mn mber 1979 pagina 12 DE TILBURGSE KOERIER <3 >ek er spak< huivert nu een hele poos 28, Metro JZERSTERK at zij lit heeft zeker gelijk in haar pre- otio- Bouillon Henri IV Coupe Christmas e in ’t centrum OOPAVOND MÜNCHNER BARTIONTRtO De eerstvolgende uitgave kunt U 3 januari 1980 a.s. verwachten grote iarket niet nder- Drogisterij Parfumerie Horloges Aanstekers jven toch i ze liggen iboren en een Een goed kerst-idee luxe kaarsen voor alle feestdagen VOOR RESERVERING Restaurant «Vogelpark» 04242/3969 't Kaaspljpje 04242-4807 Na 18.00 uur: 04242-4725 Gemullehoekenweg OISTERWIJK (achteringang) I In 50 modellen en tientallen f kleuren. I Prijzen vanaf 1,50 tot 99,00 I980 eiken tuffelleder itsmeubel B5 398 395,— 495 Bar met diver ^artikelen le aden met als Ufnport uit Hayc 405. kenc f open op een blauw tafeltje, niet eens breder dan een wel een stukje hoger. Verweerd hout dat al véél heeft tijd en daar niet eens beschaamd over is. - op een wat vermoeid handschrift van dunne lettertjes, gebi 1. Met hier en daar een boos streepje tussen van protest teger Vogelvluchtcocktail mode met Elke week het laatste nieuws uit Parijs Koestraat 89, Tilburg Telefoon 432135 IIAYIXN (RNIsn.'MIVMMlMnW duim van vaak als ment. Vorst een teurbeot was om ken schr strument verhaal weet nooit aankomen. )T BEVORDERING ERKING k ONTWIKKELING A wordt de wereld ^fronteerd met be- ^^ar een geweldige plaatsvindt ^^Êhoogovens. V^B'gtuigindustrü UW GASTVROUW EN GASTHEER BEP en SJEF BROK M ^20 december 1979 pagina 15 van eyiden A Heuvelstraat 57 Paletplein 16 f U slaagt nergens beter! Per couvert Volwassenen f 37,50 Kinderen tot 12 jaar f 25,00 Hondje De mensen in uw verhalen kunnen heel verdrietig zjjn, maar u daalt toch t af beneden de grens van de ge- terde zieligheid. Dat is een hele Een thematisch omgekeerde herha ling valt dan ook pas op na inter luisteren, omdat de cello de bas uitvoert, en de baryton door Hayc geoctaveerd werd in de tenor ster Het Münchner Baryton trio, dat op historische instrumenten speelt, (een prachtig klinkende alt-viool van Ni colaus Amati, uit 1647, een Giovanni Grancino cello, uit 1715 en de baryton is een copie naar een anoniem r meester uit de tweede helft van o eeuw), stoeit plezierig met deze pre- klassieke muziek en bereikt emotio nele en betoverende hoogtepunten. Er wordt in goed gekozen tempi gemusi ceerd en de musici geven blijk van durf daar waar er kracht uitstralen moet. ydn baryton trio’s, Archiv 2533 Opnamens en persing zijn uitste- td. Ik beschrijf mensen en toestanden onderstreep zelf niks. Dat moet de maar voor zichzelf doen. Ik wil niemand van iets overtuigen. De ellende is altijd nou, elllende dat ook de meest droevige dingen vaak een '_"smaak hebben. Mensen die igische doen zijn drukken zich nogal komisch want dwaas uit. Die ver menging intrigeert me en ik probeer ze weer te geven in een matig evenwicht. Zelf sta ik niet om de situatie heen te handen-wringen. Ook het gruwelijke en het komische hebben heel veel raakvlak ken. Brutaliteit «Natuurlijk begrijp ik best dat schrijven een foltering kan zijn. Maar ik heb daar doorgaans minder last van. Mijn uit gangspunt ligt ook anders dan dat van een romanschrijver. Ik pleeg elke dag maar een stukje voor de krant, binnen een wel bepaalde ruimte. Wat op zichzelf natuur lijk absurd is, want je legt je neer bij de regelmaat van zo’n medium. Een roman schrijver moet een langere strijd leveren «r met de stof en de talenten. In beginsel is dc hij altijd aan een meesterwerk bezig. Bij mij komt er elke ochtend een krantejon- gen dat stukje halen. Ik maak iets wat ik binnen de grenzen van mijn vermogens van deze dag er kan van maken. Meer kan ik niet doen en ik heb daar vrede mee. Het eeuwige probleem voor me is altijd: wat kwam nu het eerst, de kip of het ei Ik moet er van uitgaan dat mijn aanleg ligt in de korte vorm, in. het kompakte. Mijn bewondering voor een man als Elsschot is niet toevallig. Die had het merkwaardige vermogen om in de eerste zin van zijn boek al het hele verhaal neer te zetten, waarom het hem eigenlijk te doen was. «Een ontgoocheling» is zo ’n prachtige -- novelle waaruit dat heel sterk spreekt. de politiek opteer ik eiger...,.- Wel wil ik niet vastklitten aan enige ak- de triomf van de zachte krachten. II tualiteit, waar kranten per definitie zo- een hekel aan alle vorm»" veel mee te maken hebben. Ik moet elke peling en bombarie. Zo’n p- dag, onbevangen en zonder beperkingen, een podium flinke dingen uitkr mijn eigen onderwerpen kunnen kiezen, waarvoor de mensen dan in de ha al naar gelang ik gestemd ben. Deze vrij- klappen, boeit me niet. ™n höi’rl Kek JV laren rrplprion kinnpn zfo krant tnrh hptTplfdp ak PPIl km het miniemste peukje overblijft, diep wordt geïnhaleerd. Kettingroker, zoals mensen wel eens zjjn op momenten van zware geestelijke boorkracht. Zijn handen wiegen wel eens met het ver haal mee, maar echt molenwieken doen ze niet. Een man. sober in woord en gebaar, en juist daarom zo trefkrachtig. Het hele gesprek lijkt op elk ogenblik keurig afge wogen, tot op de komma toe, maar dat is dan nog eens een vormelijkheid die niet stoort. Ook verliest Simon Carmiggelt er de spontaneïteit niet bij. Integendeel, hij kan onder een vraag diep en heel expressief terugplooien, innig worstelend met de woorden die het meest eerlijke antwoord moeten volmaken. Ik hoor hem dan den ken. knabbelend aan de eigen onzeker heden... irbecue au Maitre et 3 soorten vlees (400 gram), verse salades, geroosterd kerstbrood Toen ik als jong verslaggever voor een krant werkte, wist ik dat de pastoor van een landelijk dorp me niet zou binnenla ten voor enige informatieDe pastoor was toen per definitie rechts. Nu is ie bijna per definitie links. Ik moet daar toch een beetje om lachen, want in beide gevallen is het toch een eigen vertaling van Gods wil. Laatst ontmoette ik nog een wat gedeukte dame. Na een mooi en lang huwelijk had ze haar man verloren. Enkele dagen later kwam een kapelaan langs, zo’n vlotte moderne jongen, weetje wel. En die zei tegen dat vrouwtje: «Nou, dat sprookje van hemel en hel, daar zullen we het maar niet over hebben». Dat was voor die kersverse weduwe een enorme klap. Dat hemeltje had ze haar lieverd nog zo graag gegund en nu vernam ze ineens van een bevoegde funktionaris dat die bestem ming toch maar een zelfbedachte leugen was geweest. O, dat was een wrede Ja^de soc iaal-demokratie ben ik altijd trouw gebleven. Ook zij is natuurlijk niet vreemd gebleven aan dwalingen. Vroeger werd er een aantal idealen uitgestald en als die dan bereikt waren zou de mens gelukkig zijn, zo heette het. Maar dat was natuurlijk ook nonsens. Want toen we al die heuveltjes naar sociaal beterschap over waren, kwamen als van zelf de «rocky mountains» in het verlangen van de mensen. momenten is het ook al goed. Een toe stand van permanent geluk is toch een komplete dwaasheid. Bovendien denk ik altijd: «Veronderstel nu eens dat alle mensen, een leven lang stralend gelukkig zouden zijn. Dan zou de dood toch hele- maèl absurd zijn. Waarom zou je aan een toestand van een zodanige gelukzaligheid ooit een einde maken? Dat zou toch een peilloos raadsel zijn, nietwaar? Nu groeien de mensen langzaam naar de dood toe, er zit nog een zekere lijn in. Maar als iedereen op straat maar zou blij ven dansen van grote vrolijkheid en dat tot op hoge leeftijd, dan zou je je plots moeten gaan afvragen, welke sadist durft daar een einde aan maken? Ach, geluk is vaak een wat kitcherig begrip. Alles, zoniet toch veel is absurd in dit leven. Tenminste, dat vind ik in toene mende mate. inde linkerhand aangetokkeld, uis een ritmische versieringsele- t. Vorst Nicolaus Esterhazy was van de vooraanstaande ama- tefenaars van de baryton en het t die reden dat Haydn 125 wer- ireef voor dit mooie strijkin- it. De vijf op de Archiv uitgave gespeelde trio’s zijn qua struktuur ge baseerd op de toen in volle gang zijnde roccoco stijl, en schilderen hun beelden in diezelfde galante stijl als Bocherini’s strijkkwintetten. Vooral Haydns in mineur gestemde trio in d, Hob. nr. 52, klinkt melancholisch, en benut ten volle de lage baslijn aller instrumenten. Misschien was juist bij deze baryton trio de alternatieve uit voering op zijn plaats. Haydn schreef naast de nummers 44,52,61,96 en 101 zjjn werken voor de baryton met alt viool en cello of contrabas. Het Mün- cher Baryton Trio opteerde voor een cello begeleiding en komt tot heel be vredigende interpretatie. Uit hun mu- siceertrant blijkt dat er een uiterst flexibele houding op basis van har monieus samenspel, Haydns geest stalte krijgt. De strijkin- ,auui>K>nuuSten weten eveneens spanning en ontspanning, middels muzikale speeltechnieken, boeiend te verhalen. De vrije polyfone stijl, verlevendigt alle stemmen; er is een opgewekte techniek, waarin de ene stem naar de andere overspringt en de zo juist ver- ^aten stem toestaat even te rusten, de Het geluk bljjft dus ook vanuit sociaal- demokratisch oogpunt nog altijd een beetje uit. Maar het was wel een char mante dwaling, laat me het zo zeggen. In 'l“ ,:tiek opteer ik eigenlijk altijd voor krachten. Ik heb vormen van versim- Zo'n politicus die op A ziinnon ’'^kraamt ....j.. —or-- ---- tanden al naar gelang ik gestemd ben. Deze vrij- klappen, boeit me niet. Zo’n man doet heid heb ik jaren geleden binnen de krant toch hetzelfde als een komiek. Die weet bevochten en ook veroverd. Met mijn precies wat hij moet zeggen en vooral wat aard moet je vrij zijn, de hele bedding hij niet moet zeggen. moet open liggen. Soms valt een verhaal Mijn anker is alleen maar dit ruitjesschrift me zomaar in de schoot, als ik de mensen waaraan ik mijn verhalen kwijt kan en in de kroeg of op straat bezig zie en hoor. mjjn sympatie voor de anti-held. Want Maar ja, ik verstop ook wel eens dingen echte helden zyn heel weerzinwekkend die me in de ingewanden knellen in een hoor. Schrijven is eigenlijk de reden dialoog van anderen. Dat gaat dan meest- waarvoor ik besta. Omdat schrijven een al in de derde persoon. «Hij» of «Zij» die eeuwig proberen is, het is nooit klaar. Elk •mijn eigen vragen en twijfels toedekken verhaal is als een parachute waarvan je voor de buitenwacht. Een kollega van je nooit zeker weet of ie wel open zal gaan, schreef onlangs: «Carmiggelt wordt eens Vandaar dat ik mijn geschrijf ook altijd in de driejaar kwaad». Daar is misschien moet kunnen toetsen aan een respons, iets van en dat gaat dan altijd om levens- Eerst van mijn vrouw en nadien van een beschouwelijke grieven. Ik word name- kringetje vrienden die tot reageren bereid lijk ontzettend kwaad als ik individuen zijn. Ik sta altijd op het standpunt dat elk ontmoet die zich op een pretentieuze verhaal een schot in de duisternis is: je wijze bezighouden met de mens. Je hebt weet nooit op voorhand of het wel zal tegenwoordig veel van die maatschap- - Nooit klaar ven». Ik beschrijf mensen en toestanden maar zo ben ik niet. Al heb ik gemerkt dat maar onderstreep zelf niks. Dat moet de er wel een moraal steekt in al mijn bun- «Natuurlijk kan ik ook niet zonder een lezer maar voor zichzelf doen. Ik wil dels. Vanwaar die komt weet ik niet zo anker leven. Maar mijn leven blijft toch niemand van iets overtuigen. precies, een aaneenschakeling van onzekerheden. De ellende is al*”'’ J~‘ Het godsbegrip, daar sta ik een beetje ook de meest buiten. Ik kom uit een sociaal-demo- komische bijsr kratisch gezin waar ze me wel geleerd heb- in tragische do ben niet te spotten met de overtuiging van eens komisch andersdenkenden. En zelf heb ik nooit de menging intrig behoefte gehad om op de zekerheden van mijn jeugd te reageren, ik ben altijd vrij gebleven van elk vaderprotest. Ook het renegatenprobleem is buiten mij ver streken. (Het kamertje van de stilte) «Dromen? Ik kan alleen maar blijve;n schrijven. Ik weet nog steeds niet precies hoe het met dit vak allemaal exact in zijn werk gaat. En deze inherente ondoor grondelijkheid van het geschreven woord, geeft me de hoop dat ik weer nieuwe bronnen en een andere gedach tenwereld zal kunnen aanboren, die in mijn leeftijd besloten liggen. Die hoop heb ik, maar niet de zekerheid. Met de liftdeur al in de hand krijg ik nog gauw twee stralende anekdotes mee uit het leven van zijn achtjarige kleinzoon Vincent. «Volwassenen, (ik weet wel niet precies wat voor soort wezens dat zijn, maar goed), volwassenen worden door kinde ren permanent berispt en terechtgewe zen. Genadeloos, maar op een heel leuke wijze. Kinderen doen me steeds weet\ mijn eigen bespottelijkheid inzien in hun spontaan doorbreken van alle grote-men- sen-routine. Die omgekeerde berispingen I U bent eigenlijk de lijfschrijver van Van mijn kleinkinderen, dat vind ik ge- 1 Amsterdam. Deze stad is er de laatste tijd weldig» I anders ook niet minder grimmig op ge- I worden? I Ja, het lijkt wel eens een hard bestaan. In de jaren zestig werden veel taboes doorbroken. Er werd toen heftig ge- I reageerd tegen een voos gezag dat op zichzelf trouwens geen enkele waarde heeft. Maar daardoor is er ook een soort I angst ontstaan voor het echte gezag, dat f nog wel funktioneerde. In Amsterdam is I er dus geen gezag meer dat nog funktio- f neert. f De mensen voelen zich onveilig en wor- S den alsmaar grimmiger, dat is wel waarja. X De idylle Amsterdam slinkt steeds meer. Twee uur later, als de bandjes in de Ge- 5 Maar toch blijft het mijn thuishaven met laghkamer een eerste keer zijn afge- a nog net genoeg charme over zich. Het draaid, denk ik: «Wat een privilege moet e gekke is dat je in Amsterdam nog altijd meer het zijn om met het eelt van de relative- kontakt met mensen kunt hebben dan in ring op de ziel te kunnen leven. De zachte gelijk welke wereldstad. Persoonlijk vind evakuatie van de dofste ellende naar een ik Parijs heel prettig omdat ik het prettig- grapje en toch niet luguber. Het verrno- vinden altijd zelf meebreng. Maar wat me gen van Carmiggelt om Mies mee te ma altijd in de Franse hoofdstad obsedeert is ken en toch niet staan te huilen.het zou dat grondeloos zwijgen in de metro. Al die meer dan vijf miljard andere gijzelaars die mensen die daar allemaal opeen- op deze planeet ook goed uitkomen. Dan gepakt zitten, met de knieën tegen elkaar ook zou deze Kerstmis, desnoods zonder en vrijwel niemand die zijn mond open sneeuw en de warme adem van eenvrouw' doet. Dat heeft iets lugubers. Dan zeg ik rond de hals, voor iedereen tóch nog wat meteen: er is iets met die grote stad aan de kunnen worden. Maar ach, de relativiteit hand. Iets dat de mensen ontmenselijkt. In der dingen... het is te mooi om waar te Amsterdam heb je dat dus nog niet. Ja, er zijn voor een gewone sterveling. Behalve wordt veel gekletst, allemaal flauwekul dan voor Simon Carmiggelt blijft het een op een hoop, maar de mensen blijven er sprookje en zelfs zijn gezicht is er niet praten en dat is een gunstig teken. Er écht vrolijk van geworden. hangt nog niet die explosieve stilte over Verlangens en verwachtingen aan de ons. kerstboom... we zullen ze op een of an- Na drie uur woelen voor de krant zit Si- de,re manier toch wel altijd blijven verab- mon Carmiggelt nog altijd even majes- soluteren. En als de mensen er met zijn tatisch op zijn stoeltje en blijft hij alert om m te lossen ja, dan nemen we maar voor de volgende vraag. Maar ik zie hem een konijntje op schoot. Zo bhjft er toch nu toch één keer schuintjes naar zijn nog iets te knuffelen. En ziet Simon Car- uurwerk kijken en dus ronden we af. Met ™88elt weer een nieuw verhaaltje ont- de vraag of er na het uitstervend jaar, lulken- En dan is het toch ook goed. waarin hij 66 werd, nog tttp1 a wel iets te dromen blijft voor morgen? nLbU l^AiVLrö «Ja, kerstavond.wat moet ik daar nu nog op zeggen, wat zou het voor me beteke nen?- (Lange, bijna huiveringwekkende stilte, de ogen nu helemaal naar binnen gekeerd. Eigenlijk heeft mijn moeder het kerstfeest mee het graf ingenomen. Alles wat met Kerstmis en Nieuwjaar te maken heeft ge had is jaren achtereen het domein van mfjn moeder geweest. Ze kwam de avond vóór Kerstmis bij ons aangeland en vertrok dan weer op 4 januari. Dat stond zo jarenlang in haar kalendertje en dat heeft geduurd tot haar dood. Na haar dood hadden deze feestdagen voor ons eigenlijk geen zin meer. Het greep me niet meer aan. De enige zin die deze dagen hadden, dat zij dus zo graag bij ons in Amsterdam was, is nu al een poosje weggevallen. Mijn vrouw en ik zitten hier op kerstavond gewoon sa men, niet aan puissante maaltijden hoor, dat doen we niet. En mijn twee kinderen en acht kleinkinderen vieren dat natuurlijk in hun eigen kring, wat ik heel goed kan be grijpen. Ik vind dit ook juist. Ik heb nooit een opstelling gehad, zo van: «Kinderen, als de hoogdagen uitbreken moeten jullie wel bjj ons zjjn hoor!» Dat hoeft toch niet. Zo lang ze leefde heeft mijn moeder me nooit opgebeld. Ze zei altijd: «Als je op een dag interesse voor me hebt, merk ik dat wel*. Dat vind ik kend systeem, ik heb daar veel van g- Als vader en moeder moet je niet teveel aandacht van je kinderen opeisen. Vijf Trio’ Deze kerst- en nieuwjaarsdagen zijn dus cello, voor me als alle andere vrije dagen. Ik het «M~~ werk heel gewoon mjjn verhaaltjes af. Schrijven is toch iets permanents, dat houdt nooit op, niet?- Simon Carmiggelt heeft een spreektrant die na uren nog altijd niet vermoeit. Als geboren en geoefende verteller legt hij nooit één klemtoon fout. Hij pakt ook niet uit met dat schraperig Nederlands waarbij altijd de helft van de woorden wordt inge slikt. Ook de timing is perfekt en de stiltes zjjn vaak van een onzegbare tederheid. Hjj kommuniceert dan nogal eens met het gloeipuntje van zijn zware Gauloise die, tot Het ruitjeskarnet lag half lagere-schoolbank, maar v, toegestaan aan de t Mijn blik valt neer op ee uit een zachte hand. Met wat verkeerd gevallen woord. We zitten twee hoog in het eerste Weteringsplantsoen, midden in het hartje van de Amsterdamse binnenstad. Samen aan het venster dat uitgeeft op het water van de Boerenwetering, waarin nog zwanen gelukkig liggen te plonzen om hun eenvoudige pracht. Het kamertje is van een overjarige studentikoze rommeligheid. Boekenrekken die een beetje wild uitpuilen. Op het bed, met donkerblauwe overtrek, een typema chine en een platenhoes waarop Cleo Laine vraagt om Send in the clowns» te mogen zingen. Tegen de muur hangt een abstrakt oliedoek en uit de kast naar de schrijftafel kijken twee oudjes in een vooroorlogs zondagspak op ons neer. Met die superieure blik van fotogenieke onvergankelijkheid. Zijn oudjes. Vooral de vrouw moet in haar jonge jaren een prachtig wezen zijn geweest: een gitzwarte nimf met ogen van het mooiste azuurblauw en de hoge jukbeenderen van een onbespreekbaar meesterschap. In dezelfde kast vraagt de gastheer om een kleine attentie voor het eigen hart. «Lief zijn voor vader!» staat er op een wit kartonnen bordje geschreven. Het uitroepte ken ten spijt hangt het daar toch een beetje verloren, net een wanhoopskreet. Zijn gezicht is tegelijkertijd een perpetuum mobile en de gevel van een verkrot pandje. Een gezicht dat als het ware een leven op zichzelf is gaan leiden, afgezien van wat er onder staat. Een onvergetelijk unicum. Van de ene kant leeft en beweegt het met de soepele motoriek van een sponsachtig genie en anderzijds ligt er een onpeilbare en stramme tragiek in bestorven, alsof het lot niets onbeproefd heeft gelaten. Het zó gerimpelde voorhoofd doet me denken aan een vers geploegd aardap pelveld, en de walletjes onder de ogen aan een maanlandschap. «Deze man heeft alles meegemaakt», hoor ik bij mezelf opweilen. Maar de ogen blijï vriendelijk en onschuldig kijken, dikwijls achter een sluiertje vocht. En héél diep... Dit was hij dus, de onsterfelijke schrijver en TV-verteller die op het meest tragische levensmoment, de dependance van elke hel op aarde, de treurige onmacht van de klusjesman, de eenzaamheid van een gekapseisde liefde en het bedrieglijk soort geborgenheid van een kroeg, toch nog altijd een «glimlach voor de anderen» weet te bevechten. Ons met zijn gouden en,zo vaak bekroonde pen in honderdduizenden exemplaren gedurende meer dan dertig jaar heeft toegemonkeld dat «niets nutte loos is en in wezen alles absurd». Zjjn ze nog wel te tellen, de mensen, de zieken en verdwaalden die, door alles heen, aan hem toch nog wat kursieve blijheid konden opdoen? Voor wie was Simon Carmiggelt al niet eens eerder een bijna Messiaanse ontlading in het onomkeerbaar geachte tij van wanhoop en verdriet? En hoe vaak zou zijn ragfijne humor in krant en bundel al niet het valse houvast, zelfs dat van de haat, doorbroken hebben? Met zachte, vrolijke wenken in een ogenschijnlijk zo pretentieloos verhaaltje waarbin nen zelfs de bitterste tragiek uiteindelijk toch nog omslaat in een relativerend en dus verlossend schouderophalen. Puur menselijk. Een lach en een traan, altijd zo dicht bij mekaar... kan het leven wel ooit anders zijn. Uit de duizend-en-één artistiek hoog bevlogen getuigenissen van Simon Car miggelt blijkt alvast van niet. En hij heeft toch recht van spreken, deze man die zoveel méér ziet dan de anderen en met antennetjes leeft die altijd iets dieper trillen dan bij de gewone sterveling. «Ach», dachten we. «aan wie zou je dan beter dan aan deze filantroop en onvol prezen schrijver zo bij de mensen en het leven af kunnen vragen of er op deze kerstavond, zonder sneeuw en vrecle, toch nog hoop is? En dus lieten we, daar in het rokerig kamertje, twee hoog, in ruig Amsterdam, voor onze lezers een glimlach inzoemen op het bandopnemertje. Tenminste, voor zover die er nog af kon bij een «bejaarde scepticus» die net aan zijn 66e winter was begonnen. Drie volle uren luisterden we naar een man met een enorm debiet aan spraak- en levenswater. En vonden een kompaan in de kosmische vertwijfeling die elk be dachtzaam mens nu eenmaal ligt ingebakken. «Je hebt geen zekerheden, je dacht het hoogstens wel eens.» Simon Carmiggelt: een prachtig uitgeschreven, menselijk epos op z’n eentje. Maar ook nog steeds een schrale, hoog opgeschoten slungel, zoekend en tastend naar een vast anker voor morgen en vluchtend voor «de praatzieke service aan eenzaamheid in tweevoud» waarmee de televisie ons dageiyks komt verleiden. Voor hij ons de nacht instuurde na deze kerst mijmering over liefde en eenzaamheid, spjjt en schuld en een bosje levensvragen, zei hij plots, na een lange stilte en diep in zichzelf gekeerd: «Gedichten kunnen zichzelf niet vergeten, al is de schrijver nog te oud geworden voor het geluk». En toen lachte hij even héél geheimzinnig. Een korte, ingebonden lach. Eerder een monkelend atoom, zo flitsend maar met nog altijd iets verdrietigs in... Haydns Baryton Trio’s. Eeri onlangs verschenen Archiv uit- ind ik een uitste- gove presenteert de liefhebber een r veel van geleerd. nieuwtje onder de vele verschenen uit- gaven met werken van Joseph Haydn. Vijf Trio’s voor baryton, altviool en i, welke worden uitgevoerd door «c. Münchner Baryton-Trio». De Ba ryton was een basgamba met 6 of 7 snaren en verkreeg enige populariteit in Zuid-Duitsland, alwaar hij ook be speeld en gebouwd werd. Het meest opmerkelijke onderscheid tussen de Baryton en een gewone bas-viola da gamba is, dat de hals aan de ach terzijde opgehouden werd om acht tot ongeveer veertig losliggende metalen snaren te herbergen. De snaren reso neerden mee ofwel werden door de Geluk «Angst voor de dood vraagje. «Dat is een niet te beantwoorden vraag. Ik hoor een zeventigjarige aktrice van het teater wel eens op televisie zeggen: «Ho, sterven, daar kom ik wel met een gerust gemoed onderuit». Ik denk dan altijd: «Maar hoe weet zo’n mens dat nou». Want dat weten wij toch niet. Wij kunnen talloze volzinnen schrijven over de dood maar je weet toch nooit wat dood is, dat begin je pas te voelen als ze vlakbij komt. De dood wordt voor een schrijver vaak een technisch probleem, zo van: hoe krijg ik deze problematiek nu ook eens keurig op papier. En daarmee haak ik opnieuw aan bij dat schandelijke egoïsme van de schrijver. Je geraaktheid en ontroering krijgen altijd ergens de fïinktie van het papier mee. ?nsief An’e Schmit heeft zeker gelijk in haar as/yn Trouw n^tmeTSn dichter, mijn doch- ter. j.em. Zo eentje met een dichterskop; zo eentje met lange haren. Want die wordt er met de jaren ook niet monogamer op. Wat hij in hem liefhebt, mijn dochter. Dat staat in zjjn bundeltje: donkere De rest krijg je ’s ochtends bij zevenen i de löe thuis, als een meeuw. Dat is misschien speels maar waar. Schrijven blokkeert de gevoelens niet, maar het kanalizeert ze. Eens dat ze in een of andere vorm gegoten zijn geloof ik dat de schrijver van zijn diepste medele- ving af is. Vrees ik. Ja, er is veel droefheid en eenzaamheid onder de mensen. Ik zie dat natuurlijk ook wel toenemen, maar zolang er ook nog aardige mensen zijn en dat in hun gedrag laten blijken blijft er toch hoop. De televisie laat nooit eens de stralende glin- ^^>■573 stering in de ogen van mensen zien. Aan gelukkige toestanden hebben ze daar geen nieuws. En zo krijg je toch altjjd een wat vertekend beeld. Ik vraag me soms wel eens af: «Als ik nu ook eens zo'n ongelukkige jeugd zou gehad hebben als sommige schrijvers, zou ik dan wel ooit een letter op papier hebben gezet. Ik be twijfel dat nog steeds. De schokken uit 'iK mijn jeugd waren altijd kleinscheepser. Alleen de opkomst van het facisme heeft Hme lelijk dooreengeschud. Vandaar dat ik nu nog zo’n groot wantrouwen heb tegen elke ideologie die me iets absoluuts be looft, als geluk bijvoorbeeld. 9 Geluk, bestaat dat dan niet? H Het is in ieder geval een toestand waarin je niet regelmatig verkeert. Met Een tijd geleden liep ik bij het Rijksmu- seum. Een man wandelde voorbij met een heel klein hondje aan een touw. Plots stuikte die man ineen, languit de straat op. Het bleek een hartaanval te zijn. Ont zettend droevig dus. Maar dat jong hondje, dat nog aan het touw vast zat dacht: «Wat leuk, hij speelt me me». En het hondje maar springen op en af en over die neergeplofte man. Wel, visueel was dat een volmaakte vermenging van het komi sche en het tragische. Een duo als Bram en Freek voelt dat heel goed aan. (Diepzinnige stilte). Ik ben heel huiverig voor de konsekwenties die sommige mensen trekken uit mijn verhalen. Die denken dat ik alle menselijke problema- tieken doorzie omdat ik er ook over schrijf. Dat is natuurlijk een volledige dwaling. Als dat wel zo was zouden alle schrijvers toch prachtige levens leiden, want ze weten toch alles. Een nu weten jij en ik toch dat schrijvers geen prachtige levens leiden. In werkelijkheid weten ze niks, tenminste niet veel. Ik krijg ontzettend veel telefoons van mensen die in de mizerie zitten vooral dan vrouwen. Alleen, ze staan aan de ver keerde deur. Want naar al die droevige verhalen kan ik meestal alleen maar luisteren. Ik heb daar geen antwoord op. Ik betrap er me dan nog op dat ik luister met het egoïsme van de schrijver en soms wel eens zeg: «Wat een mooi verhaal!». De egoïst die de schrijver is steekt altijd weer de kop op, in alle levensomstan digheden. Mijn vrouw zegt wel eens: «Jij hebt mooi praten, jjj kunt alles van je afschrijven, maar ik sta met de ellende in de keuken». Eigenlijk is het zo, wij zijn monieus san volledig gest strumentalist te recht- Vo-1541). Uofdzmik ^^iel. Reling en 1^/7 ouis XVI» r d’antiek 35,—j lijk en /A ot

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad De Tilburgse Koerier | 1979 | | pagina 13