ARBEID. WEEKBLAD VOOR BAARLE-NAS5AU- HERTOG EN OMSTREKEN UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ I JONG B AAQLENASSAÜ>:>.üm P Si A Van Antwerpen naar Amerika 30e Jaargang B 16 MAART 1935 No. 10 3 1 1 3 a®: -4 FEUILLETON. ht or n- 3k :1S "St 'St Oude Vader Rijn Zit op zijn gouden troon, n, ie de ot 25 Dat alles klinkt heel mooi, zeide de majoor, maar wil je werkelijk naar de ijs beren in Rusland gaan? Ja, als Helmi mij daarheen volgt, be kende Fred met bliksemende oogen. Ware liefde..., begon de majoor. En u geloofi, dat ze mij bemint? jubel de Fred. Dat moet je zelf zien te weten te ko men, mijn zoon. Let nu wel op. Mijn veld- tochtplan begint. Ik heb niet te vergeefs onder Moltke gediend en hem de wijsheid afgekeken. Met kleine pasjes naderde Klingenberg zijn vriend, die juist bezig was Helmi een en ander te verklaren. Zij scheen niet bijs ter veel belang te stellen in de kunstig met ivoor ingelegde tafel welke Rauhen- fels als bijzonder kostbaar prees. Het is verduiveld heet, klaagde de ma joor, mijn tong kleeft vast aan het verhe melte. Zeg, zouden wij niet naar Assman- haysen roeier en in ’tjcgement De Kroon éten? 'Wat dunkt je, Rauhenfels, een flesch roode Assmannshauser zou zoo kwaad niet zijn. Het zouden er ook twee of drie 10 24 December ƒ34. door Pater Adrianus van Tilburg. Zaterdag 22 December. De zee is kalm Buiten is ’t koud, doch het belooft mooi weer te worden. Pater Francis voelt zich ineens bijna geheel genezen. Hij slaat mij op mijn schouder van blijdschap. Allen spreken over Amerika en gissen naar het uur van aankomst. Men vraagt het aan matrozen, aan de kelners, aan de hof- meesterg. Allen willen met Kerstmis thuis zijn. Eerst wordt het gerucht verspreid dat we pas Maandagavond laat zullen aankomen en dan niet meer van de boot zullen mogen met onze bagage, dan weer dat het best Kerstmis kan zijn eer we New- York binnenvaren. Maar de kapitein brengt 's namiddags meer zekerheid hij lacht heimelijk en zegt dat ze Jgerust mo gen zijn. We hebben immers een goeie boot en ze zal wel laten zien wat ze kan. Daarmee is iedereen voldaan. Het weer is goed en de lucht blauw. Zondag 23 December. Prachtig weer. Pater Francis leest weer de H. Mis. Dat is pas de tweede maal sinds we Antwer pen verlieten. Hij is genezen. Morgen ziet hij moeder terug, den eersten keer sinds vijf jaar en nu als priester. In den voormiddag al ziet ge iedereen op ’t dek, ik bemerk zelfs gezichten die ik op de heel de reis niet gezien meen te hebben. Al wat ziek was is genezen. Ook de Duitsche schepershond is genezen en speelt met een appelsien. Mary heeft haar lipkes eens speciaal dieprood geverfd en de nagels van haar vingers hebben ook den verfkwast gezien. De schoonheidsko ningin heeft zeker heel den morgen voor een spiegel gestaan om van haar oud ge zicht een jong te maken. Onze kelner meent dat er een monster op de boot ge komen is. De Amerikaansche tafelgenoot loopt met Pater Francis en is in ernstig kunnen wezen. Fred onderdrukte een lach, zijn mede saamgezworene wierp hem heimelijk een knipoogje toe. Ik geloof, dat het ’t verstandigste is, wat wij kunnen doen, beaamde de baron, die in ’t voorgenot van zijn lievelingswijn met de lippen smakte. Tusschen den Rheinstein en Assmans- hausen was de strooming zeer sterk, de boot danste op de golven, doch aan de vereenigde inspanning der jongelui geluk te het, den tegenoverliggenden oever be houden te bereiken. In het logement De Kroon bestelde de majoor terstond de spijzen en den wijn voor het geheele ge- zeldschap. Gelijk een sierlijk stuk kinder speelgoed zag van hier de Rheinstein er uit, de vensters van den burcht flonker den in den zonneschein als zilver. De uitgelezen keuken smaakte allen Fred sloeg den majoor gade, die het glas van den baron ijverig vulde en telkens op zijn gezondheid dronk. Op den rooden Assmannshauser volgde een extra fijn merk, dat Rauhenfels bijzonder gaarne dronk, hij was zeer levendig en decla meerde een citaat, dat hij ergens gelezen had: r scheid en blijf dan over de leuning zien naar de haven en naar de bootjes, die op eenigen afstand van ons op en af varen. Stilaan naderen me de gekende wolken krabbers die de een na den ander als enorme stompe of spitse torens hoog in de lucht ver boven alles uitsteken. Pater Francis weet er verschillende te noemen. De hoogste alleen, de Chrysler, ken ik bij naam. Hij is door een der voornaamste katholieke leiders gebouwd. De boot vaart een zijkant van de haven in. Hé, we zijn er, zegt Pater Francis. Ginds staat het volk. Kom, laat ons op het bovendek gaan dan kunnen wij ze beter zien. Pater Fran cis kijkt en kijkt, nee zijn oogen kunnen nu niet missen. „Heei! heeeei! en hij steekt zijn arm omhoog. Een algemeen armgezwaai en welkomstkreten volgen. Maar Pater Francis roept tusschen al dat gejuioh door: „Moeder, Mary! Ja, ze roe pen terug. Daar staan ze langs den kant, zegt Pater Francis en hij wijst ze mij aan Pater Thaddeus, de nievwe Overste van Washington, staat er ook bij. Ik wuif met mijn hoed en deel in de algemeene blijd schap. De boot vaart tegen de aanleg plaats aan, de ophaalbrug wordt neerge laten en de. passagiers dalen atmef lichte beentjes. Wat een vreugde! Pater Thad deus roept me al toe. „He kerel, hoe gaat het?” Hij is zelf een Nederlander uit het Noorden. Hij brengt me bij de familie van Pater Francis, die me hartelijk verwelko men. Ik raap al mijn Engelsch bijeen en ze verstaan me. En 't geen ik niet versta en dat is nogal veel, ze spreken ook zoo vlug wordt me wel door Pater Francis wel verteld. Ik word ook al dade lijk uitgenoodigd tot Pater Francis’ eer ste H. Mis den tweeden dag na Kerstmis en ik moet het aannemen. We wachten een tijdje op onze bagage en moeten dan met onze papieren bij de bazen van den toldienst komen. Doch die heeren worden per nur betaald en van de overuren hebben ze dubbel loon. En dat verhef ik mijn glas op het welzijn van mijn ouden vriend en wapenmakker Rauhen fels, die eenige idee’s fixes uitgezon derd een fideele kerel is. Op mijn eigen welzijn te drinken, verbiedt mij de be scheidenheid. Ik roep dus maar: Lang le ven de aanwezige dames en heeren. Hoe zee! Lang leve oom Klingenbergriepen al len lachend en de fijne kelken klonken met helderen toon tegen elkaar. De kellner kwam zeggen, datde kabel- trein naar Niederwald zoo aanstonds zou vertrekken. Wij blijven stilletjes zitten, zeide Klin genberg tot den baron, de jongelui mogen alleen reizen. Ik heb nogeen flesch besteld die willen wij op ons gemak ledigen. Ja, dat is zeer verleidelijk, gaf Rauhen fels meesmuilend ten antwoord, maar zou ik niet... moet ik niet...? Och, lari farie! riep de majoor, de wijn dien ik bestelde, is voor het jonge volkje veel te goed, wij weten hem beter naar waarde te schatten, oude vriend! Hij duwde Rauhenfels, die was opge staan. on diens stoel terug en wenkte de vier jongelui toe, zich ijlings uit de voeten te maken. Lachend volgden beide paren den raad en bestegen den kabeltram. die hen tot hot .cd gesprek. Jakob is dikwijls bij mij. Een groepje dames en heeren zeggen tegen Jakob, dat hij moet probeeren om mij te bekeeren. Maar Jakob kan geen spotternij hooren. Hij gaat naar hen toe en heel ern stig zegt hij: „Dames en heeren, moest ge weten wat een katholiek priester is, dan zoudt ge zoo niet spreken; 't is den eersten keer van mijn leven, dat ik met een katholiek priester in betrekking ben gekomen, en ik beschouw het als de groot ste eer, die mij ooit bewezen is. Hebt gij andere gedachten daarover, dan is het omdat ge niet weet, wat een priester is”. Jakob komt terug bij me, een beetje op gewonden nog. Een beetje later wandelen we het groepje voorbij, maar geeneen die nog iets zegt. ’s Namiddags is iedreen boven; ze pra ten met elkaar in groepjes van 3 of 4, kij ken naar het water of zoeken in de verte naar de kusten van Amerika. De kapitein in feestkleedij mengt zich tusschen de passagiers. Dadelijk heeft hij een heele groep rond zich heen en er wordt gepraat en gelachen. Iedereen is blij, allen zijn te vreden over de reis. Niemand is nog ziek en de zon en de kalme zee doen alles vergeten. Morgen tusschen vier en vijf irj den namiddag zijn we in New-York. Des avonds gezellig feest. Er wordt een hul- dewoordje gezegd door den anderen ka pitein en hij kent zijn les goed. Een der passagiers springt ook recht en doet de lachspieren werken. Hij krijgt een ge schenk en dan dankt hij op zijn beurt, ’t er heel vroolijk naar toe. Als het feest maal is afgeloopen blijven de meesten zitten. Het is natuurlijk bal. PateT Fran cis en ik, we gaan naar boven en daar vertelt Pater Francis me wat voor gods dienstige levensbeschouwing onze Ame rikaansche tafelgenoot er op nahoudt. Pater Francis heeft hem zoo langs alle kanten vastgezet, dat hij bekende, dat hij op een slechten weg was. Hij heeft hem dan ook zijn leven uitgelegd. Hij had er vroeger tegen mij ook al iets van gezegd, doch ik had toen het gesprek dadelijk een andere wending gegeven. Verschrik kelijk! Wat is het leven zonder God? Bidt eens een weesgegroetje voor hem. Maandag 24 Dec. Het weer blijft prach tig, de zon schijnt al vroeg. In alle kajui ten zijn ze bezig met koffers en valiezen. Alle gezichten lachen. Het dienstperso neel om veel fooikes te krijgen ofwel om dat ze het al gekregen hebben. Onze ka- juitmeester is echter stiller vandaag. Ja Pater, om de waarheid te zeggen, het valt mij hard, dat ik van U afscheid moet nemen, ik ben zoo aan U gehecht geraakt Ik zou U graag eens afzonderlijk gespro ken hebben, maar ik zal U later wel eens schrijven. Ik geef hem mijn adres; dat had hij al afgeschreven van mijn koffer. Een brave kerel, die heel graag gezien was op de boot. In den namiddag tegen 2 uur komt Pater Francis in mijn kajuit gestormd. Zeg jong, waar blijf je, ik heb je overal gezocht. Kom mee naar boven, we zijn al in de haven van New-York. Ja ik heb het al gezien, zeg ik, ik heb hier door mijn kajuitvenstertje al eens geke ken. Ik was juist aan ’t brevieren, ik moet nog een stuk van mijn vespers en mijn completen bidden. Strakszal ik misschien moeilijk tijd vinden. Tot binnen een kwar tier. Ik bid mijn getijden af. Ik ben pas klaar of daar is hij weer. Zeg hebt ge daar juist die twee heeren op onze boot zien komen, die komen onze papieren onder zoeken. Kom mee, zooveel te gauwer zijn we klaar. In de rookzaal zit achter een lange ta fel een lang, mager gezicht en zoo koud als ijs, stelt eenige vragen, teekent op en stempelt af. Naast hem een dik rond ge zicht. ’t Is een dokter. Hij onderzoekt de geneeskundige getuigschriften van de vreemdelingen, zet er zijn handteeken onder en klaar is kees. Na een half uur ben ik gereed, alles is in orde. Nu naar buiten, geef hier en daar een hand ten af- En de Assmannshauser-wijn Is ’n robijn in zijne kroon. Is dat vers niet van Freiligrath, jutta? vroeg de vrijheer met ietwat dikke tong. Nu bracht de bediende op een wenk van Klingenberg de hooge glazen, waar uit de mousseerende Assmannshauser gedronken wordt. Een rooskleurigeschuim kleurde de, kelken. Waarde vrienden, aldus nam de ma joor het woord, mij dunkt, dat ik heden, waarop wij den laatsten dag onzer reis genieten, een heildronk op elk in ’t bij zonder moet uitbrengen met dit edele druivensap. Ik drink op het welzijn der trotsche roos hier keerde hij zich naar Jutta - en op dat van het liefelijke viool tje met een buiging tot Helmi die, elk naar haren aard, bekoorlijk zijn. Ik hoop, dat spoedig de juiste tuinman komt, die de beminnelijke bloemen in den voor haar passenden grond overplant, opdat zij zich nog schooner ontplooien mogen. Ik drink voorts op den heer assistent in de staal- en ijzerfabricage, moge hij zijn ge luk met krachtige hand smeden en het doel zijner wenschen snel bereiken. Ook op de gezondheid van Broeder Studie moet ik toasten, ik wensch hem een glans rijk examen en een ferm aanpakken van hjj streeft> Tenslotte 3 r iSt t? in m e- dt af ik I 1

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1935 | | pagina 1