F WEEKBLAD VOOR BAADLE-NASSAU-
p HERTOG EN OMSTREKEN
ONZE FEIIILl ETON
I
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
MMiiSDE JONG BAADLE-NASSAU
De Prinses van
den Vuurtoren,
I
De groote lijn,
Rake opmerking
Wegenverkeerswet
22 JUNI 1935
No. 24
30e Jaargang
•4
fe.:
L-%'.
ontwerp van de nieuwe motor- en rijwiel-
wet gaf deze bepalingen uitgebreider in
twee afzonderlijke artikelen.
Het rijden onder den invloed van alco
hol waarop zware sancties gesteld wor
den, is behandeld in het nieuwe artikel26,
de oude „veiligheidsbepaling” was opge
nomen in het nieuwe art. 25. Dit laatste
voegde aan de oude redactie nog toe de
woorden „of redelijkerwijze is aan te ne
men dat de veiligheid op den weg in ge
vaar kan worden gebracht”. Het is duide
lijk, dat hierdoor de werkingssfeer van
deze bepaling aanmerkelijk werd uitge
breid.
Daaraan is thans in het gewijzigde ont
werp nog een veel verder gaande uitbrei
ding gegeven, die het mogelijk maakt op
te treden tegen het euvel der veel te
zwaar of roekeloos beladen vrachtauto’s.
Dit is bereikt door achter de woorden
„met zoodanige snelheid” in te voegen
„of zoodanig beladen”. Naast de snelheid
of de wijze van rijden kan dus ook de be
lading voortaan criterium worden om te
bepalen of de vrijheid van het verkeer
wordt belemmerd of de veiligheid in ge
vaar wordt gebracht.
toen zij den vorige avond langs de rotsen
huiswaarts keerde, was geen beeld van
haar fantasie en ook geen spook geweest,
maar wel degelijk een gestalte van vleesch
en bloedhet was kapitein Kurt.
Nadat hij den lichtwachter had verla
ten, was hij werkelijk naar de eenige her
berg van het eiland gegaan, in de hoop
daar nog gezelschap te vinden. Bij zijn
komst in de lage, met rook gevulde gelag
kamer stonden echter juist de laatste gas
ten op. Zij lieten zich niet weerhouden
door het verzoek van den kapitein om
nog wat te blijven. Morgen begon weer
met het aanbreken van den dag hun zwa
re arbeid, en zoo bleef de kapitein, dien
niemand recht mocht lijden, alleen in de
gelagkamer achter.
Met slaperige oogen en achteloos op
zij geschoven mutsje, ruimde janeen, de
waard, de glazen van de tafeltjes weg en
liet het den laat gekomen gast niet ondui
delijk merken, dat hij hem ook wel graag
zag vertrekken. Vlug dronk de kapitein
dan ook zijn glasje ruim leeg en verliet
met korten groet het vertrek.
De Boerderij schrijft:
a Een paar jaren geleden schreven we
onder deze titel een artikel, om aan te ge
ven, welk stelsel van maatregelen naar
onze meening het best kon dienen om on
ze landbouw en veehonderij intact te hou
den en te voorkomen, dat een groot
deel van onze boerenstand ten gronde
zou gaan.
Er wordt veel gesproken over „aanpas
sing” en daar zijn wij voorstanders van,
doch niet in de beteekenis, die velen er
aan hechten. Die willen eenvoudig, dat
wanneer de boter op de „wereldmarkt”
veertig centen per kg. opbrengt, het inko
men van den boer, het loon van den land-
arbeieer en de rente van verhuurder en
hypotheekgever zich daarbij moeten aan
passen.
Daar zou niet zoo’n groot bezwaar te
gen zijn, als men dan dit soort aanpas
sing consequent voor alle groepen door
voerde. Als het arbeidsloon in de groote
steden, bijv, in onze zeehavens, dan ook
werd vastgesteld in vrije concurrentie
met Chineesche en Japansche schepelin
gen en de overige loonen zich daarbij
aanpasten - ook die van ambtenaren en
daarmeegelijkstaanden in het particuliere
bedrijfen wanneer dan tevens met alle
kracht werd gestreefd naar een politiek
van goedkoop geld, dan zouden alle loo
nen, alle renten, alle pachten en ook alle
lasten en belastingen op veel lager peil
komen te staan en zouden we eenvoudig
krijgen, dat de ruilverhoudingen onder
ling gezond werden, omdat alles in dezelf
de mate naar beneden was geschroefd’
Thans zijn die verhoudingen zoo ge
weldig scheef. De prijs der landbouw pro
ducten ligt bij het indexcijfer 70, terwijl
het indexcijfer voor de kosten van levens
onderhoud in de groote steden nog altijd
tusschen 130 en 140 schommelt. En
waardoor worden die kosten van levens
onderhoud bepaald? Door het totaal van
groothandelsprijzen plus winsten, renten
loonen en lasten. Die 130 a 140 vormt
dus een soort van eindgemiddelde waarin
ook de taalprijzen zijn verrekend, welke
de boer ontvangt. De boer zit er in met
een aandeel, waarvoor hij 70 ontvangt;
en als een eindgemiddelde van 130 al40
wordt verkregen,dan komt dit, doordat er
ook groepen zijn, die voor hun aandeel
ongeveer 200 ontvangen.
In de bouwvakken te Amsterdam be
dragen de uurloonen 66 tot 73 cent per
uur. Dit is wel lager dan voor enkele jaren
maar toch nog driemaal zoo hoog, als het
loon van een geschoold landarbeider, ter
wijl in verhouding tot de prijzen der land
bouwproducten toch het loon van den
landarbeider, te hoog is, om door de prij
zen der producten gedragen te worden,
zoodat de boer uit zelfbehoud gedwongen
is om minder arbeiders in dienst te nemen
dan noodig moet worden geacht In vele
streken zijn dan ook de loonen der land
arbeiders nog lager dan gemiddeld 23 ct.
per uur. De onderlinge ruilverhoudingen
zijn dus wel zeer sterk verbroken.
komen in 1935. Wij zijn toch heusch
geen onbeduidend hoopje menschen. Na
tuurlijk doet zulks niets af aan de kunde
en de bekwaamheid der departementale
hoofdambtenaren, wien wij in dit opzicht
gaarne een eere-saluut brengen. Kunde
en bekwaamheid zijn evenwel niet het
uitsluitend eigendom van enkele volks
groepen. En kunde en bekwaamheid
sluiten niet in, dat men geheel op de
hoogte is van de Katholieke gedachten
sfeer. Dit laatste wreekt zich. Het zou b.v.
niet mogelijk geweest zijn, dat een wets
ontwerp als dat op de vervroegde pensi-
onneering in dezen vorm zou zijn inge
diend.
Het Verweer van den heer Marchant
heeft onbedoeld en ongewild weer eens
het licht geworpen op een leemte, die
aangevuld moet worden.
In „HetKath. Schoolblad” vestigt de
heer De Boer de aandacht op de zinsnede
in mr. Marchant’s brochure, waar deze
zegt, dat zich onder alle naaste adviseurs
van den minister geen enkel katholiek be
vindt.
Wij zullen de aandacht vestigen op de
laatste zin, die ons nog weer eens reali
seert, dat een Departement, waar zulke
belangrijke besluiten worden genomen
die ook ons Katholieke volksdeel raken,
waar zulke belangrijke wetsontwerpen
worden geconcipieerd, die ook onze be
ginselen raken, geen enkel Katholiek
hoofdambtenaar is. Het feit op zich is be
kend genoeg, maar het is toch wel schrij
nend, dat dit nog meer naar voren moet
Nieuwe veiligheidsbepalingen.
Invoering van den wettelijken verzeke-
ringsplicht voor bestuurders van motor
rijtuigen tegen de gevolgen der wettelijke
aansprakelijkheid ligt in het voornemen
derRegeering. Overleg daarover is gaan
de tusschen de ministers van waterstaat
en van Justitie.
Ook in den tekst van het onderwerp
komt nu meer tot uiting, wat ook de be
doeling was van wijlen minister Kalff was
dat de wet zich niet alleen zal bepalen
tot motorrijtuigen en rijwielen, doch ook
tot andere rij- en voertuigen. De onder
scheiding tusschen wegen en rijwielpa
den is dan ook vervallen en de titel van
het ontwerp is veranderd van „Regelen
in verband met het gebruik van motorrij-
ruigen en rijwielen nopens het verkeer
op de wegen en de rijwielpaden” in „Re
gelen nopens het verkeer op de wegen”
waardoor het algemeen karakter van het
ontwerp beter tot uitdrukking wordt ge
bracht. Wordt het ontwerp wet, dan zal
deze dan ook niet genoemd worden „Mo
tor- en Rijwielwet”, doch „Wegenver
keerswet”.
In het ontwerp zijn voorts eenige be
langrijke wijzigingen aangebracht. Zij
betreffen de bekende „veiligheidsbepa
lingen” en de afgifte van rijbewijzen.
Veiligheidsbepaling
De veiligheidsbepaling is nog meer uit
gebreid In de thans vigeerende motor en
rijwielwet verbiedt ait.22 den bestuurder
van een motorrijtuig of rijwiel, daarmede
te rijden over een weg ot rijwiel pad a. op
zoodanige wijze of met zoodanige snel
heid, dat de vrijheid of de veiligheid van
het verkeer wordt belemmerd of intgevaar
gebracht; b. terwijl hij verkeert onder zoo
donige invloed van het gebruik van alco
hol houdende drank, dat hij niet in staat
moet worden geacht het motorrijtuig of
rijwiel naar behooren te besturen. Het
toee zij hoorde, dat haar vader van het
Judasloon bevrijd had, herademde zij.
Wat er ook gebeurd was, hij had het niet
gewild en haar hart sprak hem van alle
schuld vrij.
Vader begon zij, haar hand op die van
haar vader leggend, God is rechtvaardig
maar ook barmhartig. Gij hadt geen
schuld aan het lot dat den arme negers
trof en tegen de verzoeking zijt ge bestand
gebleven.
De lichtwachter schudde het hoofd. Hij
heeft mij gevonden, mompelde hij.
Ge maakt u noodelooze zorgen, vader
en ik begrijp niet, waarom die herinnering
u heden juist zoo kwelt. Laat die droeve
gedachten nu varen, wees weer vol goe
den moed en probeer nu wat te rusten.
«Si
8?»
Hij is ’t! fluisterde de oude man. Het
•rampzalige papier met mijn onderteeke-
ning is in zijn bezit, hij kan mij te gronde
richten, elk oogenblik, wanneer hij ook
wil.
Eenige seconden was het doodstiltoen
begon het meisje weer te spreken met
half verstikte stem.
Wat kan ’them voor voordeel geven,
om u ongelukktg temaken, vader?
Hij wil zwijgen, hij wil ’t papier afge
ven, maar hij verlangt te veel.
Wat verlaugt hij
Jou, stiet de lichtwachter uit.
Daar weerklonk een half verslikte gil
door het kleine kamertje. Het hoofd van
het meisje zonkop de knieen van den be
wegingloos uitstarende vader, terwijl haar
sidderende armen hulpeloos omklemden.
Een diepe stilte heerschte in het vertrek
die af en toe door een smartelijke kreet
onderbroken werd.
De lamp verspreidde een duister licht.
De olie was verteerd en terwijl de kleine
vlam nog af en toe op flikkerde, kroop
door de vensternis, die op het oosten uit
zag, de grauwe schemering van den nieu
wen, jongen zomerdag, naar binnen.
HOOFDSTUK VI.
Wat Ellen zoo verschrikt gemaakt had
God weet, dat ik genoeg boete gedaan
heb, als ik zondigde zuchtte de oude man
God zal erbarmen hebben, maar de men
schen, Ellen, zijn onbarmhartig!
De menschen? vroeg het meisje. Wat
hebt ge van de menschen te vreezen?
Niemand weet immers iets, van wat ge
me zooeven verteld heb.
Maar een weet het, de ellendeling,
die mij toen bedroog.
Het meisje schudde het hoofd. Wat
kan u die schurk schelen 1 zeideze; wie
weet waar hij nu is en of hij nu nog wel
leeft!
Hij leeft, Ellen, hij leeft en heeft me
gevonden.
Gevonden? Hier? vroeg de dochter vol
verbazing. Sedert jaren is er geen vreem
deling op het eiland gekomen.
En er is toch een vreemdeling hier!
viel de lichtwachter haar op ruwen onge-
duldigen toon in de rede; valt den naam
van dien vreeselijke man je dan niet in?
De keel zou me toegeknepen worden als
ik hem zou moeten noemen.
Ellen dacht een oogenblik na; daarop
overtoog een doodelijke bleekheid haar
gezicht.
Vader, slechts een kan het zijn - de
kapitein! zei zij met haperende stem.
7
Met wisselende gevoelens had zijn
dochter naar hem geluisterd; dikwijls
dreigde de adem haar te begeven, maar
A?*'
^>->£
i:
.•V