Vrouw enMode
Knippatronen
DE ROOS IN HET
LEVEN DER VOLKEN
BETOOVERING.
ONZE FEUILLETON
14
Mijn fantasie zocht zenuwachtig
naar voorwendsels om haar gemoe-
delijken papa weg te krijgen, en was
niet kieskeurig wat de middelen be
trof; wanneer een kleine boschbrand
den opperhoutvester eens naar een
afgelegen gedeelte van het bosch
riep, of een zijner houtvesters door
een wilddief doodgeschoten was en
men diens lijk op een baar van tak
ken aanbracht? Maar terwijl ik in de
ze gruwelen zwelgde, kwam er een
veel onschuldiger hulp opdagen; ik
zag de roode muts van den brieven
besteller door het venster, en weldra
vernam ik dat er gewichtige brieven
gekomen-waren. Dadelijk verzocht
de oude heer, hem te verontschuldi
gen, en begaf zich naar zijn bureau.
Ook Helene was opgestaan, doch ik
vroeg haar een oogenblik gehoor,
om mij te kunnen rechtvaardigen.
Toen ik haar daar voor mij zag, in
haar jeugdige frischheid en bevallig
heid, met die schoone gestalte en
edele trekken, die nu iets sombers,
iets zwaarmoedigs schenen te heb
ben; kwam de gedachte aan het ont
zettend verlies, wanneer hart en
hand van jhet schoone meisje mij
ontzegd zouden zijn, zoo overweldi
gend in mij op, dat ik nauwelijks de
woorden vond, waarmede ik wilde
trachten het hart der geliefde te her
overen; ik stotterde en haperde, en
zij deed niets om mij tegemoet te
komen.
Eindelijk kwam er gang in mijn
woorden, het was de volle stroom
van een innig gevoel die mij uit het
hart vloeide; ik sprak van mijn nood
lot, indertijd bij dat diner; ’t scheen
mij toe, of er een vluchtig lachje om
haar lippen speelde. Waarom ver
telt u mij die oude geschiedenis
vroeq zij. Een lichte roes is wel te
verontschuldigen, en ik ben over
tuigd, dat u in elk geval als man van
eer hebt gehandeld.
Deze woorden verhoogden mijn
gevoel van eigen waarde; ik kreeg
meer moed.
Helene, zei ik, gij weet het, ge
moest het toen reeds weten, dat mijn
hart u toebehoort, en ik meende dat
Ik u niet onverschillig was. Ja, gij
waart de stille hoop mijns levens!
Nu zag Helene mij met groote,
vragende oogen aan; zij scheen mij
meer verwonderd dan boos.
Maar hoe kon ik u toenmaals na
deren, in een zoo ondergeschikte
betrekking, zonder vooruitzichten?
Hoe kon ik het wagen, van liefde te
spreken? Daarom ging ik ook heen
met een schriftelijk afscheid... Het
zou mij te zwaar gevallen zijn, wan
neer ik u nog eenmaal in de oogen
gezien had!
Hare oogen kregen een sombere
uitdrukking; het scheen mij toe, of
er iets vijandigs in haar wezen was
gekomen; onwillekeurig kneep zij
hare handen krampachtig samen,
hare lippen beefden, doch zij sprak
geen woord.
Wat ik toen niet kon wagen, kan
ik nu, nu ik opnieuw gevoel, welk
oneindig geluk ik in uw liefde zou
vinden. Gij weet, dat ik u nu een
waardig tehuis kan bieden, ik kan
daarin wedijveren met mijn mede
minnaars. Zonder mijn toedoen is
mijn toestand zooveel gunstiger ge
worden, en het is geen vermetelheid
meer, wanneer ik u mijn liefde ver
klaar, wanneer ik uw hand vraag.
Toen wendde zij zich tot mij, en
dwaalt! U schonk mij geen vertrou
wen toen u zweeg; dat was geen
liefde. Ik schenk u dat nu niet, nu u
spreekt, ook dat is de taal der liefde
niet. Ik zou niet te trotsch geweest
zijn, met u in een hutje te trekken,
maar ik ben te trotsch om me in een
gouden kooi te laten zetten. De ster
ren zijn tegen ons en onze liefde, we
moeten er van af zien
Dit kan uw laatste woord niet zijn
Helene, of er zit nog iets anders
achter. Wat tusschen ons komt heeft
wellicht niets met de sterren te ma
ken; het is een aardsch wezen dat
den naam Von Lancken draagt.
Er is hier geen derde in het spel,
zei Helene ernstig, het noodlot van
ons beiden wordt in dit uur beslist.
Toen trad de oude opperhoutves
ter binnen, hij keek zeer bedroefd,
ik meende een traan in zijn baard te
zien rollen.
De arme Von Lancken is dood,
zei hij, Helene een briefje overrei
kende.
Twee dooden op een dag, zei He
lene droevig, en zij bedekte haar ge
laat met de handen.
1 opitaal op het spel. En dan diesld
eidie sedert mijn laatste ontmo|
ting met Helene al mijn hoop ve
duisterd heeft! Verdriet en wanhoi
heerschen in mijn hart. Dikwjl
wenschte ik geheel mijn bezittti
van mij te kunnen afschudden I
daarvoor Helene aan mijn hart]
drukken.
De zomer bracht een slechte oogl
en gebrek aan veevoeder; het vl
wind en weder afhankelijke lanl
bouwbedrijf is een beroep, waart
de menschen meer dan bij iets a
ders het slachtoffer der element;
zijn. Maar hoe zullen we ons hierll
gen verweren.
In den loop van den zomer heb
mijnheer Von Beskow dikwijls bl
zocht; hij toonde mij zijn electriscl
landbouwbedrijf. Hij is een flink!
vent en, zijn ongelooflijke opsnijdl
rijen daargelaten een beminnelii
heer. Wat men van een klein speel
hol mompelde, dat ik bij hem zc
vinden, vond ik voorloopig niet tl
vestigd. Hij bracht mij een contra
visite en toen de wind over
stoppels streek en toen de herfstroJ
bloeide zond hij mij een uitnoot
ging voor een eenvoudig souper,tl
leefde als vrijgezel.
Toen ik op den bepaalden avot
bij hem kwam vond ik ’n groot aan»
rijtuigen in den hof, er moesten vel
gasten zijn, en inderdaad, de zalt
en kamers van het kleine slot wart
vol menschen, door de zon gebruil
de landheeren, maar ook eenig nel
veuze stadsheeren, van wiesommiJ
met de meest mogelijke chic ware
gekleed en mij met hun diamantel
dasspeldenr gouden horlogeketting
en geheel hun voornaamheid aal
croupiers deden denken.
Wordt vervolgd
Steeds spaarzamer worden mijn
aanteekeningen. Weke) en maan
den verloopen, voor ik weder naar
de pen grijp. Mijne gemoedsstem
ming is verduisterd. De dure machi
nes doen hun plicht niet, overal ha
pert het, overal zijn verbeteringen
noodig, en de knechts en meiden
knnnen er niet mee omgaan. Betref
fende onze maatschappij tot ontgin
ning van galmeigroeven doen on
gunstige berichten in de couranten
do ronde; men twijfelt aan de op
brengst; er zijn nog wel genoeg aan
deelhouders, doch wanneer die ge
ruchten bevestigd worden, staat ons
Een warme schouderkraag
gemaakt van wolresten.
Onze afbeelding geeft een schouderkraag
te zien, die heerlijk warm is om op koele
op vasten toon waarin iets weemoe
digs klonk, zeide zij:
Wat is liefde zonder grenzeloos
vertrouwen?
En wat kan zich daar tusschen
stellen, als de harten elkaar gevon
den hebben? Had u indertijd gespro
ken, toen u mij niets had aan te bie
den dan u zelven en uw liefde, dan
zou ik gelukkig geweest zijn, en be
reid om dat geluk te doen voortdu
ren. En u moest spreken; u moest
mij het vertrouwen schenken, dat ik
u liefhad om uws zelfs wil; u mocht
niet wegsluipen als een dief, nadat
u mij mijn hart ontstolen had! Heden
durf ik het zeggen; want dat alles
behoort tot het verleden.
Helene! riep ik uit in weerwil van
de gevoelens die mij bestormden.
Waarvoor hield u mij dan? Voor
een ijdel, eergierig,geldzuchtig meis
je Daarom zweegt u. In dat ge
brek aan moed lag een diep kren
kend gebrek aan vertrouwen dat
kan ik u niet vergeven. Een meisje,
waarvan u zulke minne gedachten
had, was uw liefde niet waard. Ik
zou met u gewacht en gehoopt, elk
lot gedeeld hebben, daartoe was ik
in het diepst van mijn hart besloten;
doch u zweeg! En nu, nu pas toont
u mij, wat u van mij gedacht hebt.
U komt, zeker van de overwinning,
in een zegewagen, nadat een onbe
grijpelijke wending van het lot u tot
een rijk man heeft gemaakt, u zon
der eigen verdienste groote gaven
in den schoot heeft geworpen. Inder
tijd was u tenminste een vlijtig
mensch; nu rust u op de lauweren
van een onverdiend geluk! Nu ben
ik u een gemakkelijke buit; als een
geroofde slavin wil u mij in een gou
den wagen metu meevoeren. U reikt
mij uw hand, de hand vaneen Midas
die alles in goud verandert! Maar u
en al bedekt wordt. De fig, 1 en II s symbool yan het geheimzinnige en mystie«
le-
ten
KNIPPATRONEN VAN DEZE MODEUl
■V -,\:4
men
den
VOORJAARSJAPON VAN BEDRUKTE
STOF.
Smalle ceintuur met eenvoudige gesp.
Patronen in de maten 424448.
ke. Reeds in de middeleeuwen bestond een
raadsel, dat in oude Duitsche overleverin
gen aangetroffen werd en betrekking heeft
op den vorm van de roos.
Reeds in de grijze oudheid legde men
een groote voorkeur aan den dag voor ro
zen en voor één enkel gastmaal, midden in
den winter, liet keizer Nero voor een ton
goud aan rozen komen uit Alexandrië. De
historie vertelt van den Romeinschen kei
zer Heliogabalus, die bij een feestmaal een
enorme hoeveelheid rozen op zijn gasten
deed neerdalen, zóó dat zij er bijna onder
werden bedolven. Deze vorst sliep zelfs op
een legerstede, waarover een laag roze-
blaadjes was uitgespreid. Cleopatra liet den
yloer van haar vertrekken met rozeblaad-
jes bedekken, waarover een net gespannen
werd, opdat haar voeten bij het gaan op
elastische wijze den grond zouden beroe
ren. Rozen omkransten het hoofd der pries
ters en de zuilen, waarop de góden waren
uitgebeeld; vooral was dit het geval voor
Aphrodite, de godin aan wie de rozen ge
wijd waren. Steeds en overal offerde men
rozen en verhief deze tot het symbool der
onschuld en zwijgzaamheid.
De roos in overleveringen en
genden.
Overleveringen, uit lang vervlogen eeu
wen verhalen, dat rozegeur den duivel ver
jaagt en ook, dat zij, die „door den duivel
bezeten zijn” weigeren langs een rozenperk
te gaan. Als zinnebeeld van de zwijgzaam
heid hingen de Romeinen een levende, ook
wel een kunstroos, aan den zolder van hun
eetkamer. Hetgeen onder deze roos
,sub rosa” besproken werd, bleef ge
heim voor de buitenwereld en tegenover
derden. In later jaren werd de roos ook
in Duitschland het zinnebeeld der zwijg
zaamheid; zoowel in de raadszalen der stad
huizen, als in oude koffiehuizen en
slotte ook boven de biechtstoelen zag men
ze uitgebeeld.
In het huis van den beroemden Straats
burger predikant Geiler von Kaiserberg
trof men eertijds de spreuk aan:
„Was wir hier kosen, bleibt unter den
Rosen.”
Het Christendom stond langen tijd af
wijzend tegenover de rozencultuur, doch
nam deze bloemen later in zijn cultus op,
en wijde ze aan de Moeder Gods, aan Ma
ria, die als wereldroos begroet en gepre
zen werd. Onder den Christelijken invloed
ontstond een aantal rozen-legenden, o.a.
over de heilige Elizabeth van Thuringen,
die dagelijks aan de armen brood bracht
en dit, onder haar kleeding verborg, ang
stig als zij was, dat haar gierige gemaal het
zou bemerken.
Toen hij haar op zekeren dag verraste,
terwijl zij een mand met brood gereed had
staan om dit te gaan uitdeelen, rukte hij
den doek van de mand af en de inhoud
veranderde plotseling in rozen. Aan den
beroemden duizendjarigen rozenstruik bij
den Dom te Hildesheim, die heden ten dage
nog bloeit, is een legende verbonden, welke
verband houdt met de stichting van deze
stad door Lodewijk den Vrome. Het is
evenwel niet de grootste rozenstruik, die
men in Duitschland kan bewonderen; dien
vindt men in den Wehreschen tuin te Frei
burg; hij werd als wilde plant in 1881 met
Succespatroon A 679.
Prijs 40 cent.
Vlotte voor j aars japon, waarvoor bedruk
te zijde zich evenzeer leent als een fleurig
katoentje, dat sterk en goed waschbaar is.
De halsuitsnijding geeft een vierkante lijn
te zien, verkregen door een opgestikten
pas. Sluiting met split aan rugzijde. Eenige
ruimte aan voor- en rugpand. Achtbaane u1- r -Rze
rokje met opgestikte naden. h',„. 8 u! 7'.:, ct.
Te allen tijde en in alle landen is de
roos een geliefde en 'Ifs vereerende bloem
geweest, die met recht tot koningin der
bloemen verheven is. Sappho, de dichter
der liefde, heeft haar dezen naam gegeven
en de oude Grieksche dichter Anakreon
weet te verhalen, dat de roos ontstond op
het oogenblik, dat Aphrodite in de golven
van de zee verdween.
Een mystieke sluier omhult van oudsher
de roos en de oude Romeinen beschouwden
haar als symbool van raadselachtige ge
heimzinnigheid. Waarschijnlijk heeft zij dit
aan haar vorm te danken, immers, de wilde
roos heeft vijf bloemblaadjes, waarvan de
twee buitenste een z.g. baard hebben; het
derde heeft dezen slechts aan één kant en
de beide andere zijn onbehaard. Trekt men
een lijn van den onderkant van het eerste
j. - ----- behaarde blad tot de onbehaarde, dan
'yen of kun::z';de gehecht, zoodat dit ge- krijgt men een pentagram of druïdenvoet
en al bedekt wordt. Dp fia 1 on fUcvmhnnl
zijn verkrijgbaar tegen den aangegH
prijs bij Het Practisch Modeblad”. P°:
bus 36, Den Haag.
Betaling steeds vooruit per giro (P0:
rekening 203203) per postwissel of in P”|
een v. r.ai 1.--Lben I
geven het knipoverzicht aan.
I wordt tweemaal geknipt en geeft de
voorzijde aan, II is de halve rug. Naden
aanknippen, daarna wordt de kraag in el
kander gestikt, naden uitstrijken. Pun
ten moeten bij het naaien overeenkomen.
Met een haaknaald no. 3 haakt men ver-
1 bloemen. Begonnen
wordt met een ring van 10 vasten.
2e toer meerderen tot 16 stokjes.
3e toer meerderen tot 28 st.
Iedere toer wordt met een halven vas
ten steek gesloten. Vervolgens werkt
iederen bloemvorm over 7 st. van
voorg. toer.
Ie toer: 1 st. op de onderl. stokjes.
2e toer: 1 v. op het st. voorg. toer. 1 losse
1 st. op de volgende 5 st. voorg. toer, 1 los
se 1 vaste. Laatste toer bestaat uit vasten.
Aardig is het om het hart der bloemen in
een andere kleur te werken. De bloemen
worden zoo op de stof gelegd, dat zij zoo
veel mogelijk aansluiten en waar dit niet
mogelijk is, vult men de open deeltjes aan
met rondjes, die in vasten gehaakt wor
den. De omtrek kan men het best met zij
den tres afwerken, terwijl voeren met een
restje dunne zijde aanbeveling verdient.
Voor het halsboord en de gestrikte einden
wordt een lange reep gehaakt, van 1.90 M.
bij 2i/z cM., die men gedeeltelijk met den
kraag verbindt.
vv. vexe nctx-Lijxx walm win up ivutieLviuL een naaKnaaKi
dagen over een dunne japon te dragen. Al-1 volgens een aantal
lerlei kleine restjes wol kunnen er voor wordt met een ring
opgebruikt worden. Het maken van dit
omhulsel is zóó eenvoudig, dat zelfs een
niet zeer ervaren haakster er zich aan kan
wagen.
een theeroos geocculeerd en droeg in 1900
niet minder dan 6500 knoppen. Deze struik
is uitgegroeid tot een boom, die tegen het
einde van Juni 1200015000 bloemen
draagt. Tot de rozensagen behoort ook die
van den dwergenkoning Laurin, wiens ro
zentuin in een hooge steenachtige rots ver
anderde, doch die tegen het avondzonneglo-
ren omgetooverd werd in een bloemen
pracht, die ieder in bewondering bracht.
Rozen als „kruid tegen den dood.”
De rozen in Pastum bloeiden twee maal
per jaar, ondanks den ongezonden moeras-
achtigen bodem, die veel koorts verwekte.
Het feit, dat de rozen hier konden gedijen,
maakte dat men ze „het kruid tegen den
dood” noemde; en dit deed Karei den
Groote besluiten in zijn tuinen rozen te
kweeken. Reeds in de geneeskunde der
oudheid komt de roos voor als verkoelend
middel tegen koorts en men wendde haar
ook aan tegen verschillende ziekten. De
wortel van wilde rozestruiken werd door
Hippocrates aanbevolen tegen den beet
van een dollen hond. Toen de schoone As
pasia een wrat op haar gelaat ontdekte,
legde zij er rozeblaadjes op en nadien gel
den rozeblaadjes en rozewater als middel
tegen wratten! Ook Plinius beval rozewater
aan tegen wratten, terwijl de bedauwde
blaadjes dezer bloemen werden aangewend
ter genezing van oogontstekingen. Men be
reidde van de rozeblaadjes niet alleen ver
schillende artsenijen, doch de rozen van
Damascus dienden om er de „gouden si
roop” van den hertog van Mantua mede te
bereiden, alsmede voor het „drinkbare goud
van Rodericha Finesca.”
Rozen, die door haar kleur haar vorm en
geur de menschheid in verrukking bren
gen, worden in de Oostersche landen bij
millioenen gekweekt voor de bereiding van
kostbare parfums. Rozewater, dat in het
Oosten nog steeds wordt aangewend als
geneesmiddel tegen cholera, gebruikt men
tevens in verbinding met een geheim pre
paraat als tegengif bij vergiftigingsgeval-
len.
De kleine motieven worden met onzicht
bare steken op den ondergrond van ka-