WEEKBLAD VOOR BAARLE-NASSAU-
HERTOG EN OMSTREKEN
I
i-
De toekomst der
plattelandsbevolking.
en
Voedselvoorziening
grasland-scheurem
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
DE JONG BAARLE-NASSAU
ZATERDAG 25 OCTOBER 1941
Nummer 43
36e Jaargang
Voor Boeren en Tuinders,
Prov. Publicatie van het Departem.
van Landbouw en Visscherij.
I
HOOFDREDACTEUR: EMIEL DEJONG, BAARLE-NASSAU, TEL. 231.
Agricola.
Dat de voedselvoorziening een nijpend
probleem is, begint langzamerhand ieder
een aan den lijve te ondervinden. En als
de overheid niet regelend was opgetreden
zou de toestand al lang heel donker zijn
geweest.
Toch zal met de bestaande maatrege
len niet volstaan kunnen worden. Wil de
voedselvoorziening gewaarborgd blijven,
dan zal het volstrekt noodzakelijk zijn,
dat de oppervlakte bouwland met 100.000
ha. toeneemt.
Deze 1ÖO.OOO ha. zullen gevonden
singsvermogen dan groote; er zal derhalve
op moeten worden gelet, dat het aantal
kleine bedrijven niet te sterk vermindert.
In dit verband is het eveneens van be
lang, om na te gaan in hoeverre de indu
strie zich in den winter zal kunnen aan
passen aan de tijdelijke werkloosheid in
den landbouw, aangezien deze eventueel
een goed deel van deze winter-werkloos-
heid zou kunnen opvangen. De streken,
waarin dit soort werkloosheid veel voor
komt, zullen een onderwerp van plaatse
lijke studie moeten vormen, teneinde na
te gaan welke mogelijkheden de industrie
ën in de streek bieden om arbeidskrachten
uit den landbouw tijdelijk op te nemen.
Ten slotte blijft de vraag bestaan, op
welke practische wijze onze industrieën
moeten worden ingedeeld in verband met
de mogelijkheid voor export van onze
agrarische producten. Dit vraagstuk is in
de laatste jaren meer en meer op den
voorgrond getreden.
Onze landbouwende bevolking zoekt
haar werk op het land. Zij kan in de stad,
als algemeene regel geen werk vinden en
voelt daar over het algemeen ook niet
bijzonder groot. Zoo staat 500 gr. ervan
gelijk in voedingswaarde met 1250 gram
vleesch, met 23 eieren en ook met 6 liter
melk. En ze bevat 200 maal zooveel vet
als ons volksvoedsel, de aardappel en on
geveer 20 maal zooveel eiwitsstoffen.
Van de gedroogde boonen wordt meel
gemalen, terwijl men versche boonen
uitperst om sojaoliete verkrijgen, waarna
er nog een zeer waardevol veevoeder
overblijft.
voor. Het Nationale Plan zal de oplossing,,
van al deze problemen krachtdadig ter
hand nemen.
r-
moeten door het scheuren van grasland.
Door de inkrimping van den veestapel
lijkt dit voor een oppervlakkigen toe
schouwer een logische en eenvoudige
zaak. Maar bij nader inzicht zijn er toch
nog al eenige moeilijkheden aan verbon
den, die tengevolge hebben, dat het
schueren van grasland geenszins gelijken
tred houdt met de vermindering van den
veestapel.
Zoo heeft men perceelen grasland, die
door hun lage ligging of slappen bodem
ten eenenmale ongeschikt zijn voor bou w-
land; elders heeft men heele streken met
uitsluitend weidebedrijf, waar het den
boeren ontbreekt aan trekk acht, werk
tuigen en ook aan kennis om het land
gescheurd te krijgen en het bouwbedrijf
uit te oefenen; en tenslotte: het scheuren
van een, op zichzelf daartoe geschikt,
stuk grasland moge vrij eenvoudig zijn,
het later weer in grasland leggen is een
kwestie, die veel vakkunde en geduld
vergt en soms pas na eenige mislukkingen
slaagt.
Dit laatste is de reden, dat vele boeren,
die het scheuren gaarne als een tijdelijke
maatregel willen beschouwen, aarzelen
ertoe over te gaan.
Daar komt nog bij, dat vele pachtcon-
tracten het scheuren van grasland een
voudig verbieden.
Allemaal moeilijkheden en bezwaren,
die zeer zeker niet denkbeeldig zijn, maar
die niettemin zullen en moeten worden
opgelost.
Het scheurbesluit Pachtovereenkom
sten maakt het mogelijk, ook zonder de
toestemming van een eventueel on willi
gen verpachter, grasland te scheuren.
Om de absoluut noodzakelijke ver-
grooting van het bouwland te bereiken
werd verder reeds een scheurpremie toe
gezegd van f 125.per ha., die zelfs,
wanneer op het gescheurde land koolzaad
of aardappelen verbouwd worden, ver
hoogd is tot f 200.p. ha. Deze scheur
premie zal worden toegekend voor alle te
scheuren grasland, dat na controle daar
toe geschikt blijkt te zijn, en dat voor 15
November 1941 vrijwillig daartoe is op
gegeven.
De opgave moet gedaan worden bij
den Rijkslandbouwconsulent in het be
treffende ambtsgebied op formulieren, die
ten Gemeentehuize verkrijgbaar zijn.
Wanneer onverhoopt mocht blijken,
dat op 15 November geen 100.000 ha.
vrijwillig is opgegeven zal voor het ont
brekend oppervlak scheurplicht worden
opgelegd. Voor deze verplicht gescheurde
oppervlakte zal echter geen scheurpremie
worden gegeven.
Iedere boer staat thans voor de keuze:
ofwel vrijwillig scheuren met een premie
van f 125.resp. f 200.—- per ha.
ofwel verplichtscheuren zonder premie!
Ongetwijfeld zal menigeen zijn keuze
laten vallen op het eerste; het is zelfs te
hopen, dat iedereen dit zal verkiezen.
Maar het is duidelijk, dat ieder, die
scheuren met premie verkiest boven
scheuren zonder premie, zich afvraagt
hoeveel grasland hij vrijwillig voor dit
doel zal moeten opgeven om straks voor
een eventueele verplichting gespaard te
blijven.
Hierover kan het volgende worden op-
DE BETEEKENIS VAN SOJABOO-
NENCULTUUR.
Het gaat al net als in den vorigen oor
log; de nood van den tijd vordert, dat men
zich toelegt op den verbouw van gewas
sen, waar men anders niet zoo spoedig
toe zou komen, of in zoo groote mate zou
verbouwen.
Er is een loffelijke actie gevoerd om
den landbouwers tot het verbouwen van
koolzaad te bewegen. En dit zal niet zon
der succes gebleven zijn. Een ander ge
was, dat ook voor de volksvoeding, voor
al voor de vetvoorziening van geen ge
ringe beteekenis is, is de sojaboon.
Ook in ons land trekt dit gewas in den
laatsten tijd meer belangstelling, en hier
en daar kan men reeds een veldje soja-
boonen zien. Over de cultuur van dit ge
was zullen wij t.z.t. misschien nog wel
gelegenheid hebben iets te schrijven.
Wij willen dit keer iets over de soja
boon in het algemeen schrijven. Het land
van oorsprong der sojacultuur is China
en Mandsjoekwo, maar ook in Amerika,
in Bulgarije, in Joego-Slavie en in Hon
garije is de cultuur van groote beteekenis
geworden. Ook in Duitschland wordt er
krachtig geijverd om de Sojaboon meer
in het bouwplan op te nemen, met name
in het zuidoosten.
In China is de Sojaboon even onmis
baar als bij ons de aardappel. Men kent
daar bijna geen gerecht waar niet iets
van de sojaboon in verwerkt is. Reeds
vele eeuwen voor onze jaartelling kende
men dit gewas als cultuurplant en men
had deze boon zelfs onder een van de kei
zers tot een god verklaard.
De voedingswaarde van de sojaboon is
VOEDERAARDAPPELEN.
De Prov. Inkoopcentrale van Akker
bouwproducten voor Noordbrabant maakt
bekend, dat, in tegenstelling met reeds
eerder gedane mededeelingen, de telers
die aardappelen hebben, waarvoor zij van
de P.I.C.A. een veevoederverklaring”
hebben ontvangen en deze niet op eigen
bedrijf vervoederen, niet verplicht zijn
deze uitsluitend te verkoopen aan de
V. B. N. A. Naasi den verkoop aan de
V.B.N.A. is ook toegestaan, om de voe-
deraardappelen rechtstreeks te verkoopen
aan veehouders echter tegen in ontvangst-
neming van een aankoopvergunning, ter
wijl in dit geval het vervoer per eigen
tractie, hetzij van den kooper of den ver-
kooper, dient plaats te hebben. Het ver
voer moet altijd gedekt zijn door een
vervoerbewijs, hetwelk bij iedere aan
koopvergunning is bijgevoegd.
POOTAARDAPPELEN
Met het persbericht van 30 September
j.l. werd bekend gemaakt welke hoeveel
heden voorloopig hoogstens per ha. goed
gekeurd gewas voor plombeering zijn
vrijgegeven.
In verband met de eerstdaags aan te
vangen export van pootaardappelen is
besloten, het kwantum dat per ha. voor
plombeering is vrijgegeven voor het ras
Bintje in de sorteering boven 35 mm. vier-
kantsmaat, voor alle keuringsletters te
verhoogen tot 12.500 kg. per ha.
Daar niet de keuringsdienst, doch de
telers verantwoordelijk zijn, wanneer zij
meer laten plombeeren dan hiervoor is
vrijgegeven, zal bij niet naleving van de
gegeven voorschriften een tuchtrechte
lijke vervolging worden ingesteld. De
telers worden aangeraden zich stipt te
houden aan de gegeven voorschriften.
Een vraag van het allergrootste belang
is: aan hoeveel menschen kan de land
bouw in ons land nog werk verschaffen?
Voor de agrarische ontplooiing in ons
land zullen door inpoldering ongeveer
225.000 hectaren beschikbaar komen. In
1935 bedroeg de zuiver agrarische bevol
king van Nederland 0,8 persoon per ha.
Wanneer wij ons op dit cijfer baseeren,
kan als bevolking van de ingepolderde
gronden een totaal van 180.000 inwoners
worden aangenomen.
Vermoedelijk zal dit aantal te hoog zijn
geschat, in verband met de mechanisatie'
van het landbouwbedrijt, waardoor het
aantal voor elk bedrijf benoodigde werk
krachten vermindert.
Ongeveer 40.000 hectaren, in hoofd
zaak nieuwe veenkoloniale gronden, zul
len door ontginning in cultuur kunnen
worden gebracht. Door ontwatering van
ongeveer 570 000 hectaren zal een ver
hoogde opbrengst worden verkregen van
20 pCt., die dus gelijk staat met een land
aanwinst van 110.000 hectaren. Ruilver
kaveling van 500.000 hectaren zal een
hoogere opbrengst opleveren van 25 pCi.
hetgeen neerkomt op een landaanwinst
van 125.000 hectaren. In het geheel zou
dus de agrarische bevolking kunnen toe
nemen met 292.000 personen, globaal
geschat.
Hierbij is nog geen rekening gehouden
met de mogelijkheid, om ondergeloopen
gronden in Zeeland droog te leggen, ter
wijl er ook nog een aantal zand- en heide
gronden is, dat in cultuur kan worden
gebracht. Aan den eenen kant zouden
deze laatste gronden slechts met hooge
kosten tot voldoende productie te brengen
zijn (daarmee zou een cultuuroppervlakte
van ongeveer 265.000 hectaren te ver
krijgen zijn), doch aan den anderen kant
zouden deze gronden kunnen worden
bestemd voor ontspanningsdoeleinden.
In totaal echter zal in het jaar 1970, bij
een aangenomen maximale bevolking van
Nederland van 10,6 millioen inwoners,
slechts 20 pCt. van deze bevolking in den
landbouw werkzaam zijn, hetgeen dus
een achteruitgang zou beteekenen in ver
gelijking met 1930, toen inden landbouw
22,60 pCt. van de bevolking werkzaam
was.
Hierbij moet evenwel niet uit het oog
worden verloren, dat de bevolking op het
platteland sneller toeneemt dan in de
steden. De jongemenschen, die geen werk
kunnen vinden in het agrarisch bedrijf,
zullen dus hun geluk moeten beproeven
bij de industrie, in den handel, het crediet-
wezen enz., of wel zij zullen moeten
trachten een bestaan te vinden in het
beoefenen van een dorpsambacht: wagen
maker, smid of iets dergelijks.
Een tweede vraagstuk is dit: op welke
wijze zal de werkgelegenheid in den land
bouw gedurende het geheele jaar kunnen
worden gewaarborgd?
Het is een bekend feit, dat vooral ge
durende de wintermaanden werkloosheid
heerscht in het landbouwbedrijf. Kleine
bedrijven beschikken over meer aanpas
B-
L’*.
i.
•i
BAARIES NIEUWS EN’
ADVERTENTIE BLAD