Emiel de Jong PfoflNZEFElilLLETÖtf Wij leveren U GEDACHTEN. EVEN LACHEN VAN ALLES WAT. NUTTIGE WENKEN. De baas van Lindenhof Vele jaren waren waren verlopen se dert den avond, waarop de oude Schroe- vers zijn schoonzoon met Gods wraak gedreigd had. Na dien tijd kwam hij al leen nog maar op de woning bij zijn dochter, als hij zeker wist, dat Lindenhof niet thuis was. Het leed drukte de ouden man te neer en verhaastte zijn laatste levensdagen. Eer het jaar om was, rustte de vader van Keetje onder de groene zo den van het dorpskerkhof. Een week voor zijn dood nog had hij met zijn huishoud ster gesproken om Lindenhof te onterven doch de gedachte, dat hij met den schoon zoon ook de dochter zou treffen, had hem van dit voornemen weerhouden. De afstand tusschen den boer en zijn vrouw was na dien tijd nog grooter ge worden; ze vermeden elkaar zoo veel mogelijk, en als ze met elkaar spraken, betrof ’t het bedrijf. Met het geërfde geld had Lindenhof de woning laten vergroten en de veestapel uitgebreid, en de boerderij had het aan zien, zooals we dat in het begin van dit verhaal beschreven. Was de voorspoed aanvankelijk door hun gestagen arbeid langzamerhand toe genomen nu was opeens weelde op Land mans Lust gekomen. En het was hun aan te zien, dat wil zeg gen in kleeding. Als ze Zonsdags kerk waarts reden, droeg Keetje de gouden hoofdkap van haar moeder zaliger, waar over de rijkbewerkte kanten muts in bree- de plooien op haar rug afhing. De groote gouden platen bengelden en schitterden langs haar slapen. Om haar blanken hals was een vierstrenglge dik bloedkoralen ketting gespannen, en op haar borst hing de halsketting met gouden crucifix in breede bogen af. Bij hem kwam de wel vaart meer aan ’t licht in zijn mooi gerij waarop hij trots was. Als hij de kerkwerf opreed, wist hij altijd behendig aan de leidses te trekken met heele rukjes, daar door het jonge, dartele paard met het op geheven kop voorbij de kerkgangers draafde, die aan weerszijden van den weg stonden, alsof ze daar als ’t ware geplant waren Dan keken ze den kapwagen na tot hij om de heining verdwenen was. Ze zouden qeen echte boeren geweest zijn, als ze ’t niet deden. Heerschten er alzoo op de hoeve wel vaart en voorspoed, het geluk vermeed als met angstvalligheid de drempel dezer woning. Een treurig voorval zou een groote verandering op de hoeve brengen, en het begin van den ondergang van Landmands Lust worden. (Wordt vervolgd.) Je handen thuis houden, Gerrit, zei de vrouw zich oprichtend en bang als ze was dat de baas binnen zou komen, vermom de ze zich opeens en stuurde ze beiden naar hun werk op ’t erf. Deze voorvallen konden op den duur niet verborgen blijven en onder de boeren bewoners van het plaatsje en op Zonneho ven werd gesproken over „de spektakels” die van tijd tot tijd Landmans Lust plaats hadden. Aan wie de schuld? ’t Was moei lijk uit te maken van buitenstaanders. Ze waren beiden werkzaam en oppassend. Men zag ze dikwijls beiden op het land aan den arbeid: hij het paard voor de ploeg mennend, zij op eenlge passen ach ter den ploegstaart volgend, terwijl ze met volle handen de graankorrels greep uit een zak, die met een melktouw om haar schouders was vastgesnoerd, en ze stooi- de in de versche voren. Als de zomer het graan gerijpt had, zag men ze beiden met de maaiers in het veld staan en Keetje maaide dan haar deel. Met haar gespierde armen, scheerdeze telkens met forschen slag de zeis door de hooge stengels, die dan ruisend aan haar voet neerstreken. De boer op zijn beurt was ,s morgens altijd het eerst op. Als over het weiland nog de nevel hing die van ver op een watervlak geleek, de maagdelijke dauw als een parelschitte- rende, voil-stof op de grassprietjes en bloempjes lag, dan liep hij al dwalend en roepend door de wei om het vee naar de bocht te drijven. Dan zag hij donkere vlekken langzamerhand in ijle waas op trekken, vlekken, die al donkerder en don kerder werden tot ze vormen begonnen aan te nemen. Dan wist hij dat de beesten zijn geroep gehoord hadden, opeens kwa men ze stuk voor stuk uit den nevel te voorschijn en liepen loeiend voor hem uit verlangend als ze waren, de gespannen uiers geledigd te krijgen. Den geheele dag was hij in de weer, en eerst ’s avonds kon hij op zijn gemak, met de pijp in de hoek van zijn mond, in zijn eentje nadendenkend over het koren veld slenteren, of in wintertij soesend achter de kachel zitten in het voorhuis. Was het wonder, dat men aan de praat jes die over Lindenhof en zijn vrouw lie pen, geen geloof sloeg. Toch moest de vader van Keetje er eens meer van weten. Op een avond, dat het dagwerk Jwas afgelopen, richtte hij zijn schreden naar „Landmans Lust.” Met gebogen hoofd kwam hij de landweg afsukkelen, alsof hij overdacht, hoe hij dat aan Piet vragen zou. Het had hem allang dwars gezeten en het moest er dien avond maar uit. Hijgend kwam hij op de woning aan en wischte een grooten rooden zakdoek het zweet van zijn voorhoofd. Wat komt u nog zoo laat doen vader? vroeg Keetje De oube boer kon het er bijna niet uit brengen, wat hem op het hart lag. Hij keek een paar maal behoedzaam over het erf en vroeg toen zachtjes is er iemand in het voorhuis Keetje? Neen vader. Zwijgend trok ie zijn klom pen voor den stenen drempel uit, en sjokte naar binnen. Nauw was de deur toe of bevend vroeg hij: Keetje, is ’t waar wat ik gehoord heb? Wat gehoord, vader? Had je dat mij niet kunnen vertellen? Nog wilde Keetje hem niet begrijpen, en gekscherend vroeg ze hem, terwijl ze hem zachtjes op een stoel wilde duwen: Wat bedoel je nu toch eigenlijk vader? Ze had haar oogen neergeslagen voor de vragenden en onderzoekenden blik van haar vader die hij onafgewend op haar gericht hield. Ze hebben mij verteld, dat Piet niet goed je is? En het is; ik zie het aan je Keetje. Lieg niet! Ze kon zich niet langer bedwingen en hevig snikkend viel ze op een stoel neer en verborg ’naar gezicht in haar handen, 't Was te veel voorden ouden man. Groote tranen druppelden langs zijn wangen en bleven op de diepe plooien van zijn vest liggen. ’t Is dan waar, snikte de oude man. Va der en dochter zaten nog op dezelfde plaats, toen Piet verwonderd binnenkwam en niet wist hoe hij het had. ‘JlGoeien avond saomen, zei hij droog, terwijl hij voor de tafel bleef staan. Even had de oude boer hem vragend aan gekeken, stond toen driftig op en een paar passen naar Piet doende, stak hij dreigend zijn vuist naar hem op, en zenuwschok kend losbarstend, bulderde hij hem toe: Heb ik je daarvoor Keetje gegeven? Heb ik je daarvoor twee duizend gulden van mijn opgespaarde centjes gegeven, om die arme meid dood te treiteren? Lindenhof was bleek geworden en draaide zich om, om weg te gaan. De oude I boer greep hem bij zijn mouw en vroeg hem dreigend: Wat heb je daarop te zeg gen? Keetjekwamtusschenbeiden en snik- te: Vader laat nou los. Toe nou, vader! Hij hield echter krampachtig de man vast. Verachtelijk had Lindenhof zijn va der aangekeken en zei sarrend: je kan ze terug krijgen met vier duizend gulden toe. Toen rukte hij zich los en slofte on verschillig weg. De oude Schroevers stond als aan den grond genageld, en toen Plet reeds buiten de deur was, schreew- de hij hem na: God zal d’r wreken! waar maar gemeene J' i_ ■■■■BTMBnTWTrr~~~~~**~~~"* V Wie zich zelf verbeteren wil moet eerst zich zelf kennen. Het is vaak rnoeilijker het geluk te behouden dan het te verkrijgen. Het zuiverste genoegen bereiden we ons door de vervulling onzer plichten. Wie de doornen versmaadt, is de rozen niet waard. Wie van het verledene niets geleerd heeft, mag harde lessen verwachten van de toekomst. Wie zijn willen en kunneu niet omzet in daden is als een gierigaard die schatten bewaart zonder ze te gebruiken. Ware vreugde vind men niet, als genoegens najaagt. Niet voor we iemand, die ons lief is, moeten missen, komen we tot het ware besef, hoe lief hij ons was. Tevredenheid geeft meer geluk, dan het bezit van groote schatten. Wees spaarzaam op uw tijdverloren oogen blikken komen nooit terug. Schrijfblocs, Luxe schrijfpapier, Enveloppen, Mappen schrijfpapier, Refceningenblocs, Kwitantieblocs, Kantoorboeken, Kasboeken, Cahiers, Notitieg-oed, Closetpapier, Vulpeninfcten, Teekeninkten, Schrijfinkten, Stempelinksen, Stempels, enz. enz. WIST U.... dat de wereldberoemde Italiaanscha tenor En rico Caruso reeds in het jaar 1910 te samen met zijn tijdgenoote Emmy Destinn in ’n film optrad. dat een man iederen morgen wanneer hij zich tenminste dagelijks scheert niet minder dan 12000 baardstoppels moet verwijderen? En dat deze stoppels gemiddeld 0,4 tot 0,6 millimeter per dag groeien, Zeer weinigen zien hun hartewensch vervuld en meestal geeft dat zelfs die weinigen maar tijdelijk geluk. Gelijk een valschen munter is de vleier; maar wathij uitgeeft wordt meest in dank aangenomen. men altijd Doe in een flesch gelijke deelen azijn en pa raffine. Dit is een beproefd schoonmaakmiddel voor schilderijen, spiegels, piano’s enz. o Zijden linten waseht men met naphta. Dompel het lint er even in en wasch het met de hand. In de buitenlucht laat men het drogen. Velen willen van geen redding weten, eer ze onherroepelijk verloren zijn. Zondagsjager (thuiskomend) Kijk eens vrouw lief, wat een prachtige haas ik voor je geschoten heb! Vrouw. Wat durf je me zoo’n oude en daarbij broodmagere kreng ihuis te brengen? Dat is toch meer dan erg! De jager. Bedaar maar, vrouwtje-liefik mag hem nog omruilen! o Misdadiger (tot de beul). Maak het kort, dan zal ik je heel mijn leven dankbaar zijn. o Kleermaker, tot corpulenten student: Als u de kosten kunt dragen om u zoo’n welvarend uiter lijk te verschaffen, mijnheer, dan kan u ook mijn rekening wel betalen. Student. Maar mijn goede heer, mijn uiterlijk is ook nog niet betaald. o Rechter: Foei, schaam je je hebt je vrouw bont en blauw geslagen. Beklaagde: Ja, maar zij heeft mij eerst groen en geel geërgerd. Duizenden menschen nemen zich voor eer beter leven te beginnen, maar steeds op mor gen. Onder verdenking. Is het waar, dat jullie Chris als lid van de ge heelonthouders vereeniging hebt geroyeerd. Ja, we vertrouwden hem niet meer. Hij- had een zakmes met een kurkentrekker er in. Aan de stamtafel Ik beschouw het huwelijk als een haven, twee schepen elkaar ontmoeten, zei de een. Dat kan wel, antwoordde de ander, maar dan ben ik zeker in een oorlogshaven terecht .geko men. Zoo gaat het altijd. Eigenaardig, mijn man was net zoo lang in Parijs als ik drie jaar geleden en hij heeft niet de helft gezien van wat ik gezien heb. Gelooft u me, mevrouwtje, u heeft ook de helft van gezien wat hij gezien heeft. Veelzeggend. Bill kwam uit 't Westen terug, met een blauw oog en een gat in het hoofd. Wie heeft dat gedaan? vroeg zijn vriend. Kid Bray, was het korte antwoord. Wat Kid Bray? zei de vriend, die schoft, die ploert, die ellendeling Maar Bill hief waarschuwend een vinger op en zeiDenk er aanvan de doden niets dan goeds! Het goede moment. Dag Krikke hoe gaat het met je gezondheid? Och niet zoo bijzonder, luidde het antwoord, ik doe tegenwoordig ’n radikaal-kuur. Ik eet zoo goed als niet en drink alleen nog maar water. Och, dat is waar ook mijn vrouw en ik zouden ’t heel prettig vinden als u aanstaanden Zondag bij ons kwam eten! Zijn wraak. Midden in de nacht liet de rijke maar ingebeel de zieke den specialist komen. Deze onderzocht den man grondig en vroeg toen: Heeft u al een testament gemaakt? Waarom? Is het dan zoo erg met me? vroeg de „patiënt”. Laat u onmiddellijk een notaris komen. Maar professor... En uw geheele familie. Maar moet ik dan werkelijk al sterven profos- sor? Neen, dat niet, maar ik zou niet graag deeeni- ge suffurt zijn, dien u midden in den nacht voor niets uit bed gehaald hebt.

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1941 | | pagina 4