T zaliq keRstfeest EN VREEMDELING BIJ DE POORT DE TILBURGSE KOERIER I WEEKBLAD VOOR GEHEEL TILBURG - GOIRLE DONGEN HOOP P* lias Pagina 8 KERSTMIS 1963 EN naar ooi rije ieer- dui- 5 LECHIM. en Oplage 38.3 50 ex. - Redactie en Administratie: Jac. van Campenstraat 40-42 - Tilburg - Tel. 30783 - Postgiro 1126745 - Uitgever: J. de Beer - 7e Jaargang - VRIJDAG 20 DECEMBER 1963 - No. 345. Zuukt bij 'n aander gin schuld vur dè faolen Laot ïrst de ster van oew ège is strooien Die ströömen van liefde, dwars dur 't hèèlal Saomen liet komen in unne stal, Waor 'n kiendje bittere kaauw hee geleeje Stelt daor oew hoop op, dan komt de vreeje. Ge vraogt oe soms aai: "Waor leege't toch aon, Wil'r dan niemand in vreeje bestaon? Wörom hebben meensen zó wènig geduld? Waor lee de öörzaok? Wie hee de schuld? Aon de strijd van de rassen, d'n hongersnood, D n haot, de ruzie, ellende of dóód?" Zèn 't de blanken, of zèn 't de zwarten? De meensen mee angst of moed in d'r harten? Mee unne toekomst of mee 'n verleeje? Die hebben gevloekt of die hebben gebeeje? Want over de vreeje praoten of schreven Is hèèl wè aanders as vreeje belèven. Bekaant tweeduuzeiid jaor geleeje Brocht 'nen Engel 't nuuws naor beneeje "Vree aon de meensen van goeie wil" 'n Glaanzende ster stond hèèl efkes stil Ze keek 't gevruut daor onder is aon En trok deur 't donker 'n heldere baon. Straks zal dè alles z'n ège herhaolen Diezelfde ster zal opnuuw staon te straolen 'n Moeder beschènend, die baort in 'ne stal Dan raost ze wir verder deur 't hèèlal Net as tweeduuzend jaor geleeje Mee wènig hoop op 'n blèvende vreeje. „Het moest een orivt straten van Nazaretn >ontjens Telefoon 25985 VEN? sbben wij een ge- sortering. ivergefelijke ervaring zijn om Kerstmis te vieren in het Heilige Land, Om er te wandelen, in de »th." door vele e op aarde joede wil". s aarde om Het was een paar dagen voor Kerst mis 1943 midden in de oorlog. Ik werkte bij de Inlichtingendienst en had in die kwaliteit een dienstreis gemaakt naar de Griekse archipel. Ik had nog een paar dagen verlof en besloot die door te brengen in Jeruzalem. Zelfs in oorlogstijd zou het immers een onvergetelijke ervaring moeten zijn, Kerstmis te vieren in de Heilige Stad. De avond voor Kerstmis vloog ik met een aftandse Dakota van Cairo naar Lydda. We landden in stralende zon neschijn. Een oude strijdmakker en collega kwam me op het vliegveld af halen en bracht me in een jeep naar z'n flat in de buurt van het Koning David-Hotel. Hij moest nog aan het straat op me stond te wachten; hij liep recht op me toe. lam zijn, want ie en zo Wij willen ils het maar joed doel is. Een uitge- idpunt durven wij lig in te nemen en het moet vooral Kerstmis 1963. Nog nauwelijks is de wereld bekomen van de moord op pres spanning 1 Amerika c Rusland h wat méér Zuid-An onlustei Afrika een land vol Zal er vrede verhoopte w< verloren d< Zorgen kerstbc Wij hoe ïsident Kennedy. Vol g wacht de wereld af wat i gaat doen, welke plannen heeft. Komt China niet opzetten de laatste tijd? imerika blijft een vat vol en en revolutietjes en Zuid- 1 apartheid. s blijven? Gaat onze welvaartsstijging niet loor prijsverhoging m, vragen, angsten, zelf >ioallen zijn duurder geworden, vieren Kerstmis en herdenken Jezus geboren wilde worden in een armelijke omgeving. Hoe ontroerend was zijn boodschap, die de Engel kwam uitspreken. Hoe actueel bleef zij eeuwen heen. „Vrede aan de mensen van goe Met Kerstmis juicht de Zijn komst, om het begin van de verlossing. Laten Wij ons in onze materialistisch ingestelde omgeving eens bezinnen op werkelijke waarde van het K feest. Dan zal het een rijkere inhoud krijgen. Ik dacht: „Ik ken die man", maar ik kon me met de beste wil van de wereld niet herinneren, waar ik hem eerder had kunnen zien. Hij moest een priester of iets van dien aard geweest zijn, want hij droeg een lan ge, witte pij met om zijn middel een gevlochten koord. Toen hij vlak voor me stil bleef staan, zag ik, dat hij in z'n linker hand een staf droeg. Waar z'n hand die omklemde, glom het hout van ouderdom. Het was druk in het straal tje, maar toen we elkaar aankeken, merkten we de mensen nauwelijks op die ons passeerden. Wat me ogenblik kelijk opviel waren z’n geheimzinnige glimlach en de vreemde zacht-blauwe kleur van z'n doordringende ogen. Of schoon hij eruit zag als een man van rond de zestig, stonden die ogen in het door de zon bruinverbrande gezicht zo helder als de kijkers van een jongen. Er was iets in zijn houding, in zijn hele wezen dat geen tegenspraak duldde maar toch straalde er op de een of andere manier een wonder lijk mengsel van vreedzaamheid en absolute oprechtheid van hem uit. Als een heilige zo zou ik het wellicht het best kunnen omschrijven, hoe ik op dat moment de vreemdeling bij de poort zag. „Ik geloof, dat we el kaar a] eens eerder gezien hebben,’’ begon ik aarzelend een gesprek, „maar ik kan me niet meer herinne ren, waar en wanneer." Zijn glimlach deed het aureool van goedheid nog duidelijker naar voren komen. „Mis schien ontmoetten we elkaar wel eens, mijn zoon," antwoordde hij, in per fect Engels, waarin echter een heel licht accent doorklonk. Ik kon de af komst daarvan niet vaststellen. Achteraf zou het Frans kunnen lijken of Grieks. werk en dus knapte ik me op om een wandeling te maken. Dicht bij de Poort-Jaffa zag ik hem. Een schrale bijna magere gestalte, golvend grijs, haar. Het was, of hij in de nauwe „Ik reis altijd en ik ontmoet veel, heel mensen. Het werk in dienst van de Heer brengt mij in vele landen." „Bent U in Engeland geweest?1’ vroeg ik. „Ja, ik hou van Engeland. Het is zo groen, zo fris en zo vredig en vooral uw kerken zijn prachtig. Maar met Kerstmis kom ik toch altijd te rug naar Jeruzalem en de heilige plaatsen. Elk jaar, in oorlog en vrede. Pas later realiseerde ik me, dat ik hem had moeten vragen, hoe hij het klaarspeelde om in die tijd voor een Kerstuitstapje naar de Heilige Stad te reizen, met alle problemen van Ik voelde me opgelucht de volgend» morgen, toen ik de Olijfberg opzocht en daar een heerlijke dag in de zo« doorbracht. De brigadier, die me 's-avonds in het kantoor opwachtte, toen ik daar langs liep om te vragen, of er wellicht nieu we orders waren gekomen, keek me lang en onderzoekend aan, voordat hij wat durfde zeggen. Z'n houding sprak trouwens duidelijker taal dan woorden konden doen: Ik zag o; en- blikkelijk, dat er iets niet in orde Hebt U gehoord, wat er met Mac van de zesde sectie gebeurd is?" vroeg hij. „Neen," ik stelde een wedervraag: „Wat is er?" Hij heeft uw missie overgenomen. Halverwege Leros is het vliegtuig neergestort." De brigadier bracht de hand naar de papieren op z'n bureau. „Er is niets van over. Allemaal omge komen.” „Ik stelde één enkele vraag: „Wan neer was het?" Hij begreep wat ik bedoelde en zei vriendelijk: „Mis schien was je voorbestemd om het toestel mis te lopen, John. Mac had geen vrouw en kinderen. Het was tien uur gisteravond. De 27ste.” „Dank,” was alles wat ik kon uit brengen. Daarna draaide ik me om en ging het kantoor uit. Op datzelfde ogenblik viel de sluier weg, die de laatste dagen over mijn herinnering had gelegen. Nu wist ik, waar ik de vreemdeling van de Poort Jaffa eerder had gezien. Het was net voor Kerstmis in «912. Ik was tien jaar toen. Op weg door de bossen achter ons huis naar mijn vriendje Mac, stond ik plotseling tegenover een lange, jonge priester. Zijn ogen waren blauw. Merkwaardig blauw. Hij stond ineens voor me, daar op dat modderige bospad. Na al die jaren herinner Ik me nog als de dag van gisteren, hoe hij de hand op m’n schouder legde en zei: „Maak maar plezier jongen. Haast je niet als je naar huis terug wil." Mac zat een paar honderd meter ver derop langs het pad te wachten. Ik vond het vreemd, dat hij die pries ter niet had gezien. We raakten zo verdiept in het een of andere spel letje, dat ik een half uur te laat thuis kwam. Daar was het een comple te chaos. Een stuk van het plafond in de eet kamer was omlaag gevallen. Juist op de stoel, waar ik gezeten zou hebben, als ik op tijd was gekomen voor het Zal er een derde ontmoeting zijn? Misschien brengt een volgend Kerst mis een antwoord op die vraagll paspoorten, vergunningen, visa en zo meer. Ik kreeg de kans niet, want plotseling nam hij ons tot op dat ogenblik wat haperende gesprek in handen. „Mijn zoon," zei hij, „als soldaat ben je eraan gewend in gevaar te leven en hand in hand met de dood te wan delen. Maar het is Gods wil, dat je blijft leven om ander werk te doen. Daarom, verlaat deze stad niet, alvo rens de zon driemaal is opgegaan na Kerstmis." Hij strekt zijn hand uit en legde die op mijn schouder, terwijl hij zei: „Moge Gods zegen je vergezellen.’’ Toen verdween hij. En voordat ik me kon omdraaien om hem na te kij ken, was hij opgenomen in de kleuri ge sliert mensen, die zich onder de Poort Jaffa aan het oog onttrok. Pas op dat ogenblik realiseerde ik me dat ik niets had gevoeld, toen hij zijn hand op mijn schouder legde. Die avond voelde ik mij op een vreemde manier ontspannen. Een heerlijk gevoel van rust en tevreden heid, zoals ik in de laatste woelige maanden niet had gekend. Er was maar één vraag, die me niet los wil de laten: waar had ik deze man eer der gezien? Ik groef in m'n herinnering, maar zonder resultaat. En ik legde me er bij neer, dat ik het nooit zou weten. Het bericht van het hoofdkwartier in Cairo kwam op de 26ste december 's-middags om zes uur. Ik decodeer de het telegram en las: „Rapport uit brengen niet later dan ochtend 28 de cember. Verlof onderbreken nieuwe opdracht." De enige manier om de order uit te voeren was, een zitplaats te bemach tigen in het een of andere vliegtuig van Lydda. Maar toen ik het probeer de, liet het antwoord niets aan dui delijkheid te wensen: „Sorry, beste man, geen schijn van kans voor de avond van de 29ste. Er zijn geen vliegtuigen beschikbaar. Alle heren schijnen op reis te moeten. We hebben zelfs opdracht, niet-officieren, die al een plaats hadden, af te bellen." Ik probeerder het bij een burgervlieg- veld, maar ook daar ving ik bot: drie dagen volgeboekt. Er stond me niets anders te doen, dan het hoofdkwartier de situatie uit te leggen. Het antwoord kwam snel en loste alle problemen op: „Begrepen. Sturen D 30.” D 30 was m'n schaduw- agent, een vlotte Canadese Schot met een grote ervaring in het leiden van speciale missies naar de Griekse eilanden. Hij zou dus m’n taak over nemen. wel het Hoogfeest van Kerstmis eigenlijk een religieus feest is, heeft het in onze materialistische maatschappij steeds meer het karakter gekregen van een gezellig huiselijk samenzijn, met een welvoorziene dis, het nodige groen en rood (dat moet toch met Kerstmis), de kerstboom en de kerststal. Natuurlijk, die horen erbij, evengoed als de kerstliedjes, die samen met de gekleurde lampjes de sfeer van ons kerst feest moeten bepalen. Wat zal het Kerstkindje het koud gehad hebben daar in Betlehem. En die herders ook. Hoe goed hebben wij het dan, hoe behaaglijk met vier soorten nootjes brandende convectors. Er zijn in deze dagen meer mensen die zich zorgen maken of het televisieprogramma met Kerstmis wel leuk zal zijn, dan mensen die zich bezighouden met de vraag waarom Chirstus geboren werd en wat wij moeten doen of moeten trachten tedoen, om zijn komst waardig te zijn. kir^^M-***)»-*****» I ds 1877 l Tel. 21866 k4t-k-k***-k*-k***-« Is het eigenlijk niet afschuwelijk. Is het niet schandelijk dat wij, verloste Christenen van het vri West-Europa ons weer gaan opmaken om Kerstmis te vieren met een ergerlijke zelfgenoeg zaamheid. Natuurlijk, wij kunnen wel medelijden opbrengen voor al die minder ontwikkelde volken en al die christenen, die in het geheim hun echte christen- zijn moeten belijden, wij willen ook wel verdraagzat dat is de grote modt treffend oecomenisch. overal aan meedoen, al voor een goed sproken stand- minder moedig wat het ook is, niet teveel moeite kosten. Een kwartje voor een goed doel, nou ja, dat kan wel. Een gift die werkelijk een offer betekent? Dat zou teveel gevraagd zijn. Er zijn nog zoveel andere dingen (Een kerstverhaal dioor John Bak*»? White)

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Weekblad De Tilburgse Koerier | 1963 | | pagina 1