.1 u. Ranze FEyiLLmff F WEEKBLAD VOOR BAADLE-NAS5AU- 1 I HERTOG EN OMSTREKEN WIJ ZIJN BEREID. DE WARE VREDE IS ALLEEN UIT GOD. UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ f DE JONG BAARLE-NASSAU. 34e Jaargang k 6 MEI 1939 No. 18 ALS U MIJ VRAAGT J De Dochter van den Bandiet, •T a TT sprak hij op somberen toon, terwijl hij mij uit de kamer trok, ga mede om de penningen te zien. Paterno, prevelde de oude, wier hoofd op haar hoofdkussen teruggevallen was, nooit zal mijne dochter Lucia uw zoon Giacomo huwen! Ach, heb medelijden, sprak Lucia half overluid terwijl zij ons op eenige passen afstands volgde, denk er aan dat hij een geneesheer is. Een geneesheer, bromde Paterno, de schouders ophalende. Hij heeft veel van een geneesheer; hij is een Engelschman en hij zal tienduizend piasters betalen. Ik was door dit tooneel zoodanig ont hutst, en zoo ten volle overtuigd van den gevaarlijken toestand waarin ik mij be vond, dat ik geen den minstens weerstand bood, en mij liet leiden zonder te vragen, waarheen. Wat vermocht ik ook geheel alleen en ongewapend, tegenover een bandiet van top tot teen gewapend en tot alle misdaden in staat om zijn voornemen te volvoeren? Wij doorkruisten met zulk eene snelheid de ongebaanste en steilste paden, dat ik geen tijd had tot mij zelven te komen, en meer dan eens kon ik bijna geen adem halen door dezen duizeling- wekkenden marsch, waar ik als meege sleept scheen door een wild dier, dat mij wilde verscheuren. Nu moesten wij klimmen, dan dalen, langs den sieilen bergrug, en wanneer ik naar beneden zag, ontwaarde ik niets dan afgronden, rotsen en bosschen, Hebt gij gezworen mij het leven te be nemen? zeide ik eindelijk tot mijn onver- biddelijken gids. Er zal u geen kwaad geschieden, ant woordde het opperhoofd der bende, maar gij zult een losprijs van tien duizend pi asters betalen. Een losprijs? herhaalde ik verwonderd en wanhopend over dit onverwachte be richt. Tien duizend piasters, die gij mij in schoon klinkende munt zult uitbetalen. Maar, mijn waarde heer, ik bezit geen tien duizend piasters, en heb die nooit ge had. Gij moet ze hebben, exellenza, gij moet ze hebben na verloop van vijf dagen, of gij zult u moeten onderwerpen aan een flinken dolkstoot, die u van den last der armoede zal bevrijden. Laat ons transigeren. Ik kan u, niet na verloop van vijf dagen, maar nu dadelijk, eene som geven van drie of vier duizend franken, die ik medegenomen had om die vervloekte penningen te koopen. (Houdt wat stikstof bij de handl) Na korter of langer tijd van stilstand in den groei van onze cultuurgewassen, door wat voor invloed dan ook, is het altijd goed een beetje te helpen bij den hergroei. An- Is het van Engelsche zijde wel de juiste tatiek, om tegenover een eventueele drei ging van andere zijde de dreiging van het bolsjewisme te stellen? Dit laatste zou een bedreiging vormen, niet tegen een of twee landen in het bijzonder, doch van de be schaving van geheel Europa, van de ge- heele wereld zelfs! Dit voelt b. v. ook Po len zoo goed, dat het zich er tegen verzet, de roode troepen eventueel door zijn ge bied te laten trekken, indachtig aan het „J’y suis, j’y reste!” Zoo staat ook Nederland tegenover de situatie. Wij zijn waakzaam naar alle kanten. Wij gevoelen ons niet speciaal van een of andere zijde bedreigd, doch wij hebben onze maatregelen genomen om ons althans niet als een weerloos volk te laten overrompelen. Wij hebben, helaas te veel leerzame voorbeelden gezien, om niet op onze hoede te zijn. Wij gevoelen ons gerust door de zekerheid dat door de autoriteiten alles is gedaan, wat slechts gedaan kon worden, om het hoofd te bie den aan het gevaar, onverschillig van welke zijde dit ook moge komen. Wij zijn bereid! Wij, Nederlanders, zijn qeen militaris tisch volk. Chauvinisme is bij ons ver te zoeken. Wij laten iedereen met rust en wenschen met iedereen in vrede te leven; doch wij wenschen wederkeerig met rust en vrede te worden gelaten. Dit wil echter geenszins zeggen, dat wij weerloos zijn. Wij zijn gereed en be reid om onze vrijheid te verdedigen; en wanneer wij zien hoe onze jongens aan de grenzen en de kustt waken, hoe zij een eventueelen indringer zouden ontvangen, dan mogen wij gerust zeggen: Wij zijn bereid. Met dat al hebben wij slechts één wensch, één gedachte, die al het andere overheerscht: moge het gevaar van oor log aan de gansche wereld voorbij gaan, en vooral: moge het niet noodig blijken, dat er één droppel bloed wordt gestort van onze soldaten, die zonder aarzelen gehoor hebben gegeven aan de roepstem van het vaderland. Wanneer zij daar staan met de wapenen in de hand, is het niet om aan te vallen, doch om te verdedigen. Er wordt slechts van hen gevraagd, er toe bij te dragen, dat onze neutraliteit wordt geëerbiedigd. Daartoe zijn wij bereid. (Nadruk verboden.) Volgaarne neem ik deze som aan, zon der evenwel iets van de tien duizend pias ters af te dingen. Is het geld niet in uw va liesje? Ja, natuurlijk. Wie heeft u gezegd dat ik een valiesje heb en dat er geld in is? Wie mij dat gezegd heeft? Wel, het va liesje is reeds in mijne handen. Mijn valies? en mijn paard, riep ik wan hopend uit. Wij zullen u het paard teruggeven zoo- dra gij uw losgeld betaald hebt; want het is een bonk die zijn eten niet verdient. Is het mogelijk, zeide ik onthutst, en Charles, die jongman die mijn paard en valies bewaarde? Gij hebt hem toch geen kwaad gedaan? Waar is hij? Stel mij toch in ’s hemels naam omtrent zijn lot gerust. Wees gerust, gij zult hem zoo aan stonds wederzien, en men zal hem u met uw paard terug geven, zoodra uw losgeld betaald is; is hij uw bediende? Wie? Charles? neen, hij is mijn vriend, hij is een schilder van de Italiaansche school.... Aha, is hij geen bediende of palfrenier, in dat geval zal hij ook losgeld moeten be talen eenige honderd piasters voor mijn volk. Wel drommels, een schilder! Men zal hem loslaten voor vijf honderd Ro- Waar gaat de wereld heen? Dat is de beangstigende vraag, die men zich in wel haast ieder land der aarde stelt. Van eeni ge opluchting, van eenige opklaring van den politieken hemel is nog geen sprake. Er heerscht stilte, op het oogenblik. Doch is dit een stilte, waaruit iets goeds belooft voort te komen of is het integendeel de stilte, die aan den storm voorafgaat. Wij kunnen de toekomst niet doorgron den. Wij kunnen slechts hopen, dat de groote mogendheden in deze bange da gen zich ten volle bewust zullen zijn van de groote verantwoordelijkheid, die op hen rust. Velen, ook in ons land, zullen bijvoorbeeld met groote bezorgheid heb ben gezien, dat Engeland zich van de me dewerking tracht te verzekeren van de Sovjetrepubliek om den vrede te hand haven. Het lijkt een bedenkelijk procédé. Indien de vrede inderdaad gehandhaafd kan worden, heeft eventuele overeen komst tusschen beide mogendheden niet veel om het lijf. Wij zijn er den laatsten tijd, meer dan ooit in de geschiedenis het geval is geweest, aan gewoon geraakt om overeenkomsten tusschen staten te gaan beschouwen als dingen, waarmede geen rekening wordt gehouden, als dit niet strookt met belang van een der ondertee- kenaars. Van het in de lucht hangende verdrag tusschen een der eerste democratische staten en het bolsjewistische Rusland kan men slechts hopen, dat het niet van woor den tot daden zal komen en het bolsje wisme geen gelegenheid zal krijgen om, in geval van conflicten, te trachten vasten voet te krijgen in het overigens hermetisch voor Russische invloeden gesloten gehou den Europa. Wij weten nu eenmaal, dat in troebel water visschen een van de meest geliefde middelen is, waarvan de volge lingen van Lenin zich plegen te bedienen. 4 Paterno! riep de oude vrouw op ont- zagwekkenden toon, terwijl zij zich in haar bed oprichtte. Voer hem niet weg, bad het meisje smeekend. Pas op, hernam de zieke met een drei gend gebaar, indien gij dezen goeden heer niet met eerbied en onderscheiding behandeld, die mij zoo menschlievend heeft bijgestaan... Zonder hem was mijne moeder dood, voegde Lucia er getroffen bij, die vooruit was getreden om den weg aan Paterno te versperren. Als gij een haar van zijn hoofd krenkt, sprak de oude, die zien nogmaals in haar bed oprichtte, indien gij geweld jeqens hem gebruikt.... Wat wilt gij, hernam Paterno, de hand aan het gevest van zijn dolk slaande. Het is eerder aan u om op te passen! Kom, Het Katholiek Comité van Actie „VOOR GOD” schrijft ons: Zal de moderne menschheid ver standiger worden? Slechts Een is er, Die hierop antwoord kan geven. En voor den troon van dien Eenen vinden alle Godgeloovigen elkaar, als zij bidden: „Geef Vrede, Heer.... Verlicht het inzicht van hen, die lei ding moeten geven Voor allen, die in God gelooven is dit de eerste en voornaamste vredes- arfiA PAn Qz-fio, xuallzo xrckr nifQQtaf ven al ons gepraat. Al onze vredes plannen worden steeds weer verzwakt door de domheden, waaraan wij al len ons schuldig weten. De ware vrede is alleen uit God. ders kunnen de gewassen zeer lang kwij nen voor er wat schot inkomt. Precies het zelfde is het geval met de graslanden, als deze door afgrazen of afmaaien plotseling onderbroken worden in den groei. Het is dan dringend noodig, dat men te hulp komt en zoo als het ware de planten een klein zetje geeft om op gang te komen. Starten na eenige stilstand van den motor kost extra benzine nietwaar? Bij den groei der planten is stikstof wat de benzine is voor den motor. De plant mag kali en kalk en fosforzuur in den bodem gereed vinden voor het ge bruik, met de stikstof is dat niet zoozeer het geval. Bij den hergroei lijden de plan ten dan ook vaak aan stikstofgebrek. En juist in deze maanden, Mei en Juni, hebben de planten extra stikstof noodig. Doorwerking van hetbodemvochten door neerslag kan deze buiten het bereik der nog kleine plantenwortels zijn gekomen en kunnen deze niet opnemen, wat toch zoo dringend noodig is. Het is bekend, dat suikerbieten, maar vooral ook voederbie ten in den eersten groeitijd veel stikstof behoeven. De aardappelen hebben in de zen tijd meer stikstof nnndin dan in de la. tere groeiperiode. De stikstofopname van zomergranen is in Mei en Juni het grootst. We verlangen jong eiwitrijk gras voor wei de, kuil of hooi, maar voor eitwitvorming is stikstof noodzakelijk. Men kan in deze stikstofbehoefte voor zien door zwavelzure ammoniak, als dit kan in verband met de kalktoestand van den bodem. Men kan ook en nog beter kalksalpeter of kalkammonsalpetergeven. Deze beide hebben het voordeel, dat ze ook nog kalk geven en op de structuur van den bodem zoo gunstig werken. Als u mij vraagt zou ik zeggen: houdt wat stikstof bij de hand en geeft na groei- stilstand de planten een zetje om weer vooruit te komen. (Nadruk verboden) '■K J 5» sflt I jiwi :N D

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1939 | | pagina 1