IN MEMORIAM Baarle’s Nieuws- en Advertentieblad HELPT NU UZELF, ZO HELPT U GOD PU'ROX verzacht-geneest K3 XX iMf I*3* O Snuif en wrijf POSTHUME ONDERSCHEIDING de en de Voordat de serie „Uit het oude Baarle" hervat wordt, is het zeer passend de nage dachtenis te eren van de Zeer Eerwaarde Heer Rector J. P'H. van den Broek, zielzor ger, leraar en geschiedschrijver, alle drie har monisch' verenigd inde persoon- van een een voudige geleerde en hartelijke vriend. Het zal voor de inwoners van Baarle inte ressant zijn te vernemen dat Rector van den Daar waar die gulden wijsheid niet meer toereikend is, smacht de vurige hoop, naar de hulp van anderen. 'Nu we met voldoening en vreugde gedenken hoe vijf kwart eeuw e- lang reeds potige Nederlanders het zilte schuim uit hun snorren strijken en vastberaden de zee te lijf gaan, vechtend om een mensenn leven, is het passend eens te vertellen hoe men vroeger redde, redden wilde of goede raad gaf aan hen, die in werkelijk geschapen moei lijkheden kwamen te verkeren. achter de schrijftafel verdiepten in het lot van de schipbreukeling. Ook de fantasie van de uitvinder echter hield zich voort durend met het redden bezig, en allereerst natuurlijk met het redden door middel van machinesen toestellen. Toen, na de ramp van de Berlin, een Staatscommissie, ingesteld bij Koninklijk besluit van 7 Juni 1907, gelegenheid gaf haar „inrichtingen en werken aan haven- Weekblad voor Baarle-Nassau-Hertog en Omstreken. Broek z.g. meer dan dertig jaren de gevierde godsdienstleraar was aan de R K. Jongens en Meisjes Lucea te Roosendaal, door deze stu denten alom bemind en geëerd om zijn grenze loze goedheid en buitengewone scherpzinnig heid. Dat „de Rector’' in woord en brief voor ontelbare oud-leerlingen de raadsman bleef, ook al waren ze reeds lang volwassen en over de gehele wereld verspreid. Het moge in Baarle bekend zijn dat Rectors boek „aantekeningen op de grote katechis- mus" zijn negende herdruk beleefde: dat de overledene werken gepubliceerd heeft op het gebied van Apologie, Liturgie, Bijbelse en Kerkelijke geschiedenis; dat hij medewerker was van vele tijdschriften en kranten, uitge nodigd werd bij wetenschappelijke verenigin gen en congressen. De schrijver in de Maasbode, die veertien dagen geleden drie halve kolommen wijde aan de nagedachtenis van „onze" Baarlesche Rec- s tor van den Broek; leidt de oorsprong van ge heel zijn persoonlijkheid en zijn werkzaamheid af uit twee bronnen: namelijk zijn H. Priester schap en zijn Kempisch-Brabanderschap. Zeer terecht want dit laatste was in hem leven geworden, met hem vergroeid, onafscheidelijk onuitwisbaar, ja zelfs in hem gesublimeerd, vergeestelijkt. Daarom denken wij hier eerbiedig aan de Rector als geschiedschrijver van en de strijder 'voor Baarle; aan het erelid van de heemkun dige kring van Baarle; aan de priester die onze kennis rijker, onze liefde groter en onze zielen beter gemaakt heeft. Moge hij rusten in vrede. Kap. Kramer. in zijn oude glorie, en maakte zich gereed om in 1950 haar 70-jarig bestaan luisterrijk te vieren. In dat jaar zouden de schulden lang zaam worden afgelost, om daarna verdere wensen in vervulling te doen gaan. Althans, zo werd gedacht. Maarook hier schoot menselijke berekening tekort. Daar zorgde de brandweer voor. Die had blijkbaar in de gaten gekregen, dat het in dat gebouw wel een beetje te goeder trouw toeging. Eerst kwam er één, toen drie, waaronder zelfs de gewestelijke commandant in eigen persoon. Op n vriendelijke, maar desalnietemin op een besliste toon, werden de bestuursleden van het thuis ervan overtuigd, dat het zó niet langer kon. Vooral moest de toneel- en filmzaal, die in dit werk een onmisbare scha kel is, het ontgelden. Door op zoveel grote en kleine tekorten aan veiligheids-maatrege- len te wijzen, dat er van heel het gezellige zaaltje niets overbleef, dat deugde, toonden ze aan, dat door een kleine onvoorzichtig heid de hele zaal in een minimum van tijd tot een vuuroven zou worden omgetoverd, ter wijl ontsnapping dan welhaast onmogelijk was, door het totaal ontbreken van een nood uitgang. Het slot was: de zaal moest gesloten blijven, totdat de grootste gevaren uit de weg waren geruimd. Weer moest heel diep in de lege kas wor den getast: weer moest de schuld worden vermeerderd. Nu, goed twee maanden later, is men ech ter zover, dat hun voornaamste eisen zijn ingewilligd, en mogen er in die zaal weer voorstellingen worden gegeven. Althans dit seizoen. Want daar alleen nog maar het toneel onderhanden is genomen, en de geëiste nooduitgang is aangebracht, staat de brandweer er op, dat de zaal zo spoedig mogelijk volgt, en deze grap zal zeker niet Moge het bestuur niet te voortvarend zijn geweest; moge de schuld, enerzijds door de inspanningen van haar voorbeeldig zelatri- cencorps, en anderzijds door de ruime vrij gevigheid van onze mensen, „het oude nest” niet voor ondragelijke lasten plaatsen. Ziedaar de reden, waarom onze Bisschop Coadjutor het werk van deze zelatricen dit jaar zelf kracht heeftj-bijgezet. Dat God ookin de toekomst dit mooie werk -zijn zegen niet onfthoude, dan zal, on danks alles, 1950 voor het militair tehuis een jaar worden, waarop met -dankbaarheid en voldoening kan worden teruggezien, goedkoper zijn. BIJ EEN AFSCHEID Deze week, om precies te zijn, Donderdag is er uit Baarle.iemand vertrokken wiens werk hoewel misschien onbekend voor velen nog lang vruchten zal dragen. Juist in de onbekendheid van zijn werk, •in de onbekendheid van zijn persoon ligt de ware grootheid van deze man. Kent U Broedsr Stanislas? Neen. Wel het was de hopman van de verkenners. Was, want hij is overgeplaatst naar Den Haag. Nu dringt het pas door bij degene die.hem kende, die zijn vrienden waren, welk n groot mens en groot werker die Hopman was. Nu men zijn werk wil voortzetten, omdat het zo belangrijk is voor de jeugd en de toekomst van Baarle, De verkenners weten dat ze in Broeder Stanislas een groot hopman verliezen, maar tater zullen ze pas beseffen, wat hij voor hen gedaan heeft. „God alleen kan vergelden, wat U voor Baarle gedaan hebt”, sprak de Aalmoezenier Kapelaan Kramer, toen hij van Broeder Stanislas afscheid nam. Maar wij kunnen en moeten ook iets doen. Zijn werk moet blijven voortbestaan, moet blijven groeien, hoewel dit haast onmogelijk is, nu wij hem moeten missen. U helpt natuurlijk mee, want het moet. Broeder Stanislas, moge God uw werk zegenen. In Baarle en in Den Haag. Good luck! Verkenners allemaal op post. Wie vecht er mee, voor de jeugd toekomst van Baarle? Het is vijf voor twaalf! Aan de dpi. soldaat J. van Beek, die op 16-4-1949 in Indonesië nabij Batoe Warno is gesneuveld, is posthuum toe gekend het Ereteken voor Orde en Rust met Gespen 1948-1949, voor zijn moedig optreden bij een aanval op de Neder landse troepen, tengevolge waarvan hij om het leven kwam. De Burgemeester F. de Grauw heeft in tegenwoordigheid van de Weleerw. Heer kapelaan Kramer en een lid van Katholiek Thuisfront het ereteken ten huize van de familie van Beek, Chaamseweg alhier persoonlijk aan de moeder van de gesneuvelde over handigd. EEN STROP 1880 is een van de roemrijkste jaren in de geschiedenis van het Kath. Milt. Tehuis (toen nog R.K. Milt. Vereniging geheten). Want in dit jaar betrok deze vereniging de finitief haar eigen gebouw (in de Zwaan- straat te Breda, aan de rand van het schone Valkenberg). Negen en zestig lente’s zijn sindsdien gepasseerd, en de zeventigste komt met de dag nader. In die jaren groeide het uit tot een complex, dat door de militairen was geliefd, als weinig andere. Maar 10 jaar geleden kreeg haar trots een knak. Immers wie herinnert zich niet de grote gebeurtenis van 1940: de inval onzer oosterburen! Zoals echter aan alles een eind komt, zo ook hier. Hun victorie duurde slechts 5 jaar en nadien lopen onze militairen in het oude nest weer, af en aan. Het Kath. Milt, Tehuis herrees schrijver aan dat de ongelukkige in ieder j geval zoveel moed op kan brengen, dat hij niet direct wanhoopt, en zich moede loos aan de verschrikkelijke elementen prijs geeft.De waarschijnlijkheid om geredde worden, is immers niet zó klein. Want zou het ook vanwege de te grote afstand totde kust niet mogelijk zijn het tot dóar uit te houden, misschien nadert onderweg nog wel ergens een schip öf ontmoet hij de ellendige wrakstukken van een vroeger vergane boot." Daarmee moet de noodlijdende <zich-; zelf nieuwe hoop inblazen. Kortom: de zee verlangd hier vanzelfsprekend 'een mannelijk gedrag. Totdatgedrag, meent de-schrijver, kan de volgende kennis bij dragen. De open zee is in zijn beweging bij lange na niet zo verschrikkelijk als in zjjn brandingen aan de kuet. Haar wate rreu stromen In .xen voortdurende bewe ging naar een bepaalde plaats toe. De ene waterlaag, tlhe wij gewoonlijk golf noemen, volgt op de andere; alles ge schiedt met een zekerevregelmaat. Deze beweging isvoor de zwemmer helemaal niet zogevaarlijk als zij schijnt. Hijsmoet zich alleen niet in de war laten brengen door het feit dat hij zich nu eens op een golf ziet omhooggeslingerd, dan weer in een diepte zinken en door waterheu- vels ingesloten ziet. Hij zal dan spoedig inzien dat dit beurtelings stijgen en dalen geheel zon der gevaar is, en dat de oneffen water vlakte hem even goed draagt als de rus- stige waterspiegel. Wat hij, eenmaal gewend aan deze omstandigheden, moet doen is het volgende. Ten eerste. Hij neme de rechtopstaan de houding aan, ofwel de zittende. Ten tweede. Hij kere zijn rug naarsde stroming van de golven toe, om zich door deze met des te beter succes naar het land te laten drijven. Ten derde. Hij make geen zwembe wegingen, maar verlate zich louter en alleen op zijn soortelij k gewicht en-.op L dienstbaarheid van de golven,-en beper- ke zich er toe door de beweging 'van hoofd en hals alleen zijn evenwicht te bewaren. Hij moet zo zijn krachten, sparen, om dat hij immers niet weet hoe lang zijn redding nog uit zal blijven, en omdat hij in geval bij de nadering van de kust veel meer behoefte heeft aan kracht. Wllhijwèl sneller vooruit, wel, dan kan hij ook van tijd tot tijd zwemmen..... Is hij echter de kust genaderd, dan; heeft hij, meent de auteur, eerst récht zijn nuchter oordeel en zijn critisch ver nuft nodig. Blijkenhet immers rotsen te zijn, waartegen hij drijft, dan doet hij wijzer zich meer uit de kust te begeven, op zoek naar een beter oord voor zijn persoonlijke stranding. Dat is de gezellige, gezapige dwaas heid van goed-bedoelde mensen die zich Inbet Allgemeines Rettungsbuch van Johann Heinrich Moritz Poppe, uit 1805. wordt de vraag beantwoord hoe de ver ongelukte zich in open zee te gedragen heeft. De flauwhartige en sentimentele overweging ter zijde latend, dat een schipbreukeling .waarschijn lijk .alleen als een dier vecht voor -zijn leven en doodsangst hem doorsiddert, neemt de hoofden tot het verlenen van hulp bij scheepsrampen" aan te bieden, had zij zich niet te beklagen over de dubbel-ge- beide kolder die op haar tafel werd uitge stort. Reddingbruggen en steigers, kabel banen, toestellen op rails, gelegd over de hoofden, tunnels met reddingtorens en diverse inrichtingen om olie op de golven te storten, al dan niet met tekeningen en kostenberekeningen, werden aan de he ren voorgelegd. DeheerJ.S B. Janzen te ‘s Graven- hage stelde voor op elk der hoofden van Hoek van Holland een soort toren op rails te laten lopen. Deze torens moesten onderling door een kabel verbonden zijn, zo hoog, dat de masten van de schepen er onder door konden. Vanaf deze kabel zou dan boven een wrak doormiddel van een wipper een reddingstoestel worden neergelaten! ,,De onuitvoerbaarheid van dit denk beeld," oordeelt de Commissie gelaten, „behoeft wel geen nader betoog." De heer W. Spronsen, aannemer in Monster, meende op zijn beurt dat het verstandig zou zijn om bij de ingang van de Rotterdamse Waterweg, en zo nodig ook elders, op de bodem van de zee olie- boeien of mijnen te leggen, die men op ieder gewenst ogenblik door middel van een electrische leiding met dynamiet zou kunnen laten springen. Zijn denkbeeld verdiende naar het inzicht van de rapporteurs „geen aan bevelidg." De heer A. Hoedemakers, handelaar in oude melalen te Overschie, wilde een reddingswagen op ‘vier rails over het Noorderhoofd laten lopen. Een .telesco pische büis, draaibaar onreen spil, kon van. daaraf dan de schipbreukelingen van het wrak halen. En de heer Levendig te Oterleek, ten slotte, wilde-op ■'•het Noorderhoofd van Hoek van Holland een tunnel bouwen, die in een lichtopstand, tevens operatie basis, zou eindigen. Aan de landzijde van de tunnel dacht hij een verplegings- gebouw en de geredden zouden dan op een gezellig wagentje, over smalspoor in de tunnel lopend, naar hun verwarmde bed kunnen worden gebracht... Na al deze denkbeelden zijn er nog altijd de reddingsboot en de schipper met zijn bemanning, demoed en het goede gereedschap, die de laatste aardse hoop zijn van iedere pikbroek die het water tot de lippen staat! Nummer 4 Beleefdheid in het verkeer Strekt iedereen,-ook U- tot eer .-ï VFUIG VtPKFtf m. m. Uitgave: Drukkerij de Jong, Baarle-Naisau Uw verkoudheid van neus, keel of borst weg met Ijsvermaak geeft-ruwe huid- 45e Jaargang Zaterdag 28 JANUARI 1950 Verschijnt redere Zaterdag. Prijs f 2.50 per half jaar. Advertentie prijs 4 cent per Redactie: E. F. de Jong en J. C. Rovers

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1950 | | pagina 1