J
OVERZICHT.
^ONZE FEWILL ETQ
WEEKBLAD VOO[ BAADLE-NAS5AU- 1
HERTOG EN OMSTREKEN
UITG.ELECTRI5ZHE DRUKKERIJ
DE JONG BAARLE - NASSAU
4
Het eene noodige:
Kalm vertrouwen
Buitenlandsch
Moordenaars.
De dolk eens
D
O
O
O M Z E T
Mi'
zijn bedreiging te volvoeren. Bliksemsnel
wierp zich de doctor op hem.
Ongelukkige! riep hij uit, terwijl hij
hem het beest ontrukte. Deze slang is be
stemd voor de Smithsinrichting! Thans
heb ik haar en zij zal mij niet meer ont
snappen.
Ten minste, zeide de kapitein, als gij
voorzorgen neemt, dat soortgelijke geval
len niet meer gebeuren.
Dat zal ik, mijnheer! antwoordde de
doctor. Den vorigen nacht heeft een golf
slag de kist omvergeworpen en is mijn
kostganger ontsnapt; dat zal niet meer ge
beuren, geloof mij.
Kapitein Legrat groette en ging heen,
gevolgd door zijn officieren.
Heinrich was ook hierbij tegenwoordig
geweest en verwijderde zich thans. Sir
Mendez was geheel ontsteld door het koud
en somber voorkomen van dien man. Hij
boog ontmoedigd het hoofd, en al het ge
heimzinnige van den afgeloopen nacht
kwam hem op nieuw voor den geest. Die
vreemdeling is mijn vijand, dacht hij.
Zijn hand schreef dat verschrikkelijk
woord Escurial. Hij is de medeplichtige,
de aangewezen wraaknemer der konings-
moorders, die mij voortdurend met hun
ik niet verantwoordelijk voor het leven
van mijn volk?
Maar de slang, waarvan gij spreekt, is
volstrekt niet gevaarlijk!
Wat, een boa?
Het is geen boa! Het is een werveldier
van zeer kleine afmeting.
Is het een brilslang? vroeg de kapitein,
of een koraalslang?
Noch het een, noch het andere, mijn
heer. De ontvluchte behoort tot de zeld
zaamste klassen der slangen, door de na
tuurkundigen Solénoghyphes genoemd.
Een groote vrees deed de omstanders
sidderen.
’t Is een vergiftige slang, zeide kapitein
Legrat.
Ja, merkte een luitenant op, de bril
slang, de ratelslang, de hoornadder en ve
le anderen behooren tot de klasse der ver
giftige. Ik geloof, dat de slang van dr. Spi-
cher een hooradder is.
Juist, mijnheer, mijn slang is een exem
plaar van die allerzeldzaamste soort.
Dr. Spicher ging voort de voortreffe
lijkheden van zijn slang zoo duidelijk mo
gelijk in het licht te stellen, toen eensklaps
zijn betoog door een luiden uitroep onder
broken werd.
Aller blikken richten zich op de deur,
die toegang tot het ruim gaf, en waaruit
de stem scheen te komen.
Na eenige oogenblikken sprong August
een Fransch zeeman, die te Port-Saïd ge
monsterd had, op het dek, roepende:
Hier is zij, hier is zijik heb haar ge
vonden
De moedige jongen hield triomfantelijk
eene slang van een meter lengte in de
hoogte. Zijn hand omklemde den kop van
het dier, ten einde gevaarlijke beten te
voorkomen.
Dat is mijn slang! riep de doctor op
verheugden toon.
Kapitein, vroeg de zeeman, moet ik
haar den kop verpletteren of haar in zee
werpen
In zee werpen? riep de doctor ontsteld
’t Is noodzakelijk, mijnheer! antwoord
de de kapitein.
't Zou een gruwel zijn! Bedenk toch,
mijnheer Legrat, dat deze slang een der
schoonste en zeldzaamste is. Zij is mij
een groote schat, omdat het mij de groot
ste moeite gekost heeft haar te vangen, en
ik van plan ben....
Hij hield eensklaps op.
August naderde de verschansing om
R
ADVERTEEREN
STIJGT
U W
6
Toch hebt gij u verstout voortdurend
mijn bevelen te wederstreven.
De doctor sprong op.
Maar die bevelen waren barbaarsch!
riep hij uit.
Barbaarschherhaalde kapitein Legrat,
terwijl hij stampvoette, barbaarsch!
Ten minste wreed, mijnheer!
Luister, mijnheer Spicher. Ik verdraag
de beschuldiging niet, de beleefdheidsvor
men vergeten te hebben. Gij beschuldigt
mij onrechtvaardig, want gedurende het
geheele verloop der zaak ben ik niet bui
ten mijn recht gegaan. Of zou ik het recht
niet hebben mijn volk te bevelen, dat zij
een losgebroken slang zoeken, die vrij
over het schip rondkruipt, zonder van
barbaarschheid beschuldigd te worden
Mijnheer, sta mij toe....
Mijnheer ik wil niets meerhooren. Ben
De strijd in Polen duurt met toene
mende hevigheid voort. Met een
moed, waarvoor zelfs de Duitschers
respect hebben, verdedigen de be
woners van het onder den voet ge-
loopen land eiken meter grond. War
schau is geheel omsingeld door de
Duitschers en heeft ontelbare lucht
aanvallen te doorstaan. Intusschen
schijnt toch de opmarsch der Duit
schers niet meer zoo snel te gaan.
De Polen hebben zich op een meer
naar achteren gelegen lijn verschanst en
de Duitschers van hun kant hebben zich
genoodzaakt gezien troepen aan het Oost
front te ontrekKen, wegens den steeds
sterkeren druk, die op den Westwall door
de Franschen wordt geoefend. De Duit-
sche troepen rukken verder in het Zuiden
van Polen op; de Slowaken maken mel
ding van vorderingen tussdhen de San en
de Wislok.
Rusland mobiliseert.
Of met dit plan ook de Mobilisatie in
Rusland in verband staat, is een vraag,
even moeilijk te beantwoorden als de ge
heele houding der Sovjet-Unie te begrij
pen is. Volgens sommiger opvatting zou
Rusland nu ook zijn deel in de buit gaan
nemen en vinden, dat Duitschland nu ge
noeg heeft van Polen. In dat geval zou het
dus overeenkomstig het militaire verdrag
met Hitler, zich niet mengen in de Pool-
sche kwestie en Duitschland niet aanval
len, maar toch van de gelegenheid ge
bruik maken, om zijn portie te krijgen, in
de hoop dat dit op vreedzame wijze, al
thans zonder breuk met zijn partner, kan
plaats hebben. Maar anderen wachten lie
ver met hun oordeel en achten elke ver
rassing van deze, nimmer bijzonder be
trouwbaar gebleken zijde, mogelijk.
den, welke haar op eenigerlei gebied
overlast kunnen bezorgen. Hieronder
heeft men o m. te verstaan, dat alles wat
aan een behoorlijke verdediging in den
weg staat, op bevel der militaire overheid
zal moeten worden opgeruimd. Deze har
de bepaling wordt in zooverre verzacht,
dat bij een dergelijk gebiedend optreden
inden regel de getroffenen zullen worden
schadeloos gesteld.
Ook voor land en tuinbouw zijn ver
schillende maatregelen getroffen. De re
giering heeft .met groote voortvarendheid
eh prijzenswaardigen ijver onze levensbe
langen behartigd.
Wat zouden wij verder beter kunnen
doen, dan hier het woord in herinnering
te brengen van onze geëerbiedigde Konin
gin: „Allen moeten wij nu het hoofd koel
Houden, en, zonder ons te laten veront
rusten, opgewekt en nauwgezet doen,
wat onze plicht is”. Dit is voorwaar een
groot en wijs woord, dat elk Nederlander
in deze dagen in zijn hart met zich behoort
rpnd te dragen, ons wachten wellicht nog
dlgen van beproeving; doch laten wij
trouw blijven aan den Koninklijken
mannen die zonder aarzelen hun plaats
aan de grenzen hebben ingenomen, hoe
zwaar het ontelbaar velen moet zijn ge
vallen, zich te ontrukken aan hun gezin
en werkking.
Op ons rust de plicht en wij zijn
vastbesloten, dien te vervullen om el
kaar te steunen en te beschermen, samen
te werken in het belang van ons nationaal
welzijn. Daartoe zal ook onze landbou
wende stand krachtig medewerken, overal
en bij alles, waar het belang van ons aller
vaderland dit vereischt.
(Nadruk verboden.)
De groote beproeving is ten tweeden
male in deze eeuw over het oude Europa
gekomen: de strijd der groote mogendhe
den. Ons land is daarbij niet betrokken
gelukkig en wij mogen de hoop koesteren,
dat wij er ook niet bij betrokken zullen
worden. Wat wij in deze dagen vóór alles
noodig hebben, is: kalmte en vertrouwen,
een koel hoofd, begrip van den toestand.
Wij weten thans, nog beter dan in 1914
welke verschrikkingen de moderne oor
log met zich brengt; wij kennen nu, ge
leerd door de ondervinding opgedaan ge
durende de jaren 1914—1918, de onme
telijke jammeren ellende, welke zij na
zich sleept. Den ouderen onder ons ligt
de wereldoorlog nog versch in het geheu
gen; er komen in het menschenleven ge
beurtenissen voor, die zich zoo scherp in
het geheugen griffen, dat zij nimmer ver-
bleeken.
De kiant en de radio brengen ons da
gelijks opnieuw de gruwzame berichten
over de wederzi.iHsrhp Urija-----:-!-.—3---
en ons hart krimpt bij het kennis nemen
van al het wee, dat opnieuw over het
menschdom komt.
Doch bij al het medelijden, dat wij ge
voelen, komt bij ons de dankbaarheid bo
ven, dat wij gespaard blijven voor deze
ellende. Immers, Nederland houdt zich
angstvallig buiten het conflict en vermijdt
alles, waardoor het in den noodlottigen
maalstroom zou kunnen worden mede-
gesleept. Onze regeering neemt destipste
neutraliteit in acht, evenals in den vorigen
oorlog, zooals het de Nederlandsche tra
ditie wil en zooals onze belangen eischen.
Beide oorlogvoerende partijen hebben
ons de stelligste verzekering gegeven, dat
zij bereid zijn, deze neutraliteit te eerbie
digen, mits de onzijdigheid van onzen
kant eveneens trouw wordt gehandhaafd.
Ieder Nederlander, van hoog tot laag, is
er dan ook van doordrongen, dat ieder
voor zich er toe dient mede te werken om
elke overtreding op dat punt te voorkomen
daar iedereen er van overtuigd is, dat één
enkelen misstap de vreeselijkste gevolgen
zou kunnen hebben.
Wij meenen derhalve te mogen zeg
gen, dat wij in dat opzicht gerust kunnen
zijn. Velen hebben zich ongerust gemaakt
over de op 1 September van regeerings-
wege gedane bekendmaking, dat Neder
land in staat van oorlog is verklaard. Op
zichzelf bevat dit bericht niets, dat ons
behoeft te verontrusten. Het beteekent al
leen, dat de bevoegdheden van het bur
gerlijk gezag ten aanzien van de openba
re orde en die van de politie voor een deel
zijn gelegd in handen van de militaire
overheid.
Dit beteekent o.a. dat de besturen van
provinciën, gemeenten, enz. alsook de
ambtenaren in dienst van die lichamen,
verplicht zijn aan de militaire autoriteiten
alle door deze noodig geachte inlichtingen
te verstrekken. Ook de bevoegdheden,
waarover de burgemeesters beschikken
in buitengewone nmctanrnok-j
_r yv.r.ay uvciyegaan.
De nieuwe toestand houdt ten aanzien
van de voedselvoorziening dit in, dat het
militaire gezag kan overgaan tot het doen
van huiszoekingen in het belang der voed
selvoorziening. Ditzelfde herinneren wij
ons eveneens uit de bange jaren 1914-’ 18
Verder strekken de militaire bevoegd
heden zich uit tot zekere wettelijke bepa
lingen. Zoo is het militaire gezag gemach
tigd tot het eventueel buiten werking stel
len van bepalingen der Arbeidswet, Vei
ligheidswet en Kinderwet. Zoo kan wor
den verordend, wanneer de omstandighe
den dit noodzakelijk maken en het lands
belang dit vereischt, dat de arbeidsduur
meer dan 45 uur zal moeten bedragen.
ledereed zal ook de noodzaak inzien
van de bepaling, dat de burgerij geen be
zwaar zal mogen maken tegen toestan-
rr«