s Baarle's Nieuws- Advertentieblad en J In Duitsche gevangenschap. I I EVANGELIE VAN DEN ZONDAG. Weekblad voor i Hoofdstuk 13. 24-30 In dien tijd sprak Jezus tot de scharen deze gelijkenis: Het rijk der hemelen is gelijk aan een man, die goed zaad op zijn akker zaaide. Maar terwijl de menschen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide onkruid onder de tarwe en ging heen. Toen nu het graan was opgeschoten en vrucht voortbracht, vertoonde zich ook het onkruid. De dienaren van den Heer des huizes kwamen en zeiden: Heer, hebt gij niet goed zaad op uw ak ker gezaaid? vanwaar dan het onkruid? En hij zeiden hun: Een vijandig mensch heeft dit ge daan. En de dienaren zeiden hem: Wilt gij dus, dat wij het gaan uitwieden? Doch hij zeide: Neen, opdat gij niet bij het uitwieden van het on kruid, tegelijk ook de tarwe uitrukt. Laat beide opgroeien tot den oogst en in den oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamel eerst het on kruid en bindt het in bussels om te verbranden, maar brengt de tarwe in mijn graanschuur. Wij zaten hevig in de rats, dat is te be grijpen. In het kamp aangekomen moes ten we bij de poort, bij de ingang dus, met de neus tegen de muur aan gaan staan. Zoo stonden we daar een uurtje ons te verbijten van de zenuwen. De SS had natuurlijk de brieven eerst gelezen. En er waren notabene 3 ontvluchtingspo- gingenbij. Een weer uit het ziekenhuis, een uit het kamp en een van mezelf met Roffelsen. Ik dacht, jonge, hou je broek maar vast want nu zal het gaan spannen. Na een uurtje kwam een 'SS-man op de fiets naar ons toe, stapte af en beval ons om ons om te draaien. Daar kregen we eerst een staaltje scheldwoorden te hooren uit het vocabulaire van de SS, totdat zijn oog viel op een mooie pullo ver, die ik aan had [pas ontvangen in een pakje van m’n vrouw] Los, auszichen, [vooruit, uittrekken, die] zei hij, das last du geklaut, dat heb je gestolen,. Ik moest m‘n pullover uittrekken, die stopte hij tussen zijn jas, vervolgens stapte hij op z‘n fiets, los, zei hij weer en wij moesten hard voor hem uit gaan lopen heel het kamp door, rechtstreeks naar de bunker. Daar stopten ze ons allebei in een cel. ‘sjonge dacht ik, daar zit je met de ge bakken peren, die vrouwengeschiedenis in de bunker lag me nog vers in het ge heugen, dus voelde ik me niets op m‘n gemak. Er was niets in die cel als een krib met een stroozak met 2 dunne paardedekens en alles druipend van het vocht. Dat ik die eerste nacht geen oog dicht deed spreekt vanzelf. De volgende ochtend werd ik al weer vroeg eruit gehaald en moest weer in looppas naar het kamp, nu achter een fietsende bewaker aan. Een vriend van me wist me in de gauwigheid nog een pakje sigaretten en lucifers in m‘n han den te duwen zonder dat de bewaker het in de gaten had, dat kikkerde me weer ‘n beetje op. Bij de poort aangekomen stond daar de dokter al weer met z’n neus te gen de muur aan, ik werd ernaast gezet, en zoo wachtten we deze keer ruim 2,30 uur, daarna kwam een gevangen-auto, z. g. boevenwagen, voorrijden, we moesten instappen en men bracht ons naar de SD in den Bosch. Daar aangekomen, werden we ieder apart in een kamer gebracht, daar waren 2 burgers en ’n SS-man, waar ze mij binnenbrachten. Gaat maar zitten, zei een van de burgers en wees me een stoel aan. Ik stomverbaasd ging zitten, de andere burger hield me een sigarettendoos voor, en ik mocht een si garet aansteken, (de burgers waren Hol landers) Nu, zoo zout had ik het nog nooit gegeten. Ik vertrouwde de heren voor geen halve cent. „Nu”, zei de ene burger „steekt U maar van wal," vertel maar eens hoe of dat precies gaat met die brie vensmokkelarij en hoe of Smit gevlucht en Omstreken. Baarle-Nassau-Hertog is. (in een van de brieven, die uit het kampziekenhuis, stond n.l. dat die zie kenhuispatiënt op de zelfde manier zou ontvluchten als Smit) Ik zei, dat ik ner gens iets van wist en dat die brieven me zo maar waren meegegeven, en als ze iets wilden weten, ze maar moesten vra gen, alles in ‘t Duitsch, omdat ik het ver tikte met die verraders Hollands te praten Nu, het volgende moment had ik al een muilpeer te pakken zoodat de sigaret al in een hoek vloog en ikzelf naast de stoel zat. Enfin, ze hebben me daar ongveer 4 u. aan de tand gevoeld, alles maar over die ontvluchtingspogingen en over Smit, merkwaardiger wijze werd over mijn ont- vluchtingspoging geen woord gerept. Steeds maar een vraag- en antwoord spelletje, met z’n drieen tegen mij, afge wisseld met schoppen en slagen. Die uurtjes waren wel mee van de heetste die ik doorstaan heb. Ten lange laatste schijn ik flauw gevallen te zijn, want toen ik weer wist wat er gebeurde zat ik al weer in de boevenwagen naar het kamp. De dokter, die in een andere kamer als ik was verhoord, had het er al weinig be ter gehad, maar we waren er beide trots op dat we geen woord losgelaten hadden. We werden weer in looppas naar de bun ker gebracht, daar h'h ik 7 weken inge zeten. Ik zal hieronder trachten te be schrijven hoe of het in de bunker me ge gaan is. Om te beginnen werd iedere morgen een emmer water in de cel gesmeten, dat was om ,,sauber“ te maken zei de be waker. Daardoor was er voortdurend een natte, betonnen vloer, dus daar kon je niet op gaan zitten, ook daardoor zagen de stroozak en dekens groen van de schimmel. En steeds als ik voetstappen in die lange gangen hoorde, dacht ik dat ze mij weer zouden halen voor een nieuw verhoor, dus was ik de eerste dagen erg zenuwachtig. Toen ze me echter met rust lieten zakte dat van lieverlede en ging ik wat meer aandacht aan m‘n cel besteden. Al gauw had ik het in de gaten dat ik door het kijkgaatje van de deur een deel van de gang kon zien en er door kon pra ten met andere gevangenen, dat gebeur de natuurlijk. Ook kon ik door de lucht rooster die erin was met m‘n bovenbuur praten. Zoo wist ik al gauw te vertellen dat ik sigaretten en lucifers had, die andere wisten wel een manier hoe ze van mij te krijgen. Er was n.l. aan den buitenmuur een tuimelraampje met aan de buitenzijde tralies, die tralies een beetje ver van het raampje af. Ze zeiden me, dat ik de pen nen uit de scharnieren van het raampje moest peuteren en dan kon het raam om hoog en dan kon je naar buiten kijken, met hoofd en schouders door het raam. Zoo gezegd zoo gedaan. Inderdaad lukte dat, ik stak m‘n hoofd door ‘t raam pje en zag voor m‘n neus een touwtje bengelen, dat m‘n bovenbuurman had laten zakken. Er zat een krant aan, die mocht ik lezen, als dank bond Ik er een brandende sigaret aan, en zoo rookte m‘n bovenbuurman al, Buurman links en rechts wilden ech ter ook graag roken, hadden ook een touwtje, daaraan als verzwaring bonden ze de raampen, en zoo werd die slinger mij toegegooid, ik ving, bond er 2 siga retten aan, een voor buurman, de andere voor de gevangene naast m‘n buurman. Op die manier hadden we nog een beetje vertier en duurde de dag niet zoo lang. Als we eens een pakje kregen van huis, die werden n.l. door andere gevan genen, die daar als schoonmakers in de gevangenis werkten binnengesmokkeld en in de W.C. verstopt, dan deelden we natuurlijk als wij dan 2 maal per dag naar de W. C. mochten vonden we soms iets naar onze gading: Op die manier werden ook illegale brieven wegge stuurd, men ziet, de mof was altijd nog te foppen, Zoo heb ik een week of 6 in die bun ker gezeten. Op een morgen werd m‘n celdeur en die van verschillende andere gevangene opengesmeten en werd ons toegesnauwd „eruit, alles inpakken en méégaan”. Wij moesten meteen man of 10 in de rij gaan staan op de binnenplaats en daar stonden we te popelen wat er zou gebeuren, we maakten de wildste veronderstellingen en zaten al danig in angst! Daar kwam eindelijk een SS-officier ons halen en moesten we naar de appèlplaats. Onder weg kwam ik nog een vriend uit de tand- stantion tegen, die me beloofde voor m‘n muziekinstrument te zorgen door die naar m‘n vrouw te sturen. Ook vertelde hij, dat we op transport naar Duitschland zouden gaan, waar naartoe was niet be kend, maar, zei m‘n vriend uit de tand- station, als je misschien naar Dachau mocht gaan, meld je dan direct bij de tandstation want de SS-tandarts van hier is daar pas naartoe overgeplaatst. Wordt vervolgd W. Eggiak, ■I 41 Jaargang. Zaterdag 9 Febr. 1946. Redacteur: Emiel de Jong. Nummer 6. I Uitgave: Drukkerij E. de Jong, Baarle-Nassau.

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1946 | | pagina 1