Advertentieblad Baarle's Nieuws- ÊO H. Couwenberg-v*cL Schoof Molenstraat 102, Baarle-Hertog. nen dan zelf houden. NEEN, was mijn antwoord, als ik zoo gemeen moest zijn, dan konden alle joden, die ik zou over nomen en we krijgen een oud versleten soldatenpak en een nummer, ik 1129. Thans heb ik opgehouden mensch te zijn, nog enkel een nummer. Wanneer ze me moeten hebben, is het nummer 1129 immer in looppas, naar het werk, naar ’t appèl, altijd loopen. Na twee dagen zal ik op transport naar Duitschland gesteld werden. Er worden ongeveer 700 num mers door een dokter gekeurd, vele on- gelukkigen, door de vele slagen van de SS en zieken worden natuurlijk goedge keurd, daar al deze nummers toch een zekere dood tegemoet gaan. 27 Nov. om 9 uur worden wij onder vele slagen het kamp uitgedreven naar het station Amers foort. Er wordt ons vooraf nog meege deeld dat wij met geen burgers mogen spreken, anders zullen wij gevoelig wor den gestraft. Enkelen onzer is het onmo- lijk te loopen en zij worden dan door de anderen gedragen. De bevolking werpt ons fruit en brood toe, dat wij tesamen zullen verdeelen. Wij waren begeleid door de Duitsche groene Politie S S. In 3e klas wagens wordt de reis naar Duits land aangevangen en dan pas begint mijn lijdensweg. In Arnhem in de statie moeten wij blijven staan. Ik dacht iemand te zien die ik ken, ik roep, maar zie dan dat ik mij vergist heb. Dit roepen komt mij ech ter duur te staan. Twee SS ers hebben ’t gehoord en die voor mij staat, slaat mij zoo geweldig in het gelaat dat het bloed uit neus, mond en ooren vloeit. Bewuste loos val ik achterover in de coupé. worden wij naar den barbier gestuurd en onze haren worden afgesneden, onze kunt gij alleen mij het leven ontnemen. Woedend vliegt de Duitscher op en geeft mij een slag op mijn rechterwang, zoo vreeselijk dat hij mij 4 dubbele kiezen uit de mond sloeg. Onder vreeselijke pijn, terwijl ik geweldig bloedde, heeft hij mij verder mishandeld, zeggende: Gij gaat voor den duur van den oorlog naar een concentratiekamp en'daar zult ge nog ’n half jaar extra straf bekomen. Zoo wist ik al vlug wat mijn lot zou zijn, maar zoo vreeselijk had ik mij dat niel kunnen in denken. Van toen af werd ik niet meer ondervraagd en kon ik rustig in mijn cel zitten nadenken over hetgeen mij te wachten stond. 21 October wordt ik met andere Iptgenooten op transport gesteld naar Haaren. Daar worden wij van al on ze voorwerpen beroofd en vervolgens in een cel gestopt. Deze cellen hadden een grootte van 3 op 3 meter, 6 bedden ston den erin, geen plaats om te zitten of te staan, dus dag en nacht op het bed liggen, zoolang er geen wachten kwamen kijken, daar het tenstrengste verboden was op 't bed te liggen van ’s morgens 6 tot 9 uur ’s avonds. In deze cellen bevonden wij ons mèt 6 man en kwamen elke week 1 maal een half uur in de open lucht. Hier hebben wij veel eten bekomen van de gijzelaars, die ook in dit klooster waren, maar wie het ten strengste verboden was met ons in verbinding te komen, maar die alles trotseerden, met gevaar voor hen zelf, om ons wat eten, tabak en sigaretten te bezorgen, daar we niets hadden, wij kregen 150 gram brood en driekwart liter soep bestaande uit veel water en groen ten. 25 November word ik overgebracht naar het beruchte kamp van Amersfoort. In ’s Hertogenbosch geeft de S. D. ons over aan twee marechaussee die ons al een klein beetje inlichten over hetgeen in Amersfoort gebeurde, wat voor ons niet hoopvol was, wij hebben in Utrecht siga retten kunnen koopen en hebben van eenige vrouwen koeken gekregen. Te voet van Amersfoort naar het kamp, altijd rookende, wat ons zeer aangenaam was, daar we nu konden rooken, zonder gesla gen te worden, wij zijn van de weg in het houtgewas gegaan, daar onze geleiders zegden, geniet thans nog maar eens rus tig van uw vrijheid. Eindelijk, voor ons nog veel te vlug, komen we in het kamp aan. We moeten daar met ons gezicht te gen een muur gaan staan. De gevange nen hebben allen een oud militair pak aan. Nochtans we niet mochten omzien, waagde ik het en zag alle gevangenen mager, zeer mager en met schuwe blik ken rondloopen, dan gaan daar weer twee magere jongens mij voorbij, een scharfuh rer neemt een ijzeren staaf van een duim dik en begint hiermede onbarmhartig op de Duitschers overleveren. Ik mocht j hen te slaan tot zij bewusteloos blijven beveelt zich beleefd aan voor alle SCHILDER- EN BEHANGWERK. erts Omstreken. EVANGELIE VAN DEN ZONDAG Hoofdstuk 15. 1 10 v. Weekblad voor Baarle-Nassay-Hertog Donderdag 23 Juli 1942. Donkere dag, de hele dag regen, ’s middags 10 voor 12 ik zit te luisteren naar de „Brandaris” (Engelsche post). Ik hoor de deur open gaan, zet de radio af en ga zien. Een man van de Gestapo, Opperwachtmeester de Gier, ons allen welbekend, en mijn broer Karei. Bent gij Adriaan van Loon, vraagt de Duitscher. Ik antwoord bevestigend. Dan weet gij wel waarvoor ik hier kom. Hoe zal ik dat weten, zeg ik. Gij hebt Jo den over de grens gebracht. Mijn ant woord is natuurlijk ontkennend. Wij zui len hier al een onderzoek instellen, wat beteekende, bedden, kleeren, enz. door elkaar smijten. Ik was met de Gestapo man naar boven gegaan, die alles over hoop haalde, zonder echteriets te vinden, intusschen was opperwachtmeester de Gier in het bijzijn mijner vrouw, beneden bezig alles door elkaarte zetten. Hier was wel een en ander aanwezig. De Gier wilde echter absoluut niets vinden. Hiervoor wil ik hem nog even van harte dank zeg gen. Opperwachtmeester, gij waart een man zooals ze in die dagen noodig waren. Wanneer het onderzoek afgeloopen is, zegt de gestapo, gij moet mee naar Breda voor onderzoek, en tegen mijn vrouw, o gij moet niet ongerust zijn, heden avond is uw man weer thuis hij had 2 jaar en 10 maanden abuis. In Breda werd ik voorlopig ondergebracht in het huis van bewaring. Iedere dag en nacht wordt ik 2 a 4 maal ondervraagd, echter zonder re sultaat. De 8e dag na mijn gevangenne ming word ik ’s avonds gehaald en weder zooals de andere malen naar de Academi gebracht, te voet en geboeid als een mis dadiger. Daar zegt de Gestapo me, je broer mag morgen naar huis, het is be wezen dat die geen schuld heeft en jij kan morgen ook naar huis, als je deze papie ren teekent. Lees ze maar eens voor, zeg ik. Dit gebeurt in het Duitsch, ik merkte op dat dit niet verstond. Er werd een taal man gehaald, die nog eens, nu in het Ne- derlandsch, las. In deze brief stond o. a. dat ik hetzelfde bedrijf wou voortzetten, de joden die ik over de grens zou brengen het bloedgeld, dat ik daaraan kon verdie- liggen, Dan ziet hij ons staan, ha zegt hij, i nieuwe, morgen is het uw beurt. Daarop brengen, ter dood gebracht worden, thans vootwerpen en kleeren worden ons ont- Nummer 23. Zaterdag 9 Juni 1945. Nadruk verboden. Wordt vervolgd. Uitgave: Drukkerij E. de Jong, Baarie-Nassau. In dien tijd kwamen de tollenaars en de zon daren bij Jezus om Hem te hooren. En de Fari- zeën en de schriftgeleerden morden zeiden: Hij ontvangt zondaren en eet met hen. Maar Hij sprak tot hen deze gelijkenis: Wat mensch onder U heeft honderd schapen, en verliest er één van, en laat niet de negen en negentig in de steppe achter, om het verlorene na te gaan, tot hij het wedervindt? En vindt hij het, dan legt hij het met vreugde op zijn schouderen, en tehuis gekomen roept hij vrienden en buren bijeen, en zegt hun: Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap ge vonden, dat verloren was. Ik zeg u: Aldus zal er vreugde zijn in den hemel over een bekeerden zondaar, meer dan over negen en negentig recht vaardigen, die geen bekeering noodig hebben. Of welke vrouw die tien drachmen bezit, en een drachme verliest, steekt niet de lamp aan, en veegt het huis en zoekt met zorg totdat zij ze vindt? En heeft zij ze gevonden, dan roept ze vriendinnen en buurvrouwen bijeen en zegt: Ver heugt u met mij, want ik heb de drachme gevon den die ik verloren had. Zoo, zeg Ik u, ontstaat er vreugde bij de Engelen Gods over een bekeer den zondaar. 5 4i„, ucrgaftg. Redacteur: Emiel de J< Terug uit Buchenwalde* Onze vroegere dorpsgenoot Adrie van Loon, is zooalsonze lezers allen weten, enkele weken ge leden behouden uit het Duitsche concentratie thuis in Raevels aangekomen. 2 jaaren 10 maan den is Adriaan weggeweest, veel, zeer veel heeft hij meegemaakt in deze hel, duizenden lotgenoo- ten zijn daar gebleven, doodgehongerd of dood gemarteld. Adriaan heeft dit alles overleefd, veel heeft hij doorstaan, maar uiteindelijk is hij dan toch bij vrouw en kinderen en verdere familiele den weergekeerd. Wij hebben Adriaan bereid ge vonden zijn belevenissen aan onze lezers te ver tellen, en laten hem verder aan het woord.

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1945 | | pagina 1