MOEDER HEEFT MIJN KERST
MEE HET GRAF INGENOMEN
0
f
1
1
'MENU
I-
Wk aiiure
SSJBES SS—SE5
1
‘ven
,ezers
r
Uw
kerstdiner
op 2e
kerstdag
NIET VERSCHIJNEN
MCCAW
Klassieke
s langspeelplaten
In de week tussen Kerstmis
en nieuwjaar
zal «De Tilburgse Koerier»
Hondje
-5 u's is, s?
Mn
mber 1979 pagina 12
DE TILBURGSE KOERIER
<3
>ek er
spak<
huivert nu een hele poos
28,
Metro
JZERSTERK
at zij
lit heeft zeker gelijk in haar
pre-
otio-
Bouillon Henri IV
Coupe Christmas
e in ’t centrum
OOPAVOND
MÜNCHNER BARTIONTRtO
De eerstvolgende uitgave kunt U
3 januari 1980 a.s. verwachten
grote
iarket
niet
nder-
Drogisterij
Parfumerie
Horloges
Aanstekers
jven toch
i ze liggen
iboren
en een
Een goed kerst-idee
luxe kaarsen
voor alle
feestdagen
VOOR RESERVERING
Restaurant «Vogelpark» 04242/3969
't Kaaspljpje 04242-4807
Na 18.00 uur: 04242-4725
Gemullehoekenweg
OISTERWIJK
(achteringang)
I In 50 modellen en tientallen
f kleuren.
I Prijzen vanaf
1,50 tot 99,00
I980 eiken
tuffelleder
itsmeubel
B5
398
395,—
495
Bar
met
diver
^artikelen le
aden met als
Ufnport uit
Hayc
405.
kenc
f open op een blauw tafeltje, niet eens breder dan een
wel een stukje hoger. Verweerd hout dat al véél heeft
tijd en daar niet eens beschaamd over is.
- op een wat vermoeid handschrift van dunne lettertjes, gebi
1. Met hier en daar een boos streepje tussen van protest teger
Vogelvluchtcocktail
mode met
Elke week het laatste
nieuws uit Parijs
Koestraat 89, Tilburg
Telefoon 432135
IIAYIXN
(RNIsn.'MIVMMlMnW
duim van
vaak als
ment. Vorst
een
teurbeot
was om
ken schr
strument
verhaal
weet nooit
aankomen.
)T BEVORDERING
ERKING
k ONTWIKKELING
A wordt de wereld
^fronteerd met be-
^^ar een geweldige
plaatsvindt
^^Êhoogovens.
V^B'gtuigindustrü
UW GASTVROUW EN GASTHEER
BEP en SJEF BROK M
^20 december 1979 pagina 15
van eyiden
A Heuvelstraat 57 Paletplein 16
f U slaagt nergens beter!
Per couvert
Volwassenen f 37,50
Kinderen tot 12 jaar f 25,00
Hondje
De mensen in uw verhalen kunnen
heel verdrietig zjjn, maar u daalt toch
t af beneden de grens van de ge-
terde zieligheid. Dat is een hele
Een thematisch omgekeerde herha
ling valt dan ook pas op na inter
luisteren, omdat de cello de bas
uitvoert, en de baryton door Hayc
geoctaveerd werd in de tenor ster
Het Münchner Baryton trio, dat op
historische instrumenten speelt, (een
prachtig klinkende alt-viool van Ni
colaus Amati, uit 1647, een Giovanni
Grancino cello, uit 1715 en de baryton
is een copie naar een anoniem r
meester uit de tweede helft van o
eeuw), stoeit plezierig met deze pre-
klassieke muziek en bereikt emotio
nele en betoverende hoogtepunten. Er
wordt in goed gekozen tempi gemusi
ceerd en de musici geven blijk van durf
daar waar er kracht uitstralen moet.
ydn baryton trio’s, Archiv 2533
Opnamens en persing zijn uitste-
td.
Ik beschrijf mensen en toestanden
onderstreep zelf niks. Dat moet de
maar voor zichzelf doen. Ik wil
niemand van iets overtuigen.
De ellende is altijd nou, elllende dat
ook de meest droevige dingen vaak een
'_"smaak hebben. Mensen die
igische doen zijn drukken zich nogal
komisch want dwaas uit. Die ver
menging intrigeert me en ik probeer ze
weer te geven in een matig evenwicht.
Zelf sta ik niet om de situatie heen te
handen-wringen. Ook het gruwelijke en
het komische hebben heel veel raakvlak
ken.
Brutaliteit
«Natuurlijk begrijp ik best dat schrijven
een foltering kan zijn. Maar ik heb daar
doorgaans minder last van. Mijn uit
gangspunt ligt ook anders dan dat van een
romanschrijver. Ik pleeg elke dag maar
een stukje voor de krant, binnen een wel
bepaalde ruimte. Wat op zichzelf natuur
lijk absurd is, want je legt je neer bij de
regelmaat van zo’n medium. Een roman
schrijver moet een langere strijd leveren «r
met de stof en de talenten. In beginsel is dc
hij altijd aan een meesterwerk bezig. Bij
mij komt er elke ochtend een krantejon-
gen dat stukje halen. Ik maak iets wat ik
binnen de grenzen van mijn vermogens
van deze dag er kan van maken. Meer kan
ik niet doen en ik heb daar vrede mee. Het
eeuwige probleem voor me is altijd: wat
kwam nu het eerst, de kip of het ei Ik
moet er van uitgaan dat mijn aanleg ligt in
de korte vorm, in. het kompakte. Mijn
bewondering voor een man als Elsschot is
niet toevallig. Die had het merkwaardige
vermogen om in de eerste zin van zijn
boek al het hele verhaal neer te zetten,
waarom het hem eigenlijk te doen was.
«Een ontgoocheling» is zo ’n prachtige --
novelle waaruit dat heel sterk spreekt. de politiek opteer ik eiger...,.-
Wel wil ik niet vastklitten aan enige ak- de triomf van de zachte krachten. II
tualiteit, waar kranten per definitie zo- een hekel aan alle vorm»"
veel mee te maken hebben. Ik moet elke peling en bombarie. Zo’n p-
dag, onbevangen en zonder beperkingen, een podium flinke dingen uitkr
mijn eigen onderwerpen kunnen kiezen, waarvoor de mensen dan in de ha
al naar gelang ik gestemd ben. Deze vrij- klappen, boeit me niet. ™n
höi’rl Kek JV laren rrplprion kinnpn zfo krant tnrh hptTplfdp ak PPIl km
het miniemste peukje overblijft, diep
wordt geïnhaleerd. Kettingroker, zoals
mensen wel eens zjjn op momenten van
zware geestelijke boorkracht.
Zijn handen wiegen wel eens met het ver
haal mee, maar echt molenwieken doen ze
niet. Een man. sober in woord en gebaar,
en juist daarom zo trefkrachtig. Het hele
gesprek lijkt op elk ogenblik keurig afge
wogen, tot op de komma toe, maar dat is
dan nog eens een vormelijkheid die niet
stoort. Ook verliest Simon Carmiggelt er
de spontaneïteit niet bij. Integendeel, hij
kan onder een vraag diep en heel expressief
terugplooien, innig worstelend met de
woorden die het meest eerlijke antwoord
moeten volmaken. Ik hoor hem dan den
ken. knabbelend aan de eigen onzeker
heden...
irbecue au Maitre
et 3 soorten vlees (400 gram),
verse salades,
geroosterd kerstbrood
Toen ik als jong verslaggever voor een
krant werkte, wist ik dat de pastoor van
een landelijk dorp me niet zou binnenla
ten voor enige informatieDe pastoor was
toen per definitie rechts. Nu is ie bijna per
definitie links. Ik moet daar toch een
beetje om lachen, want in beide gevallen
is het toch een eigen vertaling van Gods
wil.
Laatst ontmoette ik nog een wat gedeukte
dame. Na een mooi en lang huwelijk had
ze haar man verloren. Enkele dagen later
kwam een kapelaan langs, zo’n vlotte
moderne jongen, weetje wel. En die zei
tegen dat vrouwtje: «Nou, dat sprookje
van hemel en hel, daar zullen we het maar
niet over hebben». Dat was voor die
kersverse weduwe een enorme klap. Dat
hemeltje had ze haar lieverd nog zo graag
gegund en nu vernam ze ineens van een
bevoegde funktionaris dat die bestem
ming toch maar een zelfbedachte leugen
was geweest. O, dat was een wrede
Ja^de soc iaal-demokratie ben ik altijd
trouw gebleven. Ook zij is natuurlijk niet
vreemd gebleven aan dwalingen. Vroeger
werd er een aantal idealen uitgestald en
als die dan bereikt waren zou de mens
gelukkig zijn, zo heette het. Maar dat was
natuurlijk ook nonsens. Want toen we al
die heuveltjes naar sociaal beterschap
over waren, kwamen als van zelf de
«rocky mountains» in het verlangen van
de mensen.
momenten is het ook al goed. Een toe
stand van permanent geluk is toch een
komplete dwaasheid. Bovendien denk ik
altijd: «Veronderstel nu eens dat alle
mensen, een leven lang stralend gelukkig
zouden zijn. Dan zou de dood toch hele-
maèl absurd zijn. Waarom zou je aan een
toestand van een zodanige gelukzaligheid
ooit een einde maken? Dat zou toch een
peilloos raadsel zijn, nietwaar? Nu
groeien de mensen langzaam naar de
dood toe, er zit nog een zekere lijn in.
Maar als iedereen op straat maar zou blij
ven dansen van grote vrolijkheid en dat
tot op hoge leeftijd, dan zou je je plots
moeten gaan afvragen, welke sadist durft
daar een einde aan maken? Ach, geluk is
vaak een wat kitcherig begrip.
Alles, zoniet toch veel is absurd in dit
leven. Tenminste, dat vind ik in toene
mende mate.
inde linkerhand aangetokkeld,
uis een ritmische versieringsele-
t. Vorst Nicolaus Esterhazy was
van de vooraanstaande ama-
tefenaars van de baryton en het
t die reden dat Haydn 125 wer-
ireef voor dit mooie strijkin-
it. De vijf op de Archiv uitgave
gespeelde trio’s zijn qua struktuur ge
baseerd op de toen in volle gang zijnde
roccoco stijl, en schilderen hun
beelden in diezelfde galante stijl als
Bocherini’s strijkkwintetten. Vooral
Haydns in mineur gestemde trio in d,
Hob. nr. 52, klinkt melancholisch, en
benut ten volle de lage baslijn aller
instrumenten. Misschien was juist bij
deze baryton trio de alternatieve uit
voering op zijn plaats. Haydn schreef
naast de nummers 44,52,61,96 en 101
zjjn werken voor de baryton met alt
viool en cello of contrabas. Het Mün-
cher Baryton Trio opteerde voor een
cello begeleiding en komt tot heel be
vredigende interpretatie. Uit hun mu-
siceertrant blijkt dat er een uiterst
flexibele houding op basis van har
monieus samenspel, Haydns geest
stalte krijgt. De strijkin-
,auui>K>nuuSten weten eveneens
spanning en ontspanning, middels
muzikale speeltechnieken, boeiend te
verhalen.
De vrije polyfone stijl, verlevendigt
alle stemmen; er is een opgewekte
techniek, waarin de ene stem naar de
andere overspringt en de zo juist ver-
^aten stem toestaat even te rusten, de
Het geluk bljjft dus ook vanuit sociaal-
demokratisch oogpunt nog altijd een
beetje uit. Maar het was wel een char
mante dwaling, laat me het zo zeggen. In
'l“ ,:tiek opteer ik eigenlijk altijd voor
krachten. Ik heb
vormen van versim-
Zo'n politicus die op
A ziinnon ’'^kraamt
....j.. —or-- ---- tanden
al naar gelang ik gestemd ben. Deze vrij- klappen, boeit me niet. Zo’n man doet
heid heb ik jaren geleden binnen de krant toch hetzelfde als een komiek. Die weet
bevochten en ook veroverd. Met mijn precies wat hij moet zeggen en vooral wat
aard moet je vrij zijn, de hele bedding hij niet moet zeggen.
moet open liggen. Soms valt een verhaal Mijn anker is alleen maar dit ruitjesschrift
me zomaar in de schoot, als ik de mensen waaraan ik mijn verhalen kwijt kan en
in de kroeg of op straat bezig zie en hoor. mjjn sympatie voor de anti-held. Want
Maar ja, ik verstop ook wel eens dingen echte helden zyn heel weerzinwekkend
die me in de ingewanden knellen in een hoor. Schrijven is eigenlijk de reden
dialoog van anderen. Dat gaat dan meest- waarvoor ik besta. Omdat schrijven een
al in de derde persoon. «Hij» of «Zij» die eeuwig proberen is, het is nooit klaar. Elk
•mijn eigen vragen en twijfels toedekken verhaal is als een parachute waarvan je
voor de buitenwacht. Een kollega van je nooit zeker weet of ie wel open zal gaan,
schreef onlangs: «Carmiggelt wordt eens Vandaar dat ik mijn geschrijf ook altijd
in de driejaar kwaad». Daar is misschien moet kunnen toetsen aan een respons,
iets van en dat gaat dan altijd om levens- Eerst van mijn vrouw en nadien van een
beschouwelijke grieven. Ik word name- kringetje vrienden die tot reageren bereid
lijk ontzettend kwaad als ik individuen zijn. Ik sta altijd op het standpunt dat elk
ontmoet die zich op een pretentieuze verhaal een schot in de duisternis is: je
wijze bezighouden met de mens. Je hebt weet nooit op voorhand of het wel zal
tegenwoordig veel van die maatschap- -
Nooit klaar ven». Ik beschrijf mensen en toestanden maar zo ben ik niet. Al heb ik gemerkt dat
maar onderstreep zelf niks. Dat moet de er wel een moraal steekt in al mijn bun-
«Natuurlijk kan ik ook niet zonder een lezer maar voor zichzelf doen. Ik wil dels. Vanwaar die komt weet ik niet zo
anker leven. Maar mijn leven blijft toch niemand van iets overtuigen. precies,
een aaneenschakeling van onzekerheden. De ellende is al*”'’ J~‘
Het godsbegrip, daar sta ik een beetje ook de meest
buiten. Ik kom uit een sociaal-demo- komische bijsr
kratisch gezin waar ze me wel geleerd heb- in tragische do
ben niet te spotten met de overtuiging van eens komisch
andersdenkenden. En zelf heb ik nooit de menging intrig
behoefte gehad om op de zekerheden van
mijn jeugd te reageren, ik ben altijd vrij
gebleven van elk vaderprotest. Ook
het renegatenprobleem is buiten mij ver
streken.
(Het kamertje
van de stilte)
«Dromen? Ik kan alleen maar blijve;n
schrijven. Ik weet nog steeds niet precies
hoe het met dit vak allemaal exact in zijn
werk gaat. En deze inherente ondoor
grondelijkheid van het geschreven
woord, geeft me de hoop dat ik weer
nieuwe bronnen en een andere gedach
tenwereld zal kunnen aanboren, die in
mijn leeftijd besloten liggen. Die hoop
heb ik, maar niet de zekerheid.
Met de liftdeur al in de hand krijg ik nog
gauw twee stralende anekdotes mee uit
het leven van zijn achtjarige kleinzoon
Vincent.
«Volwassenen, (ik weet wel niet precies
wat voor soort wezens dat zijn, maar
goed), volwassenen worden door kinde
ren permanent berispt en terechtgewe
zen. Genadeloos, maar op een heel leuke
wijze. Kinderen doen me steeds weet\
mijn eigen bespottelijkheid inzien in hun
spontaan doorbreken van alle grote-men-
sen-routine. Die omgekeerde berispingen
I U bent eigenlijk de lijfschrijver van Van mijn kleinkinderen, dat vind ik ge-
1 Amsterdam. Deze stad is er de laatste tijd weldig»
I anders ook niet minder grimmig op ge-
I worden?
I Ja, het lijkt wel eens een hard bestaan.
In de jaren zestig werden veel taboes
doorbroken. Er werd toen heftig ge-
I reageerd tegen een voos gezag dat op
zichzelf trouwens geen enkele waarde
heeft. Maar daardoor is er ook een soort
I angst ontstaan voor het echte gezag, dat
f nog wel funktioneerde. In Amsterdam is
I er dus geen gezag meer dat nog funktio-
f neert.
f De mensen voelen zich onveilig en wor-
S den alsmaar grimmiger, dat is wel waarja.
X De idylle Amsterdam slinkt steeds meer. Twee uur later, als de bandjes in de Ge-
5 Maar toch blijft het mijn thuishaven met laghkamer een eerste keer zijn afge-
a nog net genoeg charme over zich. Het draaid, denk ik: «Wat een privilege moet
e gekke is dat je in Amsterdam nog altijd meer het zijn om met het eelt van de relative-
kontakt met mensen kunt hebben dan in ring op de ziel te kunnen leven. De zachte
gelijk welke wereldstad. Persoonlijk vind evakuatie van de dofste ellende naar een
ik Parijs heel prettig omdat ik het prettig- grapje en toch niet luguber. Het verrno-
vinden altijd zelf meebreng. Maar wat me gen van Carmiggelt om Mies mee te ma
altijd in de Franse hoofdstad obsedeert is ken en toch niet staan te huilen.het zou
dat grondeloos zwijgen in de metro. Al die meer dan vijf miljard andere gijzelaars
die mensen die daar allemaal opeen- op deze planeet ook goed uitkomen. Dan
gepakt zitten, met de knieën tegen elkaar ook zou deze Kerstmis, desnoods zonder
en vrijwel niemand die zijn mond open sneeuw en de warme adem van eenvrouw'
doet. Dat heeft iets lugubers. Dan zeg ik rond de hals, voor iedereen tóch nog wat
meteen: er is iets met die grote stad aan de kunnen worden. Maar ach, de relativiteit
hand. Iets dat de mensen ontmenselijkt. In der dingen... het is te mooi om waar te
Amsterdam heb je dat dus nog niet. Ja, er zijn voor een gewone sterveling. Behalve
wordt veel gekletst, allemaal flauwekul dan voor Simon Carmiggelt blijft het een
op een hoop, maar de mensen blijven er sprookje en zelfs zijn gezicht is er niet
praten en dat is een gunstig teken. Er écht vrolijk van geworden.
hangt nog niet die explosieve stilte over Verlangens en verwachtingen aan de
ons. kerstboom... we zullen ze op een of an-
Na drie uur woelen voor de krant zit Si- de,re manier toch wel altijd blijven verab-
mon Carmiggelt nog altijd even majes- soluteren. En als de mensen er met zijn
tatisch op zijn stoeltje en blijft hij alert om m te lossen ja, dan nemen we maar
voor de volgende vraag. Maar ik zie hem een konijntje op schoot. Zo bhjft er toch
nu toch één keer schuintjes naar zijn nog iets te knuffelen. En ziet Simon Car-
uurwerk kijken en dus ronden we af. Met ™88elt weer een nieuw verhaaltje ont-
de vraag of er na het uitstervend jaar, lulken- En dan is het toch ook goed.
waarin hij 66 werd, nog tttp1 a
wel iets te dromen blijft voor morgen? nLbU l^AiVLrö
«Ja, kerstavond.wat moet ik daar nu nog
op zeggen, wat zou het voor me beteke
nen?-
(Lange, bijna huiveringwekkende stilte, de
ogen nu helemaal naar binnen gekeerd.
Eigenlijk heeft mijn moeder het kerstfeest
mee het graf ingenomen. Alles wat met
Kerstmis en Nieuwjaar te maken heeft ge
had is jaren achtereen het domein van mfjn
moeder geweest. Ze kwam de avond vóór
Kerstmis bij ons aangeland en vertrok dan
weer op 4 januari. Dat stond zo jarenlang
in haar kalendertje en dat heeft geduurd
tot haar dood. Na haar dood hadden deze
feestdagen voor ons eigenlijk geen zin
meer. Het greep me niet meer aan.
De enige zin die deze dagen hadden, dat zij
dus zo graag bij ons in Amsterdam was, is
nu al een poosje weggevallen. Mijn vrouw
en ik zitten hier op kerstavond gewoon sa
men, niet aan puissante maaltijden hoor,
dat doen we niet. En mijn twee kinderen en
acht kleinkinderen vieren dat natuurlijk in
hun eigen kring, wat ik heel goed kan be
grijpen. Ik vind dit ook juist. Ik heb nooit
een opstelling gehad, zo van: «Kinderen,
als de hoogdagen uitbreken moeten jullie
wel bjj ons zjjn hoor!» Dat hoeft toch niet.
Zo lang ze leefde heeft mijn moeder me
nooit opgebeld. Ze zei altijd: «Als je
op een dag interesse voor me hebt,
merk ik dat wel*. Dat vind ik
kend systeem, ik heb daar veel van g-
Als vader en moeder moet je niet teveel
aandacht van je kinderen opeisen. Vijf Trio’
Deze kerst- en nieuwjaarsdagen zijn dus cello,
voor me als alle andere vrije dagen. Ik het «M~~
werk heel gewoon mjjn verhaaltjes af.
Schrijven is toch iets permanents, dat
houdt nooit op, niet?-
Simon Carmiggelt heeft een spreektrant
die na uren nog altijd niet vermoeit. Als
geboren en geoefende verteller legt hij
nooit één klemtoon fout. Hij pakt ook niet
uit met dat schraperig Nederlands waarbij
altijd de helft van de woorden wordt inge
slikt. Ook de timing is perfekt en de stiltes
zjjn vaak van een onzegbare tederheid. Hjj
kommuniceert dan nogal eens met het
gloeipuntje van zijn zware Gauloise die, tot
Het ruitjeskarnet lag half
lagere-schoolbank, maar v,
toegestaan aan de t
Mijn blik valt neer op ee
uit een zachte hand. Met
wat verkeerd gevallen woord.
We zitten twee hoog in het eerste Weteringsplantsoen, midden in het hartje van de
Amsterdamse binnenstad. Samen aan het venster dat uitgeeft op het water van de
Boerenwetering, waarin nog zwanen gelukkig liggen te plonzen om hun eenvoudige
pracht.
Het kamertje is van een overjarige studentikoze rommeligheid. Boekenrekken die
een beetje wild uitpuilen. Op het bed, met donkerblauwe overtrek, een typema
chine en een platenhoes waarop Cleo Laine vraagt om Send in the clowns» te
mogen zingen. Tegen de muur hangt een abstrakt oliedoek en uit de kast naar de
schrijftafel kijken twee oudjes in een vooroorlogs zondagspak op ons neer. Met die
superieure blik van fotogenieke onvergankelijkheid. Zijn oudjes.
Vooral de vrouw moet in haar jonge jaren een prachtig wezen zijn geweest: een
gitzwarte nimf met ogen van het mooiste azuurblauw en de hoge jukbeenderen van
een onbespreekbaar meesterschap.
In dezelfde kast vraagt de gastheer om een kleine attentie voor het eigen hart. «Lief
zijn voor vader!» staat er op een wit kartonnen bordje geschreven. Het uitroepte
ken ten spijt hangt het daar toch een beetje verloren, net een wanhoopskreet.
Zijn gezicht is tegelijkertijd een perpetuum mobile en de gevel van een verkrot
pandje. Een gezicht dat als het ware een leven op zichzelf is gaan leiden, afgezien
van wat er onder staat. Een onvergetelijk unicum. Van de ene kant leeft en beweegt
het met de soepele motoriek van een sponsachtig genie en anderzijds ligt er een
onpeilbare en stramme tragiek in bestorven, alsof het lot niets onbeproefd heeft
gelaten.
Het zó gerimpelde voorhoofd doet me denken aan een vers geploegd aardap
pelveld, en de walletjes onder de ogen aan een maanlandschap. «Deze man heeft
alles meegemaakt», hoor ik bij mezelf opweilen. Maar de ogen blijï
vriendelijk en onschuldig kijken, dikwijls achter een sluiertje vocht. En
héél diep...
Dit was hij dus, de onsterfelijke schrijver en TV-verteller die op het meest tragische
levensmoment, de dependance van elke hel op aarde, de treurige onmacht van de
klusjesman, de eenzaamheid van een gekapseisde liefde en het bedrieglijk soort
geborgenheid van een kroeg, toch nog altijd een «glimlach voor de anderen» weet te
bevechten. Ons met zijn gouden en,zo vaak bekroonde pen in honderdduizenden
exemplaren gedurende meer dan dertig jaar heeft toegemonkeld dat «niets nutte
loos is en in wezen alles absurd».
Zjjn ze nog wel te tellen, de mensen, de zieken en verdwaalden die, door alles heen,
aan hem toch nog wat kursieve blijheid konden opdoen? Voor wie was Simon
Carmiggelt al niet eens eerder een bijna Messiaanse ontlading in het onomkeerbaar
geachte tij van wanhoop en verdriet? En hoe vaak zou zijn ragfijne humor in krant
en bundel al niet het valse houvast, zelfs dat van de haat, doorbroken hebben? Met
zachte, vrolijke wenken in een ogenschijnlijk zo pretentieloos verhaaltje waarbin
nen zelfs de bitterste tragiek uiteindelijk toch nog omslaat in een relativerend en
dus verlossend schouderophalen. Puur menselijk.
Een lach en een traan, altijd zo dicht bij mekaar... kan het leven wel ooit anders
zijn. Uit de duizend-en-één artistiek hoog bevlogen getuigenissen van Simon Car
miggelt blijkt alvast van niet. En hij heeft toch recht van spreken, deze man die
zoveel méér ziet dan de anderen en met antennetjes leeft die altijd iets dieper trillen
dan bij de gewone sterveling.
«Ach», dachten we. «aan wie zou je dan beter dan aan deze filantroop en onvol
prezen schrijver zo bij de mensen en het leven af kunnen vragen of er op deze
kerstavond, zonder sneeuw en vrecle, toch nog hoop is? En dus lieten we, daar in
het rokerig kamertje, twee hoog, in ruig Amsterdam, voor onze lezers een glimlach
inzoemen op het bandopnemertje. Tenminste, voor zover die er nog af kon bij een
«bejaarde scepticus» die net aan zijn 66e winter was begonnen.
Drie volle uren luisterden we naar een man met een enorm debiet aan spraak- en
levenswater. En vonden een kompaan in de kosmische vertwijfeling die elk be
dachtzaam mens nu eenmaal ligt ingebakken. «Je hebt geen zekerheden, je dacht
het hoogstens wel eens.»
Simon Carmiggelt: een prachtig uitgeschreven, menselijk epos op z’n eentje. Maar
ook nog steeds een schrale, hoog opgeschoten slungel, zoekend en tastend naar een
vast anker voor morgen en vluchtend voor «de praatzieke service aan eenzaamheid
in tweevoud» waarmee de televisie ons dageiyks komt verleiden.
Voor hij ons de nacht instuurde na deze kerst mijmering over liefde en eenzaamheid,
spjjt en schuld en een bosje levensvragen, zei hij plots, na een lange stilte en diep in
zichzelf gekeerd: «Gedichten kunnen zichzelf niet vergeten, al is de schrijver nog te
oud geworden voor het geluk». En toen lachte hij even héél geheimzinnig. Een
korte, ingebonden lach. Eerder een monkelend atoom, zo flitsend maar met nog
altijd iets verdrietigs in...
Haydns Baryton Trio’s.
Eeri onlangs verschenen Archiv uit-
ind ik een uitste- gove presenteert de liefhebber een
r veel van geleerd. nieuwtje onder de vele verschenen uit-
gaven met werken van Joseph Haydn.
Vijf Trio’s voor baryton, altviool en
i, welke worden uitgevoerd door
«c. Münchner Baryton-Trio». De Ba
ryton was een basgamba met 6 of 7
snaren en verkreeg enige populariteit
in Zuid-Duitsland, alwaar hij ook be
speeld en gebouwd werd. Het meest
opmerkelijke onderscheid tussen de
Baryton en een gewone bas-viola da
gamba is, dat de hals aan de ach
terzijde opgehouden werd om acht tot
ongeveer veertig losliggende metalen
snaren te herbergen. De snaren reso
neerden mee ofwel werden door de
Geluk
«Angst voor de dood vraagje.
«Dat is een niet te beantwoorden vraag.
Ik hoor een zeventigjarige aktrice van het
teater wel eens op televisie zeggen: «Ho,
sterven, daar kom ik wel met een gerust
gemoed onderuit». Ik denk dan altijd:
«Maar hoe weet zo’n mens dat nou».
Want dat weten wij toch niet. Wij kunnen
talloze volzinnen schrijven over de dood
maar je weet toch nooit wat dood is, dat
begin je pas te voelen als ze vlakbij komt.
De dood wordt voor een schrijver vaak
een technisch probleem, zo van: hoe krijg
ik deze problematiek nu ook eens keurig
op papier. En daarmee haak ik opnieuw
aan bij dat schandelijke egoïsme van de
schrijver. Je geraaktheid en ontroering
krijgen altijd ergens de fïinktie van het
papier mee.
?nsief An’e Schmit heeft zeker gelijk in haar
as/yn Trouw n^tmeTSn dichter, mijn doch-
ter.
j.em. Zo eentje met een dichterskop; zo eentje
met lange haren.
Want die wordt er met de jaren ook niet
monogamer op.
Wat hij in hem liefhebt, mijn dochter.
Dat staat in zjjn bundeltje: donkere
De rest krijg je ’s ochtends bij zevenen
i de löe thuis, als een meeuw.
Dat is misschien speels maar waar.
Schrijven blokkeert de gevoelens niet,
maar het kanalizeert ze. Eens dat ze in
een of andere vorm gegoten zijn geloof ik
dat de schrijver van zijn diepste medele-
ving af is. Vrees ik.
Ja, er is veel droefheid en eenzaamheid
onder de mensen. Ik zie dat natuurlijk
ook wel toenemen, maar zolang er ook
nog aardige mensen zijn en dat in hun
gedrag laten blijken blijft er toch hoop. De
televisie laat nooit eens de stralende glin-
^^>■573 stering in de ogen van mensen zien. Aan
gelukkige toestanden hebben ze daar
geen nieuws. En zo krijg je toch altjjd een
wat vertekend beeld. Ik vraag me soms
wel eens af: «Als ik nu ook eens zo'n
ongelukkige jeugd zou gehad hebben als
sommige schrijvers, zou ik dan wel ooit
een letter op papier hebben gezet. Ik be
twijfel dat nog steeds. De schokken uit
'iK mijn jeugd waren altijd kleinscheepser.
Alleen de opkomst van het facisme heeft
Hme lelijk dooreengeschud. Vandaar dat ik
nu nog zo’n groot wantrouwen heb tegen
elke ideologie die me iets absoluuts be
looft, als geluk bijvoorbeeld.
9 Geluk, bestaat dat dan niet?
H Het is in ieder geval een toestand
waarin je niet regelmatig verkeert. Met
Een tijd geleden liep ik bij het Rijksmu-
seum. Een man wandelde voorbij met een
heel klein hondje aan een touw. Plots
stuikte die man ineen, languit de straat
op. Het bleek een hartaanval te zijn. Ont
zettend droevig dus. Maar dat jong
hondje, dat nog aan het touw vast zat dacht:
«Wat leuk, hij speelt me me». En het
hondje maar springen op en af en over die
neergeplofte man. Wel, visueel was dat
een volmaakte vermenging van het komi
sche en het tragische. Een duo als Bram
en Freek voelt dat heel goed aan.
(Diepzinnige stilte). Ik ben heel huiverig
voor de konsekwenties die sommige
mensen trekken uit mijn verhalen. Die
denken dat ik alle menselijke problema-
tieken doorzie omdat ik er ook over
schrijf. Dat is natuurlijk een volledige
dwaling. Als dat wel zo was zouden alle
schrijvers toch prachtige levens leiden,
want ze weten toch alles. Een nu weten jij
en ik toch dat schrijvers geen prachtige
levens leiden. In werkelijkheid weten ze
niks, tenminste niet veel.
Ik krijg ontzettend veel telefoons van
mensen die in de mizerie zitten vooral dan
vrouwen. Alleen, ze staan aan de ver
keerde deur. Want naar al die droevige
verhalen kan ik meestal alleen maar
luisteren. Ik heb daar geen antwoord op.
Ik betrap er me dan nog op dat ik luister
met het egoïsme van de schrijver en soms
wel eens zeg: «Wat een mooi verhaal!».
De egoïst die de schrijver is steekt altijd
weer de kop op, in alle levensomstan
digheden. Mijn vrouw zegt wel eens: «Jij
hebt mooi praten, jjj kunt alles van je
afschrijven, maar ik sta met de ellende in
de keuken». Eigenlijk is het zo, wij zijn
monieus san
volledig gest
strumentalist
te recht-
Vo-1541).
Uofdzmik
^^iel.
Reling
en
1^/7
ouis XVI»
r d’antiek
35,—j
lijk en /A
ot