I Kerstmis 1977 I De Tilburgse Koerier wenst U een Zalig Kerstfeest Schijn anti-schijn echtheid iber 1977 pagina 30 1 I Ontwerp: Studio Willem Besters We komen dan tot de bevinding, dat we de schone schijn van vroeger vervangen door de nog gevaariijkere lelijke schijn van heden, en de verkondigers van de lelijke schijn houden al even hardnekkig vast aan hun fik tie, dat ze de werkelijkheid weergeven, als de opvoeders vroeger bij de schone schijn deden. Bij het ontmaskeren van de schijn wordt vergeten, dat het werk met het démasqué niet gedaan is; we moeten dan óók nog kijken naar het wezen, dat onder de schijn ligt, en dat lijkt dan toch weer meer op wat we zelf ervaren dan op wat we ons laten aanpraten. Het wezen is, dat de natuur niet zoetsappig is, maar toch herbergzaam: als een doodgewoon konijn een aantal jaren heeft tegen zijn medemensen te zeggen, dat het met de wereld goed of zelfs maar redelijk gaat?» «Ja, maar ze zeggen het toch allemèal!» heet het dan. Daar is geen praten tegen. Intussen moeten we ons wel realiseren, wat we met al die vanzelfsprekende ontluisteringen en aan-de-kaak-stellingen in onze direkte omgeving teweeg brengen. Vooral jongere mensen en makkelijk suggestibele mensen, vertrouwen eerder op wat er gezegd wordt en op wat de massakommunikatie uitdraagt dan op wat zij zelf waarnemen. We moeten ons eens voorstellen wat iemand, die de wereld en de samenleving alléén kende uit wat er werd gezegd en gepubliceerd, zou denken van de wereld buiten de deur: hij zou met geen mogelijkheid op straat te krijgen zijn. Met al onze eerlykheid, die geen nuances en verhoudingen in het oog houdt, zijn we bezig de generatie, die nog moet opgroeien een afschuw te bezorgen voor de samenleving, voor werken, voor trouwen, voor leven, en het is dan ook niet te verwonderen, dat een stijgend aantal in paniek van zich afslaat voordat medemensen nog de kans hebben gekregen om goede dag te zeggen, of zichzelf verdooft om bij alle ellende, die zo overmatig vergroot wordt voorgespiegeld, niet betrokken te raken. Anders, in gewoon Nederlands gezegd: we zijn, in alle eerlijkheid, bezig onze eigen kinderen doodsbang te maken voor wat per slot toch maar gewoon leven is. We schrijven hier voorzichtig «een Hogere Instantie», waarmee ook wij schoorvoetend ons aansluiten bij de schijn van onzekerheid, die in onze tijd is voorgeschreven. Met de kerstdagen is het toch eerlijker en meer in overeenstemming met het verlangen naar innerlijke vrede als we dat gewoon maar weer ruilen tegen GOD, die zijn kinderen in een problematische wereld plaatst onder meer omdat dit interessant en leerzaam voor hen is maar hen tevens de vermogens geeft om samen die problemen in het gewone dagelijkse leven op een gewone dagelijkse manier op te lossen. En daar komt dan geen schijn aan te pas: dat is echt. Er zijn natuurlijk schijnwaarden genoeg, maar ze zijn in de loop van de laatste jaren toch wel allemaal grondig vernoemd en uitgemeten in een kommunikatiesysteem, dat geen spleetje in onze samenleving onbespied laat. De grote kwalen van de wereld zijn het makkelijkste,want die liggen in wezen ver van ons af, zodat het ons weinig kost ons plichtmatig op te winden over een waslijst van aanklachten. Iemand, die zijn leven wil wijden aan het signaleren daarvan heeft het bepaald niet moeilijk: er zijn dingen te over, waartegen geprotesteerd kan worden, en geen mens begint eraan hem tegen te spreken, omdat de feiten nu eenmaal voor geen tegenspraak vatbaar zijn. Degene, die alleen maar hoeft te luisteren en instemmend te knikken, heeft het nog makkelijker; luisteren hoeft trouwens niet eens, men weet het zo wel, het gaat overal beroerd, men betaalt in de kollektebus en kijkt al reikhalzend uit naar de volgende kwaal. De kleinere en meer persoonlijke kwalen komen minder makkelijk in de publiciteit; ’n mens ziet per slot niet graag zijn eigen tekorten in de krant staan. Om die te signaleren zijn er daarom besloten gesprekgroepen waar in psychotherapie wordt doorgeanalyseerd, wat er allemaal mis is en wat door beoefening van medemenselijke kommunikatie in gezamenlijkheid kan worden doorstaan en gedragen. Maar ook in dit persoonlijke vlak staat voorop dat de maskers verwijderd moeten worden en de valse schijn ontluisterd. De vraag rijst toch op zeker moment, wat de samenleving, en wat de individuele mens nu eigenlijk met al die openheid en ontluistering wel opschiet. Wie de omvangrijke lijst van kwalen en kommer voor een keer eens in zijn geheel tot zich laat doordringen, en dan eens rondkijkt in Tilburg, in zijn buurt, in zijn kennissenkring en in zijn eigen leven, merkt op, dat al die ellende toch maar een flauwe schaduw werpt op het werkelijke leven; hij neemt er afstand van, zoals een 65-plusser in zijn eigen leven kijkt naar de oorlog: dat was erg, maar in de grote stroom van de eigen ervaringen toch niet meer dan een, zonder twijfel schokkend, incident, en voor veruit de meeste mensen zal het op het al met al sterk positieve saldo onder de streep van de opgetelde belevenissen toch betrekkelijk weinig indruk maken. «Maar in elk geval moeten al die kwalen toch doorlopend worden opgenoemd, zodat de mensen gaan inzien, dat de wereld niet zo ideaal is, als ze altijd zeggen», is een gebruikelijke tegenwerping op de gedachtengang, die we hier proberen te ontwikkelen. Waatap wij van onze kant dan weer verbijsterd tegenwerpen: «Maar wie, in ’s heren naam, zégt tegenwoordig nog, waar en tegen wie dan ook, dat de wereld wèl ideaal is? Bestaat er in onze samenleving nog iemand, al is het zelfs maar een gek, die het hart A LS er ooit een tijd is geweest, waarin gedurig en met volle toewijding door de samenleving werd gewezen op het Z-M verschil tussen schijn en wezen dan is dat wel onze tijd. In JL zijn doen werkt de mens aan de in-stand-houding van de schone schijn, in zijn praten doet hij zijn best om de schijn, die hijzelf geschapen heeft te ontluisteren. Onze kerstplaat van dit jaar laat zien tot welke absurde gedachten het overtrekken van de schone schijn de mensen brengt. Als we bedenken met hoeveel overvloed de commercie de gezinnen tegenwoordig overspoelt, wat een geld daaraan wordt verspild, dat beter besteed zou kunnen worden, en wat na de feestdagen allemaal wordt weggegooid, dan is er reden te over om waarschuwende woorden te laten horen tegen de overdaad van de schone schijn, die zichzelf tot in het belachelijke toe overschreeuwt. Maar sterker nog klinken vandaag aan de dag de geluiden in de tegengestelde richting: allerwege wordt de schijn ontluisterd en worden de maskers afgetrokken. redelijk vergenoegd op de hei kan ronddartelen, waarom zou een mens, die toch zoveel meer verstand heeft en zo veel meer .andere begaafdheden, er dan slechter aan toe zijn in het leven? Alleen al redelijk denken kan aantonen, dat het leven niet is, wat het schijnt, bij alle ontluistering. Maar daar gaat in de wezenlijke verhoudingen nog iets ver boven: een konijn heeft, als het in moeilijkheden raakt, niet het vermogen zich eruit te denken, de mens heeft van een Hogere Instantie een scheppend vermogen gekregen om hetzij zelf dingen te bedenken, die hem helpen kunnen, hetzij op andere mensen terug te vallen, die gezind en in staat zijn dingen voor hem te bedenken, die hem helpen kunnen. Wanneer we dit hogere vermogen, dat de mensen samen moeten delen, buiten beschouwing laten, dan is de wereld inderdaad een moeras van ellende, gedoemd om in het donker ten onder te gaan, rekenen we het er bij, wat we in ons persoonlijk bestaan als vanzelfsprekend doen, dan ziet de werkelijkheid er ineens gewoon uit, beheersbaar, licht, zoals op klaarlichte dag. Als we onszelf en elkaar bewust maken van dat scheppend vermogen, dal we allemaal delen, worden we als het ware wakker uit een nachtmerrie en dan zien we, zonder dat er verder nog ontmaskerd moet worden, het wezen der dingen duidelijk en leefbaar genoeg.

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad De Tilburgse Koerier | 1977 | | pagina 1