Hl
L
ZALIG
KERSTFEEST
L
X
uJ
HARTVERWARMENDE EENVOUD...
...begreep eigenlijk niemand!...
een
Weekblad
voor
De Tilburgse Koerier Weekblad voor geheel Tilburg en Goirle
'a
Gij zult een kindje vinden
echtgenote, die in gezegende staat verkeerde.
Terwijl zij nu daar waren, brak de tijd aan,
dat zij moeder zou worden. En zij bracht haar
eerstgeboren Zoon ter wereld, wikkelde Hem
in doeken, en legde Hem neer in een krib
be; want in de herberg was er voor hen geen
plaats. Nu waren er herders in die streek, die
in die nacht waakten en de wacht hielden
over hun kudde. En zie, plotseling stond er
een engel des Heren voor hen, en een godde
lijke lichtglans omstraalde hen; en zij werden
17,50
dichte
paar
Pagina 3
KERSTMIS 1962
re motor
.n 20922
NSJES
100 gram
1-103
j
terwijl
lorie aan God in de ii
jor de mensen van goe
In die tijd
digd van kei?
te houden
volkstelling i
voogd
aan te
vertrok
en geslaeht i
uit de stad
stad van Dl
aan te g“™
Oplage: 35.100 ex. Redactie en Administratie: Jac. van Campcnstraat 40-42 Tilburg TeL 30783 Postgiro 1126745 Uitgever: J. de Beer 6e jaargang Vrijdag 21 december 1962 No. 294
met zwarte
kou en met
Augustus, i
de gehele v
tiad plaats ont
yrië.' Allen ging
geven, ieder naar
ook Joseph, ome
van David was
I Nazareth, m
lavid, Betlehei
geven met Maria,
Als met Kerstmis de klokken de ge
boorte van Christus verkondigen, be
zinnen wij ons als christenen opnieuw
op de waarden van het leven. Christus
werd geboren om ons te verlossen. Zijn
komst veranderde het levensbeeld van
de mensheid en gaf er nieuwe vormen
aan.
Op Kerstmis herdenken wij dit feest
plechtig in onze kerken. Wij zijn ver
ten en hun ver-
naar hun zwarte
in de kou en naar
Venité-Adóremus,
Veel-literadoree-
eten adorenius Je wordt
koning van!
op te bezinnen?
Het schijnt dat iedere dag de conflict
situaties ernstiger worden, dat het
steeds uitzichtlozer wordt in deze we
reld te moeten leven.
Laten wij in deze dagen vertoeven bij
het Kerstkind en vragen of Het ons op
nieuw de kracht geve ons të oriënteren.
De ster wees ook de herders in het veld
van Betlehem de weg.
zeer bevreesd. Maar de engel zeide tot hen;
Vreest niet! want ziet, ik breng u een zeer
blijde tijding, die voor het gehele volk bestemd
is: heden is u in de stad van David een Ver
losser geboren, Christus de Heer. En dit zij
tl ten teken: Gjj zult een kindje vinden, dat
in doeken is gewikkekl en ligt in een kribbe.
En plotseling voegde zich bij de engel een he
melse legerschaar, terwijl zij God verheerlijk
ten en zongen: Glorie aan God in de hoge, en
vrede op aarde voor de mensen van goede wil.
tederd bij de gedachte aan Zijn komst
als kind en ontroerd als wij zien hoe
onze kinderen dit mysterie benaderen
met een hartverwarmende eenvoud.
Zouden wij allen deze eenvoud eens
mogen bezitten! Is dit mogelijk in deze
wereld van techniek, onrust en ge
jaagdheid? Raken wij niet steeds ver
der verwijderd van de kern van ons
bestaan? Ja, durven wij ons daar nog
Toen ik klein was woonde ik aan de rand
van onze schönste stad, op Broekhoven. Dat ik
„klein” was is al heel lang geleden. Toen
moesten we van Broekhoven op ’t Heike ter
kerke en naar school want tussen het Groe-
newoud en de Grote Markt waren toen geen
kerken of scholen. We gingen altijd te voet
natuurlijk maar dat was niets bijzonders,
want de boeren uit Hoge en Lage Mierde en
van „de Beerzen” kwamen toen wel te voet
met hun koopwaar naar de Tilburgse markt
en gingen ook weer dezelfde dag te voet te
rug; dat was dus nog wat anders! Zo ziet ge
dat het lang geleden is dat ik „klein” was.
We gingen met Kerstmis dus ook op ’t Heike
naar de nachtmis, ’t Was voor mijn korte
beentjes „stekskes” zei mijn vader toen
wel ’n hele trippel, maar 'n slapjanus die
dat niet wist te volbrengen.
Als we dan uit de nachtmis weer naar huis
klosten als het sneeuwde gingen we op
klompen naar de kerk, riepen we tegen
iedereen op straat „Zalige Kerstmis” en uit
het donker kwam dan die roep terug: „Za
lige Kerstmis”.
Daar verheugde ik me toen ik klein was al
weken van te voren op om met Kerstmis die
wens te kunnen roepen, zo maar, en antwoord
te krijgen „Zalige Kerstmis”. En met Nieuw
jaar weer hetzelfde: veel heil en zegen! Elke
Nieuwjaarsdag was toen voor mij een hoogtij
dag en niet het meest om de formidabele
Nieuwjaarskoek die ik kreeg als ik mijn
Nieuwjaarsversje opzei met een bniging bij 't
begin en een buiging aan ’t eind en stiekum
weggewiste tranen van mijn ouders, nee écht
niet ’t meeste om die Nieuwjaarskoek! Lang
van te voren al dacht ik aan de vreugde van
die over straat gegalmde Nieuwjaarswensen.
Dat kón op Broekhoven toen nog, heel hard
je wens of groet naar een passant roepen, het
was er toch altijd een van Broekhoven, we
ken.-’ -n elkaar in die tijd allemaal want we
wc 'og niet met zo velen.
En dan Kerstmis en Nieuwjaar voorbij
waren dan kwam Driekoningen. Dan trokken
werd er een besluit uitgevaar-
izer Augustus, om een volkstelling
over de gehele wereld. Deze eerste
g had plaats onder Cyrinus, land-
van Syrië.'Allen gingen op reis om zich
zijn eigen stad. Zo
idat hij uit het huis
s vanuit Galilea,
laar Judea, naar de
em geheten, om zich
zijn maagdelijke
we van Broekhoven naar de stad em die van de
stad kwamen naar Broekhoven,
snuitjes, handjes blauw van de
snotneusjes.
Er was er toen geeneen zo’n mooie bij als de
folkloristische driekoninkjes van tegenwoordig
nee. eigenlijk was er geeneen bjj waar je een
fatsoenlijk Oosters Vorstje uit kon halen,
maar zingen dat ze konden! Er waren er bij
die doorzongen van Broekhoven naar de Has
selt en terug. Ze deden op hun weg vele win
keldeuren open of belden aan de huizen waar
uit licht naar buiten straalde als teken dat
men gaf aan driekoningenzingertjes. Ze sjouw
den soms hopen sneeuw aan him voetjes mee
binnen, maar galmden onverstoord hun ko
ningsliederen. Ze wilden toen bijna allemaal
van de Drie Kontngen een nieuwe hoed heb
ben, waarom? dat begreep eigenlijk niemand.
Ze hadden als ze weer op huis aandreven zak
ken vol olienootjes en melemopkes, haifkes
kregen ze ook nog ai eens en losse centen. Ik
weet nog goed van een jongen die negentien
cent bij elkaar had gezongen, een klein ver
mogen voor een drie-kontaikje van toen! Ik
ben 't nog niet vergeten!
Nou ben ik niet klein meer en ga allang niet
meer zingen op Driekoningenavond. Maar ik
laat het licht in mijn gang branden, zodat ze
van buiten kunnen zien dat ze mogen bellen
èn zingen. Waarom? Ik zou ’t niet anders kun
nen want het is me ai mijn jonge jaren zó
voorgedaan.
Och laten we in de binnenstad toch niet mop
peren dat we er zo’n last van hebben dat de
„drie-koninkjes” met zijn driehonderd blijken
te zijn en dat ’t net is of ze nog allemaal
drie keer komen zingen ook!
Kijk, als ze je deur opengooit
minkte liederen „brengen”, na
snuitjes, hun neusje blauw van
hun ogen, hun kinderogen.
Veei-lleveradoreemoes,
moes Veel niet—" -•
er zelf bijna een k
ITS