Bezoek aan de Marine
Medische Academie
te KIEL
BETOOVERING.
SOCIALE TOESTANDEN
IN ENGELAND
ONZE FEUILLETON
j date.k L> cok da houding van deze adspi-
1 rant-doktoren,
veel klem voor op te komen,
Zoo geheel op dezelfde hoogte
stonden we toch niet; hij was veel
ouder dan ik, een geacht jurist en
dat moest ik toch gevoelen.
Hij leidde mij naar de zaal en
stelde mij aan alle dames en heeren
voor. Welk wonder was er geschied?
Wie kon mij opheldering geven
Wellicht de kleine Asmodee, die nu
eens naast, dan weder achter mij
liep, met een wit vest en blauwe jas,
waaraan ik van achteren slechts de
knoopen voor de sleutels van den
kamerheer miste. Hij droeg een
zwaren goeden ketting en, als ik
goed gezien heb, ook een ordetee-
ken in het knoopsgat; God mag we
ten, welke geest dit daarin getooverd
had. Ik kon hem nu niets vragen; ik
moest trachten mij zelven het onbe
grijpelijke te verklaren.
Was dit alles slechts een droom?
Inderdaad, den kleinen tovenaar had
ik er niet te goed voor gehouden, om
mij met eenige onmerkbare hand
bewegingen en hypnotiseerende blik
ken in een kunstmatigen slaap te
brengen, en ik zou mij niet verwon
derd hebben, wanneer ik eensklaps
op de lederen sofa in mijne woning
ontwaakt was. Slechts had ik het
oogenblik niet bemerkt, waarop hij
mij had doen inslapen - misschien
juist toen er een rijtuig voorbijratel
de, hetwelk ik dan voor een gouden
equipage hield en waarin ik plaats
nam natuurlijk in den droom!
Asmodee kwam langs mij; hij
zweefde tusschen twee sleepjapon
nen door, alsof hij den vloer niet
aanraakte. Ik greep hem en trok hem
10
ik de opsomming niet met grooter
onoplettendheid en onverschillig
heid hebben aangehoord.
Er is nog een klein beding bij,
vervolgde de lustitieraad, doch dit
wil ik den nieuwen eigenaar later
privatuim mededeelen, eer hij het
document onderteekent. Allereerst
echter mijnheer Sternlein, mijn har
telijke gelukwensch. Ik was naderbij
gekomen; over den kleinen lesse-
naarheen reikten me elkaar de hand.
Nu brak er een stroom van geluk-
wenschen over mij los... niets dan
innige deelneming! Dat was een
drukken en schudden van handen,
de gerimpelde gezichten der oude
dames drukten hartelijke vriendelijk
heid uit, de jongedames glimlachten
zedig, zelfs de meest trotsche en stij
ve heer van allen, een oud majoraats
heer, de rijkste heer uit den omtrek,
zooals Asmodee mij op mijne vraag
naar deze groteske figuur inlichte,
reikte mij de hand, zij het dan ook
met zekere neerbuigende goedheid.
Ik groeide in mijn eigen oogen, ik
voelde op eenmaal, wat mij in het
leven nog niet voorgekomen was:
vasten grond onder de voeten. Als
nu dat fatale voorbehoud er maar
niet bijkwam, dat zat mij wel wat in
den weg. Er zijn voorwaarden, waar
door het schoonste document van
geen de minste waarde kan worden.
Ofschoon ik bijna verstikt werd door
al de uitingen van beminnelijkheid
waarmede men mij overstelpte, kon
ik hetoogenblikniet afwachten,waar
op de justitieraad mij naar het kleine
kabinet zou leiden. Intusschen gaf
ik verstrooide antwoorden; ik ver
warde de jonge en de oude dames
bij mijn galanterie, en bemerkte
slechts door een klein gilletje dat ik
de een of ander op haar likdoorns
getrapt had.
is met dezen dag, in handen van den
hier tegenwoordigen heer Lorenz
Sternlein overgegaan.
Het kwam mij voor, alsof deze
mededeeling op de anderen niet zulk
een verrassender! indruk maakte als
op mij; ze schenen reeds, bij geruch
te, in de komende dingen ingewijd.
Ik zelf evenwel was zoo getroffen,
dat ik doodsbleek werd. Ik voelde
dit zelf; ook rustten aller blikken op
mij; ik moest mij vasthouden aan
den stoel waarachter ik stond- Voor
mij zat Asmodee, hij speelde met
zijn gouden horlogeketting, toen
keerde hij zich om en knikte mij toe,
alsof hij zeggen wou, nu zult u mij
toch wel gelooven!
Maar ik begrijp niet, zei ik... ik
heb niet de eer mijnheer de justitie
raad...
jonge vriend, antwoordde deze, u
ontvangt dit geschenk uitmijn hand,
maar ik ben de gever niet, ja dames
en heeren, ik heb mij slechts voor
korten tijd in uwen kring gedrongen
en ik betreur het zeer, dat ik, door
mijn afgelegen woonplaats slechts
zelden de eer zal hebben de kennis
making voort te zetten. De gever
zelf wenscht onbekend te blijven en
het is mijn zaak niet de redenen die
hem daartoe bewegen, uit te vor-
schen. Ik was slechts tusschenper-
soon, zooals wij rechtsgeleerden ons
dikwijls tusschen qeversen begiftig
den inschuiven. En veroorloof mij
nu de akte voor te lezen waarbij het
riddergoed Strahlau met alle aanho-
righeden ten geschenke wordt gege
ven aan den heer Lorenz Sternlein.
De justitieraad las |het stuk voor,
en ik hoorde, van akkers, velden en
weiden, van ontginning in Gehrings-
grun en Lippenwalde; doch wanneer
iemand mij de maan vermaakt had
met al haar bergen en kraters zou
Eindelijk kwam het gewil
oogenblik; de justitieraad gaf I
wenk, en we begaven ons sl
naar het kabinet, Het documel
het noodige schrijfgereedschal
voor ons..
Er is hier sprake van een I
voorwaarde, zei de oude heer,!
vervuiling u niet moeilijk zalvl
ja zelfs, naar ik hoop tot hel
strekken. Ik uerlang dat u doktel
modee bij u in huis nemen,I
kost en vrije woning geven el
uw raadgever beschouwen zul
durf wel aannemen dat hij well
uw vriend verandei en zal.
Ik was op iets ergers voorbl
geweest; toch mishaagde mijl
voorwaarde. Moest ik nu diel
aangenamen man in mijn huisl
den? Zou ik dan niet gedurig i|
vaar zijn, dat de kleine toovel
die mij wellicht het geheele kal
voorgetooverd had, mij opeensl
der zou wegblazen.
Ik weet niet, mijnheer, antwl
de ik, welk belang u er bij kuntl
ben, dat dokter Asmodee hiel
Strahlau mijn huisgenoot blijft.l
Vergeet niet, zei hij, dat ik zei
al deze dingen geen belang hél
mij niet om de hartsgeheimen
ner clientenbekommer maar sla
om de feiten en de artikelen val
wetboek.
Met dit antwoord stelde ik rel
vreden. Het was ook mijn plan
om groote nieuwsgierigheid te
nen. Ik had alle reden om me
feiten tevreden te zijn. Er was
raadselachtigs in, maar daarom
hoefde ik mij niet te bekomme
ik was de gelukkige bezitter
Strahlau, onverschillig of eeng
fee eenmaal aan mijn wieg had
staan en een gedane gelofte ver:
Wordt vervolg
in een hoek.
Verklaar mij nu alles ik weet
niet of ik waak of droom. U hebt den
sleutel van dit geheim, welke rol
speel ik hier eigenlijk?
De hoofdrol! Maar heb nog tien
minuten geduid... Zal ik...
Asmodee verdween weder onder
de gasten; het buffet had een groote
aantrekkelijkheid uitgeoefend. Ik
vluchtte uit de dichte groepen van
dames en heeren naar een nabijzijnd
kabinet en had de genoegdoening,
daar geheel alleen te zijn; ik liet mij
in een fauteuil neer en monsterde
de schilderijen aan den wand.
Daar kwam Asmodee binnenslui
pen.
Mijnheer Siernlein, men wacht u
in de groote zaal; daar zijn reeds ve
le gasten bijeen. De justitieraad wil
een gewichtig stuk voorlezen.
Ik volgde den kleinen dokter. De
zaal was inderdaad vol gasten; de
oude heer stond op een kleine estra
de voor een lessenaar, waarop een
document lag. De lichtkroon boven
hem wierp dansende lichtjes op zijn
blauwen bril; zijne gelaatstrekken
werkten zenuwachtig, als wilden ze
zijn innerlijke aandoening afleiden.
Hij begon met eenigzins heesche
stem, die langzamerhand duidelij
ker werd:
Dames en heeren, ik had u uitge-
noodlgd om getuige te zijn van een
zakelijk voorval en kennis te maken
met uwen nieuwen buurman; de
schuld van gastvrijheid die legen-
over zulk een beminnelijken buur
op mij rust, heb ik met dezen avond
voldaan. Mijn bezit van dit ridder
goed is van zulk een korten duur,
dat ik mij helaas, niet voor een twee
de keer als gastheer in den kring
mijner gasten kan bewegen; het
landgoed met alle aanhoorigheden
I S'
k-'C,
Aangetreden voor den inspectiestaf en «cl-
2S8
OSSfl
ca
Gevolg: schitterende examenresultaten.
Otto Paust.
vele
D« taak di« hen nu en in de nabije
toekomst wacht.
Knwhtig verantwoordelijkheidsgevoel bij
de jonge studeerende generatie.
der compagnieën, waarvan de eene het
voor-klinische en de tweede het klinische
semester omvat. De vacanties tusschen de
colleges worden door de studenten benut
om hun militaire vorming te vervolmaken,
opdat later elkeen als officier of als an
dere leiding gevende figuur zijn man kan
staan. Bovendien doen zij in dezen tijd
veel practische kennis op in de klinieken
en ziekenhuizen van de groote steden;
uiteraard verkeeren zij ook veel in de mi
litaire hospitalen.
Natuurlijk is en blijft het beslissende
doel van alle soorten werk het vormen
van een zoo degelijk mogelijken arts. En
de jongste examens, welke kort geleden
werden gehouden aan de universiteit van
Kiel hebben bewezen hoe uitstekend de
jonge generatie haar verantwoordelijke
taak in dezen moeilijken tijd ziet, aange
zien ook niet één van de vaandrigs het ju
dicium „voldoende” kreeg, maar het min-
De Militaire Academie in Berlijn, die zoo
buitengewoon rijk is aan tradities, en die
tot voor ongeveer een jaar ook de Duit-
sche officieren van gezondheid van de Ma
rine opleidde, bleek op den duur en met
name onder de huidige omstandigheden te
klein. Men kon er niet meer voldoen aan
de speciale eisehen, welke gesteld moeten
w'orden voor de vorming van dit soort
artsen, die wezenlijk verschillend is van de
opleiding welke de officieren van gezond
heid, ingedeeld bij de landmacht moeten
volgen. Hier in Kiel staat men nu in elk
opzicht in het nauwste contact met het
marinebedrijf in ruimsten zin. De Acade
mie ligt in de onmiddellijke nabijheid van
de werven en commandoposten. Toch be-
teekent de toestand van het oogenblik al
lerminst dat de definitieve oplossing is ge
vonden. Deze is slechts voort gekomen uit
den acuten toestand, welke het onmiddel
lijke gevolg was van den oorlog. Het ligt
in de bedoeling om, wanneer de oorlog is
afgeloopen, een nieuwe academie te stich
ten, die van te voren ingesteld kan worden
op alle noodzakelijke vereischten. Tegen- tw
woordig is de opleiding der Marineofficie
ren ondergebracht in drie gebouwen. In
keurige, heldere, frisch uitziende vertrek
ken vindt men er de studenten; de be
ginnelingen tezamen in een groote zaal, de
candidaten voor het examen in afzonder- i
lijke vertrekken, opdat zij zich tot het
uiterste kunnen concentreeren. Eenvoudi-
ge eetzalen en recreatievertrekken dienen
om de kameraadschap, waarop het straks
in de harde werkelijkheid zoo zal aanko
men, aan te wakkeren. In hooge mate be
vordert deze synthese tusschen soldaat n
arts de intensiteit van den arbeid. Deze
dienst vangt aan met de colleges aan de
Universiteit van Kiel aan de verschillende
medische faculteiten en wordt besloten met
aan verdere militaire scholing. Sport
als rijden en vechten zijn daarbij na
tuurlijk inbegrepen. En het resultaat van
dit alles is ten slotte een ijverig zwoegen
den examencandidaat in een der kleine
kamertjes van het groote gebouw.
De dagelijksche dienst evenals de gehee
le organisatorische opzet van de academie
ingericht volgens militaire principes.
Hier, evengoed als in de kazerne, kent men
het wekken, aantreden, appèl houden, wa
penhandel enz. enz. Officieren van ge-
kondheid onderriehtan de chefs ar. groepen
ste praedicaat „goed” was, terwijl aan een
buitengewoon hoog percentage der candi
daten het „zeer goed” kon worden toege
kend.
Er zijn verschillen met de universiteiten
zooals wij die algemeen kennen. Men heeft
hier geen tijd om te „boemelen”. Iedereen
moet nadat het semester is afgeloopen, het
examen doen, dat daarvan de afsluiting
vormt. Hiervoor zijn dan ook plichtsbe
trachting en strenge tucht een eerste ver-
eischte. Het ligt voor de hand dat de staat
hier iets tegenover wil stellen. En hij doet
dit door de jongens kosteloos te laten stu-
deeren, terwijl zij kost en onderdak boven
dien geheel vrij hebben; bovendien krij
gen zij ieder een extra subsidie voor de vele
boeken die zij noodig hebben; vele werken
ook kunnen zij van de academie in bruik
leen ontvangen. Verder dient niet over het
hoofd te worden gezien dat elke student
periodiek zijn soldij ontvangt, die overeen
stemt met de rang, die hij in het leger be
kleedde. Zelfs in deze oorlogstijden wordt
nog steeds als belooning in het vooruit
zicht gesteld het kosteloos volgen geduren
de twee semesters van een studie naar
vrije keuze aan een der Duitsche univer
siteiten. Na tien semesters studie aan de
Marine-medische Academie van Kiel, waar
op dan nog de militaire vorming en de
boordcommando’s voor matrozen volgen,
hebben de aanstaande officieren van ge
zondheid hun studie voltooid en worden
als assistentarts (met de luitenantsrang.)
ingedeeld bij de vloot of by een der tnari-
nediensten aan de kust. Zij hebben boven
dien nog de mogelijkheid om na het staats
examen te hebben afgelegd zich op een
bepaald gebied te specialiseeren.
Zoowel bij de bezetting van Noorwegen
als tijdens het offensief in het Westen ver
wisselden de adspirant-doktoren de college
zalen en studeerkamers met de lazaretten
aan het front, om nu eens voor het eerst
van aangezicht tot aangezicht met den vij
and zich van hun taak te kwijten en de
geleerde theorie in practijk te brengen. Zij
zullen naar wij verwachten, wanneer
de oorlog eenmaal tot het verleden zal be-
hooren een nog veel grootere taak heb
ben te vervullen in de teruggekregen ko
loniale gebieden.
Met recht kan de commandant van de
Academie, vlootarts Dr. Evers, trotsch zijn
op de tot dusverre bereikte resultaten.
Immers de bewijzen liggen voor 't
pen. Wie wil, heeft slechts zijn oogerl
openen en hij ziet het toenemende vel
van ons bebouwbaar land, de vereenzaml
van onze dorpen of de braak liggsl
vlakten in Lancashire en Wales. Het veel
b.v. van de tuberculose-commissie in 1
les met zijn schrikbarende statistiek 1
trent de ongelooflijke levensvoorwaal
in dat district is er net naar om ons 1
oogen te houden, dat er in ons onmiddel
vaderland, dat ons toch veel nader ligt!
Middel-Europa, geen gebrek is aan vl
selijke en heel onnoodige kwalen. Hel
dringend noodzakelijk daar een einde I
te maken. I
Een ander pas verschenen document, I
hierover een duidelijke taal spreekt, isl
sociale rondvraag naar den levensstandal
in Bristol, georganiseerd door de univel
teit aldaar, waarvan de resultaten zooel
in een voorloopig verslag het licht zal
Dit verslag frappeert te meer, daar zijl
1937 opgenomen resultaten „typisch 1
voor de voorwaarden gedurende een 1
nomisch bloeitijdperk” en evenzeer, orl
,,het nauwelijks aan twijfel onderhevigl
dat de arbeidende standen in Bristol I
over ’t algemeen veel beter aan toe 1
dan die van Londen en ook wel de meel
andere steden.” I
Hoe staat het dus geschapen met de I
volking in een bloeiende Engelsche si
gedurende een goed bedrijfsjaar? Wij I
len een overzicht uit de inleiding aan: I
de statistiek zijn naar schatting 12.000 fail
lies opgegeven, die het volgens den stal
daard, die in de hier in aanmerking kom!
de klassen "heerscht, alleszins goed gj
Maar deze standaard is natuurlijken?:.]
niet hoog. Aan ’t andere eind van I
schaal staan ongeveer 11.000 families, 4
in de diepste ellende leven. Tusschen 1
beide uitersten liggen twee andere groep!
56000 families hebben een zoo gemiddeil
levensstandaard, dat daarover niets te zl
gen viel. Dat zijn de typische inwoners 'I
Bristol. Daarop volgen 21.000 families. I
wel niet bepaald in armoe leven, maar I
te strijden hebben en wier omstandighep]
geenszins behaaglijk zijn. 40.000 menscil
van dit district echter leven feitelijk in 4
lende; een ongeëvenredigd groot as I
hiervan zijn kinderen, zoodat een vijf!
van de arbeiderskinderen tot familiën 1
hooren, die hun geen voldoende „stal
voor het leven kunnen geven. Let wel, 1
staan de zaken in Bristol gedurende I
goed bedrijfsjaar.” I
Het verslag bevat verder een opmerkt!
die de algemeene sociale, rechtvaardigt]
in dat land uitstekend toelicht: „Een zej
klein aantal schatrijke menschen ge-1
een groot gedeelte van het nationale ink!
men. en zelfs het gemiddelde inkomen val
den middenstand staat enkel ter bescM
king van een verbazingwekkend Xer':|
deel der arbeidende bevolking.
Hoewel dit een politiek onderwerp i
hebben we er toch zooveel plaats voor a>|
gestaan, immers als katholieken mogen "J
niet belangeloos staan tegenover het algn
meene welzijn. En in tijden van crisis dien]
men het algemeene welzijn het best do®]
zoo duidelijk mogelijk aan te toonen, waal
in het werkelijk gelegen is. Daarover M
pen weliswaar de opinies klaarblijkeW]
v v._ zeer uiteen. Indien wij echter met de hq
over de werkelijke ellende van ons eigen j voorgestane meening alleen stonden, zow
allerge- I den wij wel geaarzeld hebben er met zo0]
veel klem vnnr on te komen. I
In het vooraanstaande katholieke Engel
sche tijdschrift „Integration”, uitgegeven
in Cambridge, verscheen in ’t begin van
1939 een artikel onder het opschrift „Edi
torial”, dat in Engeland veel opzien ge
baard heeft. Met de grootste openhartig
heid werd hier de vinger gelegd op een
van de meest etterende wonden in het
eilandenrijk, en de schrijver houdt de be
handeling van die wonde voor dringender
dan dat de Engelsche politiek zich met din
gen buiten het eiland bemoeit. Het is de
sociale misere, die, gelijk hij het voor
stelt, in Engeland zulke afmetingen heeft
aangenomen, dat de uitwerking onafzien
baar dreigt te worden. Wij laten een uit
treksel uit het heden zeer actueele artikel
volgen. Daarbij zal de denkende lezer zich
afvragen, hoe het er heden ginds in En
geland wel moet uitzien, nu reeds meer
dan iy2 jaar de oorlog met zijn geweldige
luchtaanvallen en torpedeeringen van de
Engelsche levenssubstantie heeft geteerd.
Het antwoord hierop zal wel niet twijfel
achtig zijn.
„In zekeren zin moet ieder Engelschman
voelen, dat er in onze voortdurende in
menging in de zaken van andere landen,
in plaats van in onze eigene, iets volstrekt
onbehoorlijks ligt. Onbehoorlijk omdat de
dingen in ons eigen land niet onberispelijk
zijn. Wij zoeken gerechtigheid: zoeken we
ze dan toch eerst bij onszelf! Wij zoeken
vrede vrede is rust in orde laten we
zorgen voor een rechtvaardige sociale orde
in ons eigen beklagenswaardig nationaal
leven.
Niets is gemakkelijker dan aan de bran
dende nationale problemen te ontkomen,
doordat men er de aandacht van afleidt
en zich bemoeit met buiten-Engelsche aan
gelegenheden.
Men spoort ons aan om onze vrijheid te
verdedigen, Maar waarin bestaat in werke-
lijkheid de vrijheid van ’t Engelsche volk?
Generaal majoor F. C. Fuller zegt in zijn
boek „The First of the League Wars” (De
eerste van de volkenbondoorlogen) tref
fend: „Een regeering vol panische stem
ming is niet vrij, evenmin als een door lee-
ningen verplichte wereld of een door de
pers geknevelde bevolking”. En hij ver
volgt: „Het voornaamste vredesvraagstuk is
de tevredenheid in eigen land. Als elk volk
zijn eigen huis in orde houdt en gedurende
de eerstvolgende tien jaren zich enkel om
zijn eigen zaken bekreunt, dan zal ieder
land in staat zijn om zich tot zijn buren te
wenden en te zeggen: Laten we openlijk
met elkaar zaken doen, niet internationaal,
maar universeel, wat vooral beteekent, dat
wij de oude versleten methodes van ver-
deeling en de internationale finantiever-
wikkelingen moeten opgeven, waardoor we
ons plegen te bedriegen, te verslaven en
elkander uit te mergelen.”
Tervredenheid in eigen land! Als we
eens onze internationale ijver lieten va
ren en wilden overleggen, wat er dient ge
daan om dat doel te bereiken! Nog afge
zien van het fundamenteeele en algemeene
probleem van ’t industrieele
met zijn gemechaniseerde en doodende le
venswijze, zijn er zoo dringende vraag
stukken als: onze twee millioen werkloo-
zijn,
proletariaat
venswijze, zijn er zoo dringende
zen, onze millioenen, die ondervoed
onze landbouw met zijn ondergang.
Wat dezen laatste betreft, zijn er
beloften gedaan en vele gebroken.
Inderdaad kan men zulke beloften na
tuurlijk niet gestand doen, zoolang het on
ze kapitalisten vrijstaat, uit de landbouw
productie van ’t buitenland profijt te trek
ken. Juist dit probleem raakt de grond
slagen van ons nationaal leven.
Onze „belangen” hebben hoegenaamd
niets met Roemenië te maken: ze zijn ge
bonden aan Engelschen bodem. Menschen
die veel geschreeuwmaken over het ver
dwijnen van z.g. buitenlandsche democra
tieën en daarbij volslagen blind zijn tegen
land, maken zich schuldig aan de
vaarlijkste huichelarij.