I I Ik wqhzefehilletqT ïsï®rïH I I WEEKBLAD VOOR BAAÖLE-NAS5ALI- HERTOG EN OMSTREKEN F f A a tl 0 A UITG.ELECTRISCHE DRUKKERIJ UiDE JONG BAARLE-NASSAU De Prinses van den Vuurtoren, tF 4 Aan onze Abonnees F' De ontwikkeling van het genot 6 JULI 1935 No. 26 30e Jaargang 1 '5É 1 fi ■1 a - “II sa Uf d’Avenel geeft hiervoor nog de volgen de voorbeelden De viese, ruwe, houten nap, waar de minvermogenden in vroegere eeuwen uit aten, had meer van de trog voor veevoe der dan van de zilveren en tinnen borden der hoogere klassen. Maar de goedkoope steenen borden, die thans de gemeene man op tafel heeft, verschillen niet veel, noch in uitzicht, noch in zindelijkheid, van de duurste porceleinen borden. Tus- schen een man, die beschikken kon over een eigen boodschapper en een man die geen inkomen had, dat hem veroorloofde ooit met een bloedverwant te correspon- deeren, lag een afgrond. Het verschil tus- schen de telefoon, waarvan de gegoede zich kan bedienen, en de gelegenheid om voor enkele centen een brief te versturen, ken en daar komt een uur geleden het meisje bij ons en - maar waarom zou ik u alles haarfijn vertellen, wat zij mij zeide, viel hij zichzelf in de rede, ge weet immers precies, wat gezegd kan hebben want anders had ’t nog ongelukken gege ven. En nu, blijft ge er bij, het meisje te wil len hebben? Als zij je werkelijk alles verteld heeft, begon de kapitein, dan zult ge ook weten, dat het mijn vast besluit is haar hand te vragen. Ik heb met haar nog niet gespro ken, alleen met haarvader, maar ik denk, dat zij er wel niets tegen zal hebben. En hebt ge er niet aan gedacht, dat ik ook nog een woordje heb mee te spreken? viel Ralf hem in de rede, wiens bloed be gon te koken door de tergende bedaard heid van den kapitein. Neen, dat heb ik niet. Ik heb werkelijk niet vermoed, dat je er iets tegen zou heb ben? En wat geeft u het recht zoo te denken kapitein? Och, die jeugdige verliefdheidjes ko men en gaan immers als eb en vloed; ik ben ook jong geweest, hoor, en weet er alles vanDe oude Frericks verlangt naar rust; waarvan rnoet hij leven? Van zijn karig pensioentje? Ik geloof, dat ik hem grauwe muren bedekten. In een hoek van de kamer stond een bed. Toen beiden het vertrek betraden, ging de hond, die hen op den voet gevolgd was, op een stuk tapijt aan het voeteinde van het bed liggen, maar zoo, dat hij zijn slu- wen blik op den vreemdeling gevestigd kon houden. En wat brengt je nu bij me? vroeg de kapitein, terwijl hij op de tafel bij het ven ster ioetrad en eenige papieren bij elkaar schoof. Ik denk, dat ge ’t vermoed, antwoordde Ralf, hei betreft de dochter van den vuur torenwachter Frericks. De torenprinses O? lachte de kapitein, wat heb ik daar mee te maken? Ce behoeft me niets te verbergen, zei Ralf, ik ben een eerlijk zeeman en heb nooit onder valsche vlag gevarenge weet even goed als iedereen op het eiland, dat Ellen en ik verloofden zijn en met St. Jan zouden wij trouwen. Hij hield een oogenblik op, alsof hij een antwoord van den kapitein verwachtte. Deze zweeg echter en nam een groot mes van de tafel, waarmee hij aan een stuk hout begon te snijden. Daar er geen antwoord volgde, ging Ralf voortVandaag zou ik juist naar den vuurtoren gaan om de zaak in orde te ma- Daar het le halfjaar van 1935 ten ein de is, verzoeken wij beleefd al onze abon nees, het abonnements geld voor het 2e halfjaar, zijnde fl 1,25, vóór of op 21 Juli a.s. te komen voldoen. Na dien datum wordt over het bedrag beschikt met 15 ct. verhooging voor onkosten. De Uitgeefster. de beschavingsmiddelen. Het Christen dom was wel reeds in de maatschappij doorgedrongen, maar er was nog een groote nasleep uit de heidensche bescha ving overgebleven. Het was toch nog al tijd mogelijk dat de lijfeigenen moesten arbeiden voor hunne heeren en dat deze de aarde beschouwden als alleen voor hen geschapen. Omdat het genot der beschavingsmid delen toen aan weinigen gegeven werd, dus zeldzamer was en daardoor hooger waarde bezat, had men er ongehoorde in spanning voor over en deze openbaarde zich in wonderen van persoonlijke dap perheid in het gevecht, in list en bedrog, in schelmerij en ondeugd. Ook de lagere klassen der bevolking bleven op den duur niet tevreden en voer den op hare beurt een reuzenstrijd om zich met een hoogere maatschappelijke waardigheid ook meerdere welvaart te verschaffen. Zoo kwam er een nivelleering van ge not onder de massa, die het genot zelf po pulariseerde en dus minder waarde gaf. Als in die dagen iemand verteld had, die ieder man van het volk tegenwoordig ten dienste staat, is niets anders dan een verschil in graad, Een reis in de derde klas of een reis in een slaapwagen, daar- tusschen bestaat geen verschil, dat ver gelijkbaar is bij het verschil tusschen een reis van vroeger in een postkoets en een reis te voet. Door de nivelleering van het genot is het ook merkwaardig, dat elke nieuwe uitvinding minder belangrijk schijnt dan de vorige. Immers, het thans levend ge slacht heeft de wonderlijkste vindingen beleefd, die elkaar snel opvolgen. Onze geboorte kan in eenige uren naar een oom te Berlijn worden geseind en de goede man stond verbaasd over de snel heid van het draadbericht, waarvan hij het geheim nooit gesnapt heeft. En nu? Nu laat men de jonggeborene zelf per telefoon zijn eerste geschreeuw naar Ber lijn overbrengen en oom verbaast zich er heelemaal niet meer over. Zeppelins en vliegmachines hebben geen kijkers meer; men wacht op den man met kunstvleugels, die zal vliegen als de Engelen op Kerstnacht. Zoo gaat het ook met de genotmidde len. Wat zij den rijken geven weegt niet op tegen datgene wat ze hem ontnemen, het voorrecht alleen te kunnen genieten. Gelukkig gaat deze redeneering van d’Avenel niet overal op. Er zijn nog zeer vele stervelingen, die het loven alszehet redelijk hebben en die God oprecht en hartelijk danken, als ze door hun arbeid in hunne behoeften kunnen voerzien en nu en dan eens kunnen gaan kijken hoe de zon in het water schijnt. Ook zijn er onder de rijken, die het er ruim van kunnen nemen, maar het ma tigjes aanleggen om anderen te kunnen helpen. Op deze twee klassen van men- rchen is d’Avenel niet van toepassing, maaj over het algemeen is zijn beschou wing niet zonder waarde. Zij leert immers dat de menschheid dwaas handelt, door een goeden vriendschapsdienst bewijs, als ik hem, zoolang hij leeft, kost en inwo ning verschaf, en dat zul je me toch moeten toegeven, Petersen, ik ben toch beter in staat vader en dochter iets aan te bieden, dan jij. Wat ik heb aan te bieden, kapitein, is genoeg om ons vieren te onderhouden en meer verlangt niemand, antwoordde Ralf het hoofd vol zelfbewustheid opheffend. Neen, kapitein, ik weet beter, wat u daar toe drijfi. Niet de vriendschap voor den ouden lichtwachter maar het aardige meisje, zij zit u in ’t hoofd, en ge wilt haar aan u ketenen, zonder te vragen of het tot geluk of ongeluk van het arme kind is! De kapitein maakte niet gevraagd zei de ruwen toon, wat ik doe, dat verant woord ik ook zelt. Zeg nu kOrt en bondig, wat je van me wilt. Wat ik wil? Nu, vooruit er mee! Hebt ge mij met deze zaak ook niet willen dwarsboomen? Ik heb u vroeger eens be- leedigd 't was in ’t Haasje maar nu ter wille van het meisje vraag ik u om vergeving. Ik ben driftig; maar ik zal u altijd uit den weg gaan voortaan. Óch, laat die oude dingen toch rusten, zei de kapitein onverschillig, ik begrijp niet, waarom je dat alles weer ophaalt. Hahaha, denk je, dat ik een oogenblik aan Ji 9 Ralf kende den hond wel, ofschoon hij weinig losliep en dan nog altijd in den omtrek van het huis bleef. Een goed beest, zei de kapitein, zijn vinger door den halsband van den dog schuivend, maar je moet wat zachter spre ken, hij kan geen harde stemmen velen. Als het lichter was geweest, zou Ralf het boosaardig lachje om den breeden mond van den kapitein hebben opge merkt. Deze opende intusschen een twee de deur en beiden traden het woonvertrek binnen. Die groote ruimte maakte een ongezel- ligen indruk. Langs de muren stonden eenige kasten en kisten, voor het venster stond een kleine en in ’t midden der ka mer een grootere tafel. Bij de kachel stond op een houten bankje eenig nog pas ge bruikt vaatwerk. De vensters waren bin nen van sterke luiken voorzien, die nu opengeslagen een gedeelte van de naakte, In de „Revue des deux Mondes” schreef bruggraaf Georges d’Avenel eens een wijsgeerige studie over de ontwikke ling van het genot in de laatste zeven eeuwen, voor zoover men zich dit kan verschaffen tegen inruiling van „aardsch slijk”. Hij bedoelde aardsch, tijdelijk genot, waarnaar het geoorloofd is te streven en dat bevrediging vindt door wat wij over het algemeen noemen „genotmiddelen” waarnaar wij verlangen als wij de levens middelen roeds bezitten. Zouden we zeggen: Genot is alles wat men nog niet heeft; d’Avenel zegt: Genot is, wat men alléén bezit. Beiee definities zijn niet geheel juist, want er zijn er, die iets qebken en altijd naar meer en naar iets anders verlangen; er zijn er ook, die in zekere mate tevreden zijn met hetgeen ze hebben en er zelfs van genieten; en eindelijk is het waar, dat menigeen het aangenaam vindt, wanneer meerdere het zelfde hebben, en dus gedeeld genot als dubbel genot beschouwen. Toch staat het vast, dat de toename der genotmiddelen en het meerdere vei- mogen om er deelachtig aan te worden de menschheid niet gelukkiger heeft ge maakt d’Avenel gaat zeven eeuwen in de his torie terug en zegt dan, dat toen een zeer klein deel der menschen genieten kon van De rijke schijnt dubbel zoo rijk als vroe ger, maar verschaft het aanwassen van zijn vermogen hem ook meer positief ge noegen? Het doet hem nieuwe behoeften, nieuwe uitgaven scheppen; hoe langer hoe nutteloozer en kunstmatiger. De vroe gere weelde was een behoeften zijn thans weelde. Is voor den rijke een verblijf aan het strand of in een mooie streek nog even begeerlijk als vroeger, nu de goedkoope sporen en trams er heele zwerven volks uitstorten? Is voor hem het wonen zomers buiten in een fraaie villa nog even genotvol, nu geheele drommen van optrekjes-men- schen om hem heenscharrelen en den omtrek verontreinigen met kinderwagens fietsen, boterhammenpapier en vruchten schillen? Is zelfs voor hem het plezier in het reizen langs den Rijn en op de Zwit- sche meren niet veel verminderd nu reis- bureaux er hun horden heen zenden en de abonnees van de Veluwsche Gourant er komen genieten in een geur van si naasappelen en sigaretten. Doordat iedereen het genot kan sma- wat men in de 19e eeuw kon genieten en i ken, is de waarde er van verminderd, tevens dat de menschen toch niet geluk-- kiger zouden zijn, men zou zijn verhaal voor een dwazen droom hebben gehou den. En toch... er is veel nieuws gekomen; de wetenschap heeft allerlei hulpbronnen geopend, waaruit men genot kan putten, maar nu iedereen er uit putten kan heeft het niet veel waarde. En zoo zal het blij ven. Men kan den toestand van de meer derheid der menschen nog meer verbete ren, men kan ons alles beloven en geda ne belofte in vervulling brengen, het ge luk kunnen we niet geven. Het woord der ouden is nog altijd waar, dat ieder zijn ge luk in zijn binnenste draagt, en dat nie mand bij machte is het naar binnen te dringen bij hem, die het naar buiten heeft gebracht. -W: W V - Li FJ&Ji*. W fvJoS i’i'ii I fc A, '■'tip

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1935 | | pagina 1