I I "Migr^ Gehoorzamen. f WEEKBLAD VOOR BAARLE-NASSAU- v HERTOG EN OMSTREKEN BOUW UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ U1>«&DE JONG BAARLE-NASSAU 36e Jaargang A A A De verbouw van Koolzaad, Onbelangrijks arbeid* ZATERDAG 16 AUGUSTUS 1941 Nummer 33 O ;nd ta - A isic :lc: iet: na: f é*'-. u |k wa: ev e pi tJndi ks;r da: jshe 1 vi schitterende bladzijden van zijn roman of dat een redenaar met een landerig gezicht ploetert over de geestdriftige passage van zijn toespraak. Zelf vindt menigeen zijn eigen arbeid lang niet zoo belangrijk als degenen, die er de vruchten van plukken. Inderdaad is dan ook het afvijlen van ’n spijker tenslotte een even belangrijke daad als het ontwerpen van een nieuw drama. Het eene is in het verband der dingen even noodzakelijk ais het andere. Wanneer het besef omtrent de beteekenis der taak den mensch tot zijn werk moet bezielen, kan het wieden van een tuintje soms meer bezieling schenken dan een millioenen-transactie op de beurs. De belangrijkheid van het werk ligt niet zoozeer in het werk zelf als in de waar dering van hem, die het uitvoert. Men kan allen arbeid belangrijk maken. Een advocaat of een arts kan onverschillig staan tegenover de geestdoodende reeks van gevallen, maar hij kan ook elk geval als een belangrijk probleem leeren be schouwen. Eerst als hij die kunst ver staat, wordt zijn arbeid een vreugde. Zuchten wij onder de onbelangrijkheid van ons werk? Het is nu eenmaal óns werk, zooals ons huis ons huis is en onze kinderen onze kinderen zijn.. In de oogen der menschen is 't een doodgewoon huis en zijn 't doodgewone kinderen. Maar voor ons is hethèt huis en zijn het: dè kinderen. Er bestaat niets belangrijkers op de wereld. Zoo moet ook ons werk hèt werk wor- worden. Wij kunnen er dezelfde liefde in leggen en dezelfde beteekenis aan toe schrijven als aan ons huis en ons kroost. van een voldoende hoeveelheid koolzaad beslissend zal zijn voorde vetvoorzienlng van ons volk. Koolzaad is heteenige olie rijke akkerbouwproduct dat Nederland in voldoende hoeveelheid kan voortbrengen. Als we de 40.000 hectaren koolzaad, die ik mij tot doel heb gesteld, werkelijk zullen kunnen oogsten, zullen we in weerwil van de te verwachten geringere boterproductie, het vetrantsoen zoo kun nen houden, dat ons volk op het gebied der vetvoorzienlng geen gevaren dreigen. Iedere hectare die er meer komt is wel kom, iedere ha. die er minder komt, ver mindert de kans op een behoorlijk vet rantsoen. Landbouwers van Nederland, ik verzoek U dringend, voor zoover Uw boerderij zich daarvoor leent, mede te werken tot dit allerbelangrijkste doel, de verzekering van een voldoende voorziening van onze bevolking met vet. De gezondheidstoestand nu en in de toekomst van groote groepen onzer bevol king en vooral van de jeugd, zal afhanke lijk kunnen zijn van Uw medewerking. Wij allen weten, dat zelfs bij de beste voorzorgsmaatregelen het kan voorkomen dat de oogst mislukt. Dat is het risico,- hetwelk de boer bij al zijn werk heeft te dragen. Maar zeker is het, dat als we niet zaaien, we ook geen oogst zullen hebben. Hier mag het normale, zelfs hetgrooter dan normale risico ons niet afschrikken. Hier dient de angstvallige afweging van voor en tegen op te houden. Hier wordt een daad verwacht en die daad begint met het zaaien van het koolzaad. De Directeur-Generaal van de voedsel voorziening, Ir. S. L. Louwes, heeft den volgenden oproep tot alle landbouwers van Nederland gericht: De prijs van het koolzaad voor de oogst 1942, zal met inbegrip van den daarvan deel uitmakenden bijzonderen toeslag 30 gulden per 100 kg. bedragen. Aan hen die grasland willen scheuren voor den verbouw van koolzaad zal een extra scheurpremie van f 75. worden verleend, boven en behalve de f 125. dien men voor het volgende jaar als scheurpremie zal ontvangen. In weerwil van de beperkingen, die we ons op het gebied van de verstrekking van stikstofmeststoffen moeten opleggen, zal voor koolzaad in ruime mate stikstof- mest beschikbaar worden gesteld. Dit alles geschiedt, omdat de verbouw BAARLE-NASSAU. -wv j Zeldzaam zijn in onze samenleving de menschen, die een arbeid verrichten, die overeenkomt met hun begaafdheid en neiging. Voor de meesten onzer is het werk broodwinning, verricht zonder be langstelling en louter om het loon. Maar ook de bevoorrechten, die zich aan de le venstaak mogen wijden, waarvoor zij ge schapen zijn, klagee op hun tijd over den sleur en de eentonigheid van hun werk. Zelfs voor den kunstenaar, den onderzoe ker, den organisator komen er ooqenblik- ken, waarop zijn arbeid hem onbelangrijk schijnt. Waarvoor doe ik het eigenlijk? is de noodlottige vraag die den ontmoedigde in het oor klinkt. Wat heeft het voor nut, wat heeft het voor zin? Als deze vraag klinkt, is het maar goed dat de drijfriem van den arbeid geen tijd laat tot nadenken; dat wij meemoeten in den onophoudelijken cirkelgang, waarin ons werktuiglijk onze taak wordt gewezen Wij zeulen, wij draaien weer voort. Is er eigenlijk wel verschil tusschen belangrijken en onbelangrijken arbeid Het zou wreed zijn jegens de slachtoffers van de geestlooze handgreed hun arbeid, beid, wat het wezen betreft, op' één lijn te stellen met het scheppend werk van den zelfstandig zijn afwisselende taak verrich tenden mensch. Al zijn er wellicht voor wie het machinale een uitkomst is, wijl dit strookt met de behoeften van hunnen geest in 't algemeen valt niet te ont kennen, dat de bloot werktuigelijke mani pulatie de menschenwaarde tekort doet en dat slechts een aanvulling met andere arbeid of liefhebberij het leven van den slaaf der machine tot ’n volledig mensch- zijn kah maken. Maar ten slotte zit er in eiken arbeid ’n werktuiglijk bestanddeel. Een geneesheer die onafgebroken patiënten behandelt, wiet klachten en kwalen voor hem niets nieuws zijn; een leeraar die onophoude lijk hetzelfde vak aan de elkaar opvolgen de lichtingen van scholieren onderwijst; een dagbladredacteur die dag in dag uit berichten van hetzelfde slaq verzamelt en een corrector, die de eene drukproef na de andere verbetert; men benijdt hun om hun „geestelijk werk”, maar ligt het niet voor de hand, dat zij hun eentoonige bezigheid ook wei eens als onbelangrijk vervloeken? Zelfs een kunstenaardie voor de vijftigste maal hetzelfde concert geeft of de driehonderdste voorstelling van een tooneelstuk mede vertoont, ontkomt niet aan den tegenzin tegen hetzichherhalend bedrijf. Buitenstanders wanen, dat dit alles uit geestdrift geschiedt en zien op tot die menschen, wier werk de bekoring van het belangrijke heeft. Hoe zouden zij bij na dere kennismaking vaak worden ontgoo cheld door een nuchtere ofbittere opmer king van de betrokkenen over hun zoo benijdde taak. Zelfs blijkt uit de levensberichten van beroemde schrijvers en dichters dat deze niet altijd louter bij ingeving naar de pen grepen, maar dat hun arbeid vaak even plichtmatig en berekenend gaat als die van een slootgraver. Het is geen uitzon dering dat een schrijver geeuwt over de Enkele jongelui waren op Maandag morgen in de bus bezig te verhalen van de uitstapjes die zij daags te voren had den mogen maken, maar ze vonden ’t al len zoo verschrikkelijk, dat die kapelaan zoo lang gepreekt had in de eerste Mis. Men was pas een half uur later kunnen vertrekken. En dan wat hij vertelde; ge hoorzamen, volgzaam zijn, ’t was goed voor kleine kinderen, maar wij, zoo ver klaarde een jongedame van ongeveer twintig, behoeven toch naar niemand te luisteren. En ik dacht hier aan die oude en ver standige vrouw, die in haar simpele een voud de vraagstukken en problemen be sprekend, zo terecht opmerkte: luisterden zij maar eens beter naar hetgeen door de Kerk van hen gevraagd wordt. Dus groote menschen moeten ook nog luisteren. Luisteren naar onze Moeder de H. Kerk. ’t Heeft er de schijn van alsof ook vele katholieken maar niet begrijpen willen, dat hun Moeder de kerk een gezag over hen heeft, naar hetwelk zij in volgzaam heid te luisteren hebben. De gezagscrisis heeft vele groote kinderen met blindheid geslagen. Hoewel zij op velerlei terrein voor zich zelf een groote onwetendheid moeten herkennen, hoewel de droeve er varing hen duidelijk de macht der geva ren heeft leeren kennen, noemen zij zich toch tot oordeelen bevoegd en schrijven hun moeder de H. Kerk een zekere on- mondihheid toe. En gij vraagt misschien: Waarom luis teren zij niet? En ik herinner mij hier vroeger eens iets over te hebben gelezen. Ik laat dien schrijver thans zelf aan het woord. „Waarom luisteren zij niet? Omdat zij het beter willen weten dan de Wijsheid dier eeuwenoude, voorzich tige, voor de gevaren beschermende Moe der, die zoo diep de geaardheid harer kir; deren kent. Waarom luisteren zij niet? Omdat zij niet nederig eenvoudig, zon der te critiseeren, kunnen zeggen: Onze Moeder de H. Kerk heeft gesproken door de mond der bisschoppen, door de mond van den grijzen pastoor en den jongen ka pelaan en dat is ware levenswijsheid. Waarom luisteren zij niet? Omdat zij niet voldoende begrijpen willen, dat, wanneer zij op Vrijdag liever een biefstuk zouden verorberen, maar toch visch eten, eenvoudig omdat ze als christenen door onze Moeder de H. Kerk een versterving krijgen opgelegd, ze ook de niet-Katholieke krant, een menschon- waardig genot, wereldsche danslust en slechte bioscoopvoorstellingen als chris tenen zich moeten weten te ontzeggen. Daar en daar vooral ligt de oorzaak, dat al dat preken toch niet of niet veel helpt. Ómdat men het gezag eener H, Moeder niet voldoende erkent. omdat men niet erkennen wil, hoe le venswijs die H, Moeder is. omdat men meent als christenen juist te kunnen doen en leven als de niet-chris- tenen. En toch daar moet verschil zijn!” a S» •:1 A r HOOFDREDACTEUR: EMIEL DE JONG, BAARLE-NASSAU, TEL. 231. BSlggl jet( l cht jor jSj 'ISiC k n S itx ar: r:a eik V: ra wie: n c: e ~i 1 D er -r.a st lam r TT? Jize i, Wé rsta aai t d aqt, ift v ;sch n - n a a si - ete ra a - >t bi 1’ - i ffiC i r fi -■ Si han >n 1 »nht ;e m te b kit iad wat i ot >nnt rn’-a elke (wi i o einit U'S n H ezel Irag T ma zi tedii teut „schele hoofdpijn" maken be hoorlijk werken onmogelijk I Neem een "AKKERTJE”, even liggen. Daama weer frisch. ce d?- - I ■4 RAADSVERGADERING. De Burgemeester van Baarle-Nassau maakt bekend, dat de raad dier gemeente in openbare vergadering is opgeroepen tegen Maandag, 18 Augustus a.s. des n.m. 2 uur ten gemeentehuize. Baarle-Nassau, 11 Augustus 1941. De Burgemeester van Baarle-Nassau, Mr. P. V. G. W. KAMERBEEK. MAATREGELEN VOORKOMEN OOGSTBRANDEN. De Burgemeester van Baarle-Nassau brengt het volgende ter kennis van belanghebbenden: Nu de oogst in voilen gang is, is het niet over bodig te herinneren aan reeds vroeger geplaatste waarschuwingen, dat al het mogelijke gedaan moet worden om te voorkomen, dat een gedeelte van den oogst door brand vernield wordt, hetzij door onvoorzichtigheid, of op andere wijze, o. a. door vanuit vliegtuigen uitgeworpen brandplaat jes. In de eerste plaats geldt het hier een groot be lang voor den landbouwer zelf, doch in de tegen woordige tijdsomstandigheden, nu voor de voed selvoorziening alle landbouwproducten hoog noo- dig zijn, is eene bescherming van den oogst niet minder een algemeen belangvoorhet Nederland- sche volk. Het is dus noodzaak, dat de uiterste voorzichtigheid wordt in achtgenomen. Gewezen wordt hierbij op de bepalingen der plaatselijke politieverordening volgens welke het verboden is hooi en stroomijten te plaatsen op korteren af stand dan IOmeter van den weg en 15 meter 1

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1941 | | pagina 1