I I 1 BI S1B WEEKBLAD VOOR BAARLE-NAS5AU- HERTOG EN OMSTREKEN UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ O SDE JONG BAARLE - NASSAU t 30e Jaargang De Prinses van den Vuurtoren. SI Werkverschaffing. Landbouw. 4 MEI 1935 No. 17 f 1 O 3 N ■a. voor- N. T. C. FEUILLETON. - -i. werd door het gouden avondlicht besche nen. Dit smalle, fijngevormde gezichtje, om lijst door zwaar aschblond haar, dat in een enkele vlecht om het hoofd gelegd was, de groote blauwe oogen, de frissche gelaatskleur alles duidde op Friesche af komst; maar toch bestond er een groot verschil tusschen deze fijne, maar toch krachtige meisjesgestalte en het kloeke en door het weer geharde vrouwentype, dat men overal op het eiland aantrof. De zeelieden noemden daarom dan ook het mooie dochtertje van den lichtwachter „de torenprinses.” Het meisje, in het schoone natuurtafe reel verdiept, vergat geheel de vraag van haar vader te beantwoorden. Ver boog zij zich uit het venster om de zoele avond lucht in te ademen en haar droomerige blik volgde een eenzame visscherschuit, die door de purperen zee naar het strand heen stuurde. Daar vlogen twee krijschende meeu wen vlak langs haar heen naar de schui mende branding toe. Ook de lichtwachter hoorde het gillend geschreeuw. Hij zat in een gemakkelijken stoel aan de tafel en blies af en toe een rookwolkje uit zijn steenen pijpje. Zijn eenigszins gebogen gestalte ver- ried ondanks zijn ouderdom, hoe krach tig die eens geweest moest zijn. Nu was zijn haar vergrijsd, het verweerde gezicht geheel gerimpeld en zijn baard, die naar zeemansaard kin en wangen omlijstte, was wit als sneew. Hij had lang als opper- schipper op een oorlogsschip gediend en daarna de betrekking van wachter op den vuurtoren gekregen. Toen hij het gekrijsch der meeuwen hoorde, keek hij ontstemd op, trok zijn wenkbrauwen samen en nam zijn pijpje uit den mond. Je zult zien, dat de strandgeest zich weer gaat vertoonen, Eljen, begon hij, een paar jaar heeft hij ons met rust gela ten! De strandgeest! vroeg het meisje in de kamer terugtredend. Is dat niet een soort spook, of zoo iets? Een spookhmja, lach er maar om Eljen maar Jurgen heeft mij verzekerd, dat hij daar beneden in de Rotsbaai weer ronddoolt. In de Rotsbaai? Maar waarom juist daar? O, dat kan elk kind van het eiland je vertellen. Vele jaren geleden beeft een visscher door een strand vuur verscheiden schepen misleid; zij zijn op de rotsen te pletter geloopen en de zee spoelde de lij- De hooge rijksambtenaar, die het we ten kon,sprak: „Ons domme volk, bijgenaamd de Chi- neezen van Europa, schenkt jaarlijks on geveer 16 millioen aan het veelgeliefde Duitsche vaderland. Omdat wij den voor dit getal benoodigden duitschen dienst bodenstand onderhouden”. Het antwoord luidde en welk ander antwoord zou men geven: „Idioot!” Zeker, en er komt nog bij, dat aan bij na geheel ondoeltreffende zegeltjesplak- kerij voor die duitsche dames, door de Nederlandsche huisvrouwen, die voor hun plezier niet gedwongen worden om vreemde dienstboden in hun huis te ha len, ook nog de noodige honderd duizen den worden uitgegeven, die heel nuttig voor wat beters konden worden besteed. Aan het eerste is niet veel te doen, zegt men, omdar er eenvoudig geen Ne derlandsche dienstboden beschikbaar zijn. Tenzij de regeering den toevoer af sneed en tegelijkertijd op dit gebied een soort dienstplicht verbond aan den steun voor gezinnen met in aanmerking komen de dochters. Het tweede euvel, dat der weggesme ten zegeltjes (tenminste voor het doel weggesmeten) zou kunnen worden onder vangen door de plakkerij voor de vreem de werkkrachten af te schaffen. Men heeft dit wel ooit overwogen, zegt men, maar men vreesde, dat dan de toe vlucht tot hét vreemdelingen element nog grooter zou worden. Kan zijn, kan ook niet zijn, doch in ieder geval zou de koopkracht van ons volk, waar men het zoo druk over heeft, heel wat worden verhoogd, wanneer men den arbeid in de Nederlandsche gezinnen voor ons eigen volk kon doen reservee- ren. Gezwegen nog van de inperking der werkloosheid! |Kx., Aardappelen, suiker- en voederbieten. Deze gewassen stellen wat de bemes ting aangaat groote eischen aan den bo dem. Om flinke opbrengsten te verkrij gen moeten dan ook groote hoeveelheden kali, fosforzuur en stikstof in opneemba ren vorm aanwezig zijn. Vooral wat de aardappelen betreft zal een ruime, volledige bemesting dit jaar op zijn plaats zijn. Het zal immers zaak zijn van de oppervlakte welke men met aardappelen betelen mag, een zoo groot mogelijke opbrengst te halen. Wanneer men nu ging besparen op de bemesting, zou dit een onoordeelkundige bezuini ging zijn. Voor een voldoende fosforzuur bemesting heeft men zeker reeds gezorgd daar is men in den regel niet zuinig mee. Wat de kali betreft (aardappelen zijn ech te kalivreters), daarin kan men zoo noo- dig nog voorzien. Maar dan in den vorm van patentkali. Dan rest nog de stikstofbemesting. Deze dient met zorg te worden geko zen en niet te laat te worden gegeven. De kalksalpeter leent zich hiervoor het best. Nu is h®t de juiste tijd voor het toe dienen daarvan. Do voordeeldïPopnoe- men van kalksalpeter is wel overbodig. Deze stikstofmeststof heeft zich in de laatste jaren zoo ingeburgeid, dat de goe de eigenschappen voldoende bekend zijn Op een groot voordeel van kalksalpe ter bij de aardappelverbouw willen wij hier nog wijzan n.I. op de structuurver- beterende werking van den grond. Maar dit voordeel treedt nog meer naar voren bij de teelt van suiker- en voeder bieten. Dat dit bij deze gewassen werke lijk van groot belang is, heeft de prac- tijk in de laatste jaren op ruime schaal geleerd. Vooral op gronden, welke ge makkelijk dichtslibben of verkorsten, is alleen om deze reden de kalksalpeter bij de teelt van aardappelen, suiker- en voe- ken der opvarenden en de lading aan. En nu heeft de ziel van dien man geen rust in haar graf en blijft daar beneden in de Rotsbaai ronddolen. Zij toont zich echter alleen dan aan de menschen, wanneer iemand op het eiland een groot ongeluk wacht. Zij heeft zich de laatste maal ver toond kort voordat de oude Petersen, de man van Martha van het Witte Duin, schipbreuk leed en met zijn oudsten zoon is verdronken. Dat was een vreeselijk on geluk! Maar vader we weten toch wel, dat al die zeemanspraatjes niets te beduiden hebben. Zeemanspraatjesja, kind, dat zeg jij maar. Maar als ik je nu toch zeg, dat ik en al de anderen, die meer van de wereld gezien hebben dan jij, honderdmaal be leefd hebben.... O die oude verhalen ken ik allemaal vader, viel het meisje den ouden man in de reden, hoe dikwijls hebt u mij niet ver teld van den Kabouterman en van het Doodenschip en hoe al die sprookjes nog meer heeten mogen. Zij stak een houdspaandertje aan en gaf het haar vader. Hier! u vergeet heelemaal uw pijpje. ja, die jonge menschen tegenwoordig, zeide de oude man, terwijl hij een paar Inperking der werkloosheid! Zou iets meer noodig zijn op het oo- genblik dan werk verschaffen, vooral aan het jonge geslacht? Los van de economische verbetering, die er al of niet een gevolg van zou zijn, is het een algemeen toegegeven feit, dat het voor de volkskracht van het aller grootste belang is, dat de jongeren voor al niet met hun handen in den schoot blij ven zitten. Dat zij van de straat afkomen en nuttig worden bezig hehouden. In dit verband willen wij wel bekennen dat het ons een teleurstelling is, dat de regeering, gelijk in het bezuinigingsstuk wordt gezegd, van verhooging van het legercontingent heeft afgezien. Zonder geldelijke offers zal men de werkloosheid niet voldoende kunnen in dijken. En dan komt het er eigenlijk niet op aan, of dat geld nu wordt besteed aan het een of ander zoogenaamd inproduc- tief werk. Wil men het leger onder de onproduc tieve dingen rekenen, men kan dat doen. Maar laat men niet te veel aan groote woorden offeren. Onder den druk der de magogie heeft men bijna schrik te durven zeggen, dat er zonder twijfel iets te berei ken ware wanneer aan het eigen loge: contingent uitbreiding werd gegeven. Men kan aanduiden en zelfs bewijzen, dat het leger op alle mogelijke wijzen werk in het land brengt. Men kan ook aantoonen, dat het voor massa’s jongens een weldaad moet hee ten wanneer zij een tijd onder tucht staan Wanneer zij (dit kunnen vooral de jon gens van den boer zijn) op oordeelkundi ge wijze leeren met paarden omgaan of andere dingen leeren. Het valt niet tegen te spreken, dat de textielfabrieken, dat de schoenmakerijen, dat de leernijverheid gebaat zijn bij wat het leger behoeft. Men kan ook oordeelen, dat men in ons eigen land best geweren en wapenen kan vervaardigen. Wie zou kunnen ontkennen, dat de muzikale wereld blij zou zijn bij het weer oprichten van zooveel afgeschafte mu ziekcorpsen? Hoeveel kleinere plaatsen zouden niet hunkeren naar een garnizoen? Zou dat alles niet een nationaal deel beteekenen? Wij laten nu maar buiten beschouwing dat als verzekeringspremie tegeneen vij- andelijken inval, een grooter leger van groote waarde moet genoemd. Dat mag niet gezegd, omdat de demagogie op de loer ligt en er geen schooner onderwerp is om stemming te maken dan het anti- mtlitarisme en het anti-oorloggeroep, Wij bekijken de zaak hier alleen van het standpunt der demoraliseerende leeg- looperij en zeggen dan, dat men best wat meer jongens in de uniform kan steken. Er is zooveel werkzaamheid in het land, waarvan men zeggen moet dat het op stuk van zaken onnoodige dingen be treft. Is tabak noodig? Is jenever noodig? Is onverschillig welke zuivere genotsuit- gave niette missen, zonder dat de mensch er minder op wordt? Al die dingen brengen echter werk in den winkel en doen het gold rollenver spreiden welvaart zelfs in menig opzicht. Zoo mag men toch het leger ook be schouwen. En als men er aan denkt, dat er gevaar kan bestaan, dat een onvoldoend leger ons den vijand in ons land brengen, bij zonderlijk ook in de zuidelijke provinciën dan wordt het alles nog veel klemmender. Wie andere dingen weet aan te geven om den jongen man goed bezig te hou den, hij geve het aan. leder zit te wachten op goede uitkomst, Maar dat is zeker, dat een lichting dienstplichtigen aan ande ren weer een tijd gelegenheid geeft om te werken ook, zoodat het mes hier dubbel snijdt. 1 Eljen! Ja vader! Hoe is het weer? Zij, tot wie deze vraag gericht werd, een jong meisje, de dochter van den licht wachter trad in de diepe versternis om een onderzoekenden blik naar buiten te werpen. Zij opende het kleine venster. Een eigenaardig geruisch, onderbroken door het rommelen van een opkomende onweersbui, drong naar binnen. Het was hun niet vreemd, dit eeuwige lied van de zee, wier golven brak op de rotsachtige kust. De zon raakte nog juist even met den rand van haar gouden schijf de oneindige watervlakte ver aan den horizon aan en haar schitterende stralen vielen ver over de zee. In duizend kleuren verfden zich de golven en een rose schijn bedekte de geheele zee. Ook de jonge, schoone meisjesgestal te aan het venster boven in den vuurtoren fel $2ft! i::- :-0t Y'"';

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1935 | | pagina 1