WEEKBLAD VOOR BAADLE NASSAU I I I HERTOG EN OMSTREKEN UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ f..~DE JONG BAARLE-NASSAU T4: I 34e Jaargang SINT WILLIBRORD I- 8 APRIL 1939 No. 14 van ALS U MIJ VRAAGT Vreemdelingenverkeer, een Landsbelang, alle wijsheid. Begin i APOSTEL VAN BRABANT. Bemint gij het leven, verspil dan den tijd niet, want daarvan Is het gevormd. Franklin. Menschen, die altijd angstvallig zorg dragen voor hun gezondheid, zijn als gierigaards, die een schat verzamelen, waarvan zij nooit zullen durven genieten. Sterne. Er komen evenveel ondeugden hier uit voort, dat men zichzelf niet genoeg acht, als daaruit, dat men zich te hoog schat. Montesquieu. (Lucht de groote stikstofbron. Het is vooral, men kan haast zeggen, het is alleen de stikstof, die zich niet aan de bodembestanddeelen bindt en die dus gevaar loopt om door verschillende oorzaken voor den plantengroei verloren te gaan. Dadelijk willen we er aan toe voegen, dat ook kali verloren kan gaan. Dit verlies wordt door verschillende invloeden ver oorzaakt. Daar heeft men in de eerste plaats de uitspoeling veroorzaakt door het gemakkelijk oplossen van het planten- achteloos voorbijgaat doet zich tekort. Het moet bij duizenden en duizenden over Brabant en ver daarbuiten verspreid worden. Daarom heeft het Comité den prijs, één kwartje, uitermate laag gehou den. Alleen reeds de kunstzinnige omslag met den schoonen Sint Willibrord van Luc. van Hoek is het kwartje meer dan waard. Toen Brabantia Nostra het initiatief nam tot de oprichting van een Brabantsch Willibrordus-Comité onder voorzitter schap van Prof. Aug. C. J. Commissaris van het Seminarie IJpelaar, hebben som migen misschien gedacht en gezegd: Waarom nu een afzonderlijke Brabantsch Willibrordus-Comité? Sint Willibrordus is toch de Apostel geweest van de Friezen en niet van de Brabanders! Als er velen iets dergelijks gedacht of gezegd hebben, dan is het juist nog meer noodzakelijk geweest een eigen Bra bantsch Willibrordus-Comité op te rich ten. Al was het alleen maar om het volk van Brabant en van al de overige Neder landen te genezen van den waan, dat Sint Willibrord bijna uitsluitend zou ge predikt hebben in Utrecht en omgeving; en dat Brabant in het leven van den Apostel der Nederlanden slechts een on dergeschikten rol zou gespeeld hebben. De waarheid is, dat Brabant een zeer, een uitermate belangrijk arbeidsterrein geweest is van Sint Willibrord. Om dit kort, bevattelijk, onomstootelijk en over tuigend aan te toonen, heeft het Willibror dus-Comité een beroep gedaan op den Brabantschen historicus Dr. P. C. Boeren een deskundige in de Middeleeuwsche geschiedenis. Het boekje van Dr. Boeren „Sint Willi brord Apostel van Brabant”, dat dezer dagen van de pers kwam, was voor ons niets minder dan een openbaring. Wij hadden er geen flauw vermoeden van, dat Sint Willibrord zulk een belangrijken rol gespeeld heeft in Brabant; dat hij er alle eeuwen door zulk een groote plaats heeft ingenomen in de Volksdevotie. Om slechts enkele punten te noemen: Wist U, dat Sint Willibrord twintig jaar lang de bisschoppelijke macht heeft uit geoefend in de Kempen? Wist U, dat Sint Willibrord zooveel goederen gekregen heeft van de Brabant- sche grooten, dat hij de grootste grond bezitter is geweest van de Kempen? Wist U, dat Sint Willibrord met recht genoemd kan worden de stichter van den Brabantschen Boerenstand, omdat hij op zijn goederen de boeren heeft vrijgemaakt. Wist U dat er van de 84 Willibrordus- kerken in de Nederlanden (Nederland en Belgie samen) niet minder dan 48 opeen gehoopt liggen in de Kempen? Zoo zouden wij kunnen voortgaan. Maar wij verwijzen liever naar het boekje van Dr. Boeren, waar drie zeer interes sante kaartjes in staan, die het voorgaande met een oogopslag laten zien. Bovendien bevat het eenige aardige illustraties van Sint Willibrord in Brabant. Daarbij geeft het boekje van Dr. Boeren een inzicht in de oudste geschiedenis van Brabant, dat men elders tevergeefs zal zoeken. Het Brabantsche Willibrordus-Comité heeft met dit boekje een zeer gelukkigen greep gedaan. De voorzitter van het Co mité, die het boekje inleidt, schrijft: dat het in geen enkel Brabantsch huisgezin mag ontbreken. Inderdaad, wie het boekje afwijst of doch komt terecht in de zakken van hon derden, direct of indirect. De nijverheid van voedingsmiddelen, landbouw, tuin bouw, veeteelt en visscherij trekken uit een stijgend vreemdelingenverkeer dade lijk voordeelen. Bovendien vinden ontel bare bediijven werk door levering aan ho tels, restaurants, café’s, het verkeerswe zen; enz. Wij noemen bij voorbeeld slechts meubelfabrieken, textielfabrieken, aarde werk- en glasfabrieken, machinefabrieken ijzer- en staalfabrieken, leerfabrieken, rubberfabrieken, kolenleveranciers, ben zine- en olieleveranciers, bierbrouwerijen slagers, kruideniers, enz. De import, handel en het bankwezen trekken op hun beurt weer inkomsten uit levering aan industrie, distributie van goe deren en het financieren van het bedrijfs- en handelsleven. Het is duidelijk, dat het vreemdelingenverkeer op deze wijze zelfs invloed uitoefent op werkgelegenheid en volksinkomen in streken, die niet eens door den toeristenstroom worden bezocht. Het is derhalve van groot belang, dat Nederland toeristen trekt. Dat is echter niet veel meer dan een vrome wensch, ijvannee.r wij vergelijkingen gaan maken met het buitenland. Als wij zien, dat in Frankrijk 289 millioen gulden door de buitenlandsche toeristen wordt uitgege ven, in Zwitserland 87 millioen, in Oos tenrijk 75 millioen, in België 29 millioen dan slaat ons land met zijn 4 millioen gulden aan inkomsten uit het vreemdelin genverkeer toch wel een zeer poover fi guur, vooral wanneer wij daarbij beden ken dat wij Nederlanders per jaar meer dan 40 millioen uitgeven in het buiten land. Op die manier worden wij jaarlijks tientallen millioenen armer. Komt dat, omdat ons land minder in- terressant is dan andere landen? Bestaan er voor den vreemdeling speciale rede nen van politieken of economischen aard om ons land te mijden? Volstrekt niet. De fout ligt bij onszelf. Wij maken in het bui tenland te weinig reclame voor ons eigen land dat is de heele zaak. „Onbekend maakt Onbemind” is en blijft een waar spreekwoord. Wij kunnen nooit genoeg bekendheid geven aan ons land buiten onze grenzen. Schrielheid in dat opzicht wreekt zichzelf, dat blijkt uit het boven staande overzichtje. Wanneer wij vreemdelingen willen trekken en dat is in alle opzichten een landsbelang dan moeten wij ons daar voor de noodig moeite en kosten getroos ten. Daartegen op te zien zou getuigen van een zeer slecht beleid! (Nadruk verboden) Het Katholiek Comité van Actie „Voor God” schrijft ons: (Korrelmaïs uit eigen bedrijf.) Er is in de laatste jaren heel wat ge schreven over de teelt van korrelmaïs in ons land. Jaren terug zou men dadelijk ge zegd hebben, dat het niet moge lijk was hier te lande met succes maïs te verbouwen met het doel om er voldoende zaad van te oogsten. Voor het groenvoederen, even tueel inkuilen van de groene plantendee- len, voelde men nog wel wat en daaraan werd hier en daar ook wel iets gedaan, maar om te trachten rijp zaad van maïs te verkrijgen zou, meende men, geen ren dabel pogen zijn. Doch wat men vroeger meende, blijkt later wel eens niet juist te zijn. Wantin den laatsten tijd zijn na herhaalde proef nemingen de opvattingen omtrent de ren tabiliteit van den verbouw van korrelmaïs wel gewijzigd en ziet men op verschillen de velden reeds dit gewas verbouwen. Hierbij valt het op, dat de meeste gronden er wel geschikt voor zijn. Alleen zeer zware klei schijnt moeilijkheden te geven met de rijping. Voor de vruchtwisseling maïs belangrijk, omdat ze het land on- kruidvrij achterlaat. Zelf is maïs heelë- maal niet kieskeurig omtrent haar voor- vrucht. Wat de bemesting aangaat, deze komt vrijwel overeen met die onzer graange wassen, waarbij men moet rekenen op een flinke stikstofgift als de grond minder voedzaam is. Maar op zeer voedzame grond geeft een zware stikstofbemesting een te geil gewas. Stalmest achten som mige deskundigen minder gewenscht. Daar maïs voor de kieming veel warm te noodig heeft moet men niet voor begin Mei zaaien. In sommige gevallen kan het echter reeds in de laatste week van April. Waar het bij den ruimen stand en het aanvankelijk langzaam groeien van de planten vrij lang duurt voor de grond be dekt is, is onkruidbestrijdlng in het begin zeer op zijn plaats. Met als gevolg, zooals we reeds opmerkten, een achterlaten van een onkruidvrij land. Het drogen en bewaren van de zaad- kolven geeft wel moeilijkheden. Doch de ze kunnen overwonnen worden. De op brengsten loopen nog al sterk uiteen. Als U mij vraagt zou ik zeggen, pro beer het ook eens; er zit voor de toekomst wel wat in. I Wordt het in Nederland niet tijd, de ba kens te verzetten, wanneer wij meer wil len profiteeren van het buitenlandsche toeristenverkeer? Wij hebben vanouds de gewoonte, om onze vacantie buiten onze grenzen door te brengen, als het maar eenigszins kan. De goede spoorwegverbindingen, de door de reisvereenigingen georganiseerde tochten, het gemak waarmede de auto bussen ons overal heenbrengen (of dit zoo zal blijven, is op het oogenblik nog de vraag), dit alles wakkert ook bij de min der bedeelden den lust aan, om een kijkje te gaan nemen in het buitenland. Ons eigen land is waarlijk niet misdeeld op het gebied van natuurschoon, maar er zijn veel, heel veel menschen, die zich bij voorbeeld onweerstaanbaar gevoelen aangetrokken tot bergpanorama’s, die zij in Nederlad in verkleind formaat kunnen aanschouwen. Wij zullen ook de laatsten zijn om het af te keuren, dat iemand daar heen gaat, waar zijn hart hem trekt. Doch wij willen ons hier bezig houden met een andere kwestie, welke niet min der de aandacht verdient, en wel deze: hoe is de wisselwerking, dat wil zeggen hoeveel vreemdelingen zien wij in óns land? Afgezien van het indirecte belang, dat Nederland er bij heeft, steeds meer bekendheid te verwerven in het buiten land door de reizigers van vreemde natio naliteit, die ons land hebben bezocht en dus uit persoonlijke ondervinding er over mee kunnen spreken, bestaat er nog een ander belang zeer direct, zeer nuchter en zeer prachtisch. Dat is de geldkwestie. Het vreemdelingenverkeer in ons land is van veel meer algemeen belang, dan velen zoo oppervlakkig zouden meenen. Het geld, dat zij hier uitgeveh en in den regel met milde hand vloeit niet uitsluitend in de kassen van één bepaalde categorie, bij voorbeeld de hotelhouders, Waarborgen en overeenkomsten voor internationale veiligheid zijn alleen dan van eenige waarde, wanneer het geloof in God en de vrees, om Zijn recht te schenden, erkend worden als het begin van de wijsheid. Mannen, in wier handen het lot der naties gelegd is, moeten erkennen, dat vrede niet de vrucht is van diplomatie, maar een Gave Gods. Kardinaal HINSLEY. .t' Ac.» f.'.v L x BAARLES NIEUWS EN ADVERTENTIE BLAD 1

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1939 | | pagina 1