WEEKBLAD VOOR BAADLE-NAS5AU-
HERTOG EN OMSTREKEN
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
JONG BAADLE-NASSAU
Neem'niMCEEiïJE
GIM-LIJM
TITANOL
EMIEL DE JONG
van
Uit de geschiedenis
den schoen*
Het inleggen
van eieren*
Gimborn
No 21
24 MEI 1941
36e Jaargang
(Boerderij.)
Voor het opplakken
3
n
er
cl
Ie
i
tel
as
1
In 1
en
te
lie
e
r
’5
ting is.
Het spoedig troebel en vast worden van
het waterglas kan voorkomen worden
door de pot met een bord of deksel af te
dekken. Pas dit dus toe, als U geregeld
de pot met eieren wilt bijvullen.
Leg de eieren daar in de pot, tenzij het
een kleine maat betreft, waar men deze
bewaart om te voorkomen, dat ze kunnen
kneuzen bij het verplaatsen. Dek de pot,
als het niet met een bord of deksel ge
beurt, in ieder geval af met een doekje
tegen stof en vuil.
Van groot belang is het, als de ingeleg
de eieren op een frissche, koele, droge
plaats bewaard worden. Een goede kelder
is daarvoor de aangewezen plaats.
Zijn de eieren met zorg ingemaakt en
de omstandigheden verder gunstig, dan
is het best mogelijk de eieren langer dan
een jaar goed te houden. Is de pot echter
eenmaal aangebroken, dan is het raad
zaam de eieren geleidelijk aan op te ge
bruiken. Is de pot niet aangebroken dan
kunnen ze het langst bewaard worden.
Wie dus veel eieren wil inmaken, kan ze
beter over enkele potten verdeelen. Zoo
zijn er wel onder onze huisvrouwen, dip
ze 1 1/2 jaar goed houden.
Heeft men echter geen zeer goede kel
der, dan verdient het aanbeveling om er
voor te zorgen, dat de ingelegde eieren
voor de zomer opgebruikt zijn en de
eieren eerst na de grootste zomerwarmte
(de hondsdagen), dus in AugustusSep
tember, in te leggen.
Wanneer wij den oorspronkelijken
vorm van onze voetbekleeding willen op
sporen, dan moeten wij terugkeeren tot
de primitieve lichaamsbedekking, die de
bewoners van holen en paalwoningen
zich lieten „aanmeten”. Wel is waar kan
men hier niet van een voetbekleeding
spreken, zooals wij die kennen, maar
toch vindt men in den tijd der Germaan-
sche natuurvolken iets dat wij een been-
omwikkeling zouden kunnen noemen.
Een werkelijke voetbekleeding vinden
wij bij de rijken onder de Nijldalbewoners,
de Egyptenaren en de Aethiopiërs. Deze
volksstammen droegen een voetbedek-
king bestaande uit een eenvoudige zool
of uit een lage van leder of reepen ge
vlochten papyrus.
De Assyriërs en Babyloniërs, wier
voetbekleeding reeds „opeen hooger peil”
stond, droegen schoenen van buitenge
woon fijn leer of bonte stoffen vervaardigd
die met versierde riemen aan de voeten
werden vastgebonden. Tegelijk met de
nauw aansluitende kleeding der klein-
aziatische stammen, welke kleeding in
het Romeinsche tijdperk wijder werd, ver
dween ook de sandaalachtige voetbeklee
ding, Men droeg toen bontgekleurde
schoenen of rijglaarzen, met kousen ge
voerd.
Ofschoon de kleedij der Grieken zeer
uitgebreid was, hadden ze toch slechts
twee soorten voetbedekking, sandaal en
schoen.
Terwijl dus bij de Grieken slechts twee
hoofdvormen bestonden, vinden wij bij
de Romeinen nog een derden schoen.
Behalve de klompen der armen en de lee-
ren kous, die bijna uitsluitend door too-
neelspelers werd gedragen, hadden zij de
„galiga”, den mooi bewerkten riemschoen
der soldaten, terwijl de Solea (sandaal) of
de calceus (burgerlijke schoen) slechts in
zeer eenvoudigeuitvoering werdgemaakt.
Toed de Franken en Alemannen in
Gallië kwamen werd de macht der Romei
nen zwaKker. En zoo zag men naast de
Romeinsche sandaal ook veel den Gal-
llschen gesloten enkelschoen, verder
schoenen met dikke zolen en uitgesneden
bovenleer zoo goed als schoenen met
houten of leeren zolen er onder en boven
op leer, linnen of riet.
De Gallisch-Romeinsche voetbeklee
ding werd in het Merovingische tijdperk
geheel verdrongen.
Het volk wenschte meestal geen voet
bekleeding. De laat romeinsche chris
telijke kleeding, die tegelijk met de chris
telijke leer overal was doorgedrongen en
meestal veel aanhangers vond, verdrong
datgene wat aan barbaarsche tijden deed
denken en vormde den ondergrond voor
de middeleeuwsche bekleeding.
Als pionier van den snavelschoen,
waarvan het model later tot in het belache
lijke zou worden overdreven, wordt graaf
Fulko van Anjou genoemd. Ten einde een
misvorming van zijn rechtervoet te ver
bergen, liet hij voor zich zoo’n paar sna-
velschoenen ontwerpen. Vooral geduren
de de eerste helft van de twaalfde eeuw
werden ze in Frankrijk onder alle standen
veel gedragen. Om te voorkomen dat ze
al te lang werden, moest iedere klasse
zich precies houden aan de volgens haar
stand voorgeschreven lengte. De snavel-
schoenen der élite hadden een extra lange
punt, die dikwijls wel een el buiten den
voet uitstak. Toen de mode van banden
en gordels met bellen opkwam, hing men
ook een belletje aan de punt van den flu-
weelen en zijden, metgoud geborduurden
snavelschoen.
Dit bescheiden belletje was de directe
oorzaak dat de smakelooze mode ver
dween en plaats maakte voor precies het
omgekeerde, namelijk den stompen
schoen,
Aan den lompen vorm dankt dit model
den zeer kenschetsenden naam van
„koeienbek”, „beereklauw” of „eende-
snavel”.
Ongeveer op de helft der zestiende
eeuw kregen kreeg de Spaansche schoen
zijn kans. Over het algemeen onderging
de voetbekleeding uit dat tijdperk den in
vloed van den oorlog.
Als bijzonder kenschetsend noemen
wij de laarzen met rinkelende sporen.
Omstreeks 1730 droegen de deftige
menschen zijden kousen, die tot over de
knie gingen en vaak door breede kouse-
banden boven het dijbeen werden opge
houden.
Aristocraten pur sang trokken vaak
twee of drie paar kousen over elkaar aan.
Quicheraat vertelt, dat de dichter Mal
herbe zelfs wel elf paar kousen tegelijk
droeg.
Men garneerde dan, vooral als men
schoenen droeg, het bovenste paar met
Zenuwpijn
van Distributiebons
Hiervoor voldoet waterglas het beste.
Dit middel is te verkrijgen bij den drogist,
(neem zelf een flesch mee). Het wordt
verdund met 9 maal zooveel water, dus
op 1 flesch waterglas a 35 cent neemt U
9 flesschen water. Neem vooral helder,
zuiver water, Deze hoeveelheid is vol
doende voor ongeveer 100 eieren.
Men gebruikt voor het bewaren van de
eieren bij voorkeur een steenen inmaak-
pot, die ook daarvoor bestemd blijft. Een
gave, geëmailleerde emmer kan desnoods
ook gebruikt worden.
Hoe moeten de eieren zijn?
De eieren moeten zijn, versch, schoon,
heel (zonder barstjes), onbebroed.
Er is ons al eens eenige keeren de
vraag gesteld, hoe ond de eieren moeten
zijn voor het inleggen.
Het gunstigste is wel als men de eieren,
die iedere dag uit de nesten gehaald wor
den, nog een 24 uur op een frissche koele
plaats bewaart en dan in de inmaakpot
overdoet. Wie dus veel eieren heeft, kan
ze dan een tijdlang dagelijks in de inmaak
pot overdoen.
De eieren ondervinden er echter geen
nadeel van, als ze gedurende een halve
of geheele week verzameld worden en dan
in de pot worden overgedaan. Wel is het
van veel belang, dat ze zoolang op een
koele, frissche plaats bewaard worden.
Schoone eieren behoeven niet gewar-
schen te worden. Ook dit komt de duur
zaamheid ten goede, omdat bij het was
schen het gladde laagje, dat de schaal be
dekt en beschermt tegen het indringen
van stoffen (bacteriën) van buitenaf, wordt
verwijderd.
Vuile eieren worden bij voorkeur niet
voor het inleggen bestemd en zijn ze al
eenigszins vuil dan moeten ze eerst met
koud, zoo noodig lauw water, worden ge.
wasschen.
Laat ze echter nooit in het lauwe water
liggen; want hoe kouder de eieren blijven
hoe beter.
De verschheid van gekochte eieren kan
zekerheidshalve nog gekeurd worden in
water met 10 pCt. zout (dus 100 gram
zout per liter water). Versche eieren zin
ken dadelijk, terwijl de minder versche
eieren blijven zweven of alleen met de
punt de bodem raken.
Het inleggen en de bewaarplaats.
Voor het inleggen worden de eieren
met de punt naar beneden in de pot ge
zet en dan wordt voorzichtig het verdun
de waterglas toegevoegd. Daarmede kan
men de pot wel voor de helft vullen, zoo-
dat men in de eerste weken nog geregeld
versche eieren kan toevoegen. Zorg er
voor, dat ten slotte de eieren door een
flinke laag waterglas pl.m. 4 cm. zijn
afgedekt.
Na ongeveer 7 weken wordt de water
glasoplossing blauwachtig (troebel) en
wordt dan langzamerhand dik. Is het zoo
ver, dan kunnen natuurlijk geen eieren
meer toegevoegd worden.
Ten slotte vormt het waterglas een
harde bovenlaag, die een goede afslui-
kant langs den zoom.
De been- en voetbekleeding der vrou
wen begon omstreeks dien tijd, sinds de
middeleeuwen, weer opnieuw een voor
name rol te spelen.
Het zwakke geslacht stelde hoogen
prijs op een gladde, goed sluitende kous.
De hofdames gaven in dezen het voor
beeld, niet alleen omdat ze dikwijls in
mannenkleeding den verwijfden koning
moesten bedienen, maar ook, omdat ze
vaak bij spelen en in optochten als nym-
phen moesten fungeeren en dan korte,
nauwelijks tot aan de knie reikende rok
jes droegen. Mooie beenen werden in die
dagen, evenals nu, hoogelijk gewaar
deerd.
Als, enkele tientallen jaren later, de
crinolines in zwang komen, wordt aan de
schoenen bijzonder veel zorg besteed.
Om een mooien voet te hebben, moest
het voetje bijzonder smal zijn, van voren
puntig toeloopen en vooral diende het
hakjes van acht a tien centimeter hoogte
te hebben.
In een tijdperk van eenige duizenden
jaren is de schoen langzamerhand gewor
den tot datgene, wat wij er onder ver
staan. En het is merkwaardig dat tot aan
het begin der negentiende eeuw de wijze
waarop een schoen werd vervaardigd vrij
wel onveranderd bleef. Trouwens ook
heden ten dage gebrui-kt een dorpsschoen-
maker nog naald, priem en pekdraad; hij
verricnt zijn werkzaamheden op den drie
poot, precies zooals dat in vroeger eeuwen
gebeurde. Den eersten stoot aan de
moderne, machinale schoenenfabricatie
heeft de uitvinding der naaimachine ge
geven. Ongeveer tien jaar nadat die
was uitgevonden, gelukte het Mac Kay in
1858 om zolen eoor te naaien. En nadat
men langzamerhand de moeilijkste hand-
greepen van den schoenmaker door de
machine had vervangen, werden ook de
meer eenvoudige werkjes machinaal ver
richt.
De schoen werd als massa-artikel aan
de markt gebracht,
Nooit kwam de ijdelheid en de behaag
zucht der vrouw den mannen meer ten
stade dan toen het er om ging voor deze
massaproductieeen afzetgebied te vinden.
Flesch a 1000 gram fl 1.65
Flesch a 500 gram fl 1.13.
Spoorstraat Baarle-Nassau
ai
SSHBEi
ie
noJ
n a
■en
it 1
n 1
14.
El
De Nedertandsche
Pijnstiller
ir.
BAADLE S NIEUWS EN
ADVERTENTIE BLAD