WEEKBLAD VOOR BAADLE-NAS5AU- HERTOG EN OMSTREKEN ARBEID. UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ ïïDE JONG BAAÖLE-NAS5AU „Op het keerpunt/1 Voortschrijdende wetenschap Aan onze Abonnees* i 19 JANUARI 1935 30e Jaargang No. 3 FEUILLETON. maar door met volle kracht eendrachtig te stevenen naar de stichting van goed geregelde bedjijfsschappen zal de maat schappij hervormd moeten worden. In de politiek wordt in deze dagen bij na voortdurend geroepen om den sterken man Maar is het ook niet zaak voor ieder van ons persoonlijk, om in dezen tijd een stukje dapperheid aan den dag te leggen. Niemand kan zeggen, of wij den bo dem van de crisis hebben bereikt. Mis schien zullen wij nog door diepere, meer acute crisis heen moeten. Hoe dit zij, in deze omstandigheden is het voeren van een constructieve politiek noodzaak en even noodzakelijk is de strijd tegen de innerlijke crisis van ontmoediging en wanhoop, waarvan velen het slachtoffer worden. Geen enkele strooming kan in de maat schappij ’n zoo radidale omwenteling te weeg brengen als juist het Christendom, dat van ’n nieuw menschdom droomt. Met alle geoorloofde, dienende midde len zullen wij, katholieken, hebben te streven naar een behoorlijke bewoonbare aarde. Aan de maatschappelijke verhou dingen zal altijd wel iets blijven ontbre ken, maar dit is geen reden om onze actie stop te zetten. Integendeel. Het is een re den te meer die actie met verdubbelden ijver voort te zetten. waarin Jobst hem het overlijden zijner echtgenoote meldde. Óndanks zijn lichtzinnigheid was Kurt diep door de tijding geschokt, Hij deed zich- zelf verwijten. Kurt stond aan de met het wapenschi’d der von Landows versierde doodkist en schouwde in het strakke, verstijfde gelaat der overledene, dat ook nu nog een hoog moedige uitdrukking bezat. Daarna sloot zich de deur van den grafkelder achter de begravene; de vlag op den toren woei half-stok; de gasten hadden het sterfhuis verlaten en de beide graven zaten alleen in Jobst schrijfkamer. Hier vernam Kurt, dat tante hem haar vermogen had nagelaten. Het tweede landgoed moest verkocht wordenhet was Bregittes eigendom geweest en in de laat ste jaren zwaar verhypotheekt geworden. Wat er nog overbleef, erfde de jonge offi cier. Nu was hij plotseling uit alle geld zorgen verlost en kon weder onbekom merd er-op-los-leven. Metfrisschen moed stortte hij zich in den maalstorm der ge noegens te Berlijn. Nog een hartstocht had zich van Kurt meester gemaakt, waaraan hij zich in het geheim overgaf, daar zijn strenge superi euren er niets van mochten te weten ko men; hij speelde als een krankzinnige. mensch. Kurt stormde de kamer uit en wierp de deur met een smak achter zich dicht. Ik moet die tienduizend mark hebben, dacht hij, jood Levie heeft mijn wisselen zal mij aanklagen, als ik niet betaal. Tan te Bregitte moet mij uit den brand hel pen! Evenals hij vroeger reeds zoo dikwijls gedaan had, begaf hij zich naar zijn pleeg moeder, die op den knappen luitenant to taal verzot was. Hij speelde ook heden onweerstaanbaar „mooi weer” tegenover de gravin en wist haar zoo behandig te vleien, dat hij inderdaad het geld van haar ontving. Ook zijn toelage werd ver hoogd en Kurt reisde zeer tevreden over zijn beide oudjes naar Postdam terug. Hij reed echter eiken dag naar Berlijn en keerde des morgens vermoeid en slaperig huiswaarts. In den dienst stond hij dien tengevolge bij zijn superieuren slecht aangeschreven en haalde hij zich van hen menig verwijt op den hals. Toen Kurt vernam, dat zijn pleegmoe der ernstig ziek was, voldeed hij niet aan haar smachtend verlangen haar te bezoe ken, maar telegrafeerde eenvoudig terug: Kan hier niet gemist worden. Den volgenden morgen stelde zijn op- Een oproep tot katholieke actie. Op een vergadering van de A.R.K.A. te Amsterdam hield de bekende Pater Henricus O. M. Cap. een rede onder den titel: „Op het keerpunt”. Het lijkt ons nuttig zijn oproep tot katholieke actie on der de aandacht der lezers te brengen. Pater Henricus ving zijn rede aan met te constateeren, dat wij ons thans volop bevinden in de geboorte-weeën van een nieuwe tijd. Wij staan vooreen keerpunt, aldus spr. Wij leven in een tijd van vrêe en on vrede, een tijd van spanning, van strijd tusschen conservatisme en radicalisme, tusschen geld en arbeid, recht en macht, tusschen oud en nieuw. Hoe staat de massa van onze katholie ken te midden van dit grootsche en tra gische wereldgebeuren? Velen hunner blijken volkomen ver groeid te zijn met den tegenwoordigen maatschappijvorm. Het katholicisme, dat in de missiegebieden met uiterst moei zaam werken na vele jaren enkele dui zenden bekeerlingen maakt, verliest hier in het Westen jaarlijks vele duizenden, die biechtstoel en communiebank vaar wel zeggen om „rood” te kunnen zijn. Bewijst dat verschijnsel niet, dat er bij die duizenden diepe en ernstige grieven aanwezig moeten zijn, die hen tot zulk een handelwijze bewegen? Wij, katholieken, hebben ons daarom te realiseeren, welk een diep-verantwoor- delijke taak wij in dezen tijd te vervullen hebben. Doen wij dat niet uit gemakzucht of uit angst of uit verblindheid, dan zal het nageslacht ons verrachten. Wij heb ben den duren plicht constructieven ar beid te verrichten. Wij moeten bouwen niet liberaal en niet rood, want er is geen beter steen, geen beter cement dan de katholieke beginselen. En als wij den durf missen het ontkerstende Europa op nieuw te kerstenen, dan verdienen wij door de roode massa overhoop geloopen te worden. Het is teekenend dat de economisch zwakken, die voor negentien eeuwen in het Heilig Land Ghristus volgden, thans juist degenen zijn, die in grooten getale van Christus’ Bruid, de Kerk, wegloopen. Onze maatschappij geeft het beeld te zien van innerlijke en uiterlijke tuchtloos heid. Alles en allen zijn er onderworpen aan de tirannie van het geld. Wereldban ken beheerschen het geheele economi sche leven. Wij katholieken, kunnen in die om standigheden niet een treuzelende, on verschillige houding aannemen van ,,’t kan vriezen en 't kan dooien.” Helaas heeft het economiscch libera lisme in breede kringen van ons katho liek volk diep wortel geschoten. Als wij de bestaande maatschappelijke verhou dingen konden confronteeren met die, welke over 100 jaar zullen gelden, hoe zouden wij dan schrikken van de huidige maatschappelijke anarchie. Wij weten weinig van wat over honderd jaar zijn zal Wij weten niet in welke positie de Kerk dan zal verkeeren, maar wel duidelijk is thans reeds, dat het met de groote spron gen van het geld uitraakt. Als ’t niet is door onzen invloed dan door den invloed van onze tegenstanders. Uit kortzichtigheid en gemakzucht, uit angst voor het nieuwe, houden wij katho lieken, nog maar al te veel vast aan het 17 De majoraats-erfgenaam van Rei- kinnen en Drenteln zoo heette het an dere landgoed kon niet als een klein burger de penningen spaarzaam tellen en bijeen houden. Toen Kurt in zijn hu zarenuniform zich voor ’t eerst aan zijn pleegouders voorstelde, waren Jobst en Bregitte buitengewoon over hun jongen opgetogen. Zij wisten van blijdschap niet wat te doen. De buren werden uitgenoo- digd en feest op feest werd georganiseerd ter eere van den nieuwbakken luitenant. Bij afscheid echter moest de graat op nieuw zijn brieventasch openmaken en een aanzienlijke som voor de schulden van neef offeren. Hij deed zulks, zonder er over te mopperen. Langzamerhand nochtans gingen de eischen van den jongen officier de ver wachtingen van den toegevenden ouden oom aanmerkelijk te bovenhet kwam tot hevige woordenwisselingen en voor de eerste maal verklaarde Jobst, dat het zoo niet verder gaan kon. Hij bedrijgde Kurt er voor te zullen zorgen, dat Kurt zijn ontslag uit den dienst moest nemen. 12. Melkproductie en melksamenstelling. Op de melkproductie en de samenstel ling van de melk kunnen verschillende omstandigheden invloed uitoefenen. Wij bedoelen nu eens niet de gewone samen stelling van de melk, n. 1. die betrekking heeft op het vetgehalte, maar die betrek king heeft op enkele minder bekende stoffen, welke in de melk voorkomen, b. v. jodium. Jodium is een van de stoffen, die mis schien omdat ze in zoo minimale hoe- Zij die het abonnementsgeld voor het eerste halfjaar 1935 nog niet heb ben voldaan, worden beleefd, doch dringend verzocht dit alsnog Zondag of Maandag a. s. te komen doen, daar er na dien datum over wordt beschikt met 15 cent verhooging voor onkosten. De Uitgeefster. economisch liberalisme. Laat ons daar mede voorzichtig zijn, anders zou het kunnen gebeuren, dat de liberale voor mannen zelf aan hun stelsel zouden gaan twijfelen, terwijl de katholieken nog be zig zouden zijn een brug te bouwen tus schen de Bergrede en het kapitalisme. Maar dat niet alleenvele katholieken lijden ook aan een ziekelijk piëtisme. Zij droomen zoozeer van het geluk in den hemel, dat zij op aarde geen sociale on rechtvaardigheid meer opmerken. Zij zien niet in, dat het veel meer van katho licisme kan getuigen broeken, jurken en jassen in grooten getale uit te deelen, dan aan een kerk een kasuifel te schenken dat stijf staat van goud. De menschen begrijpen niet, dat hon ger en gebrek in het algemeen niet den geschikten bodem vormen, waarop een levend katholicisme kan bloeien. Zij zien nist in, dat in het algemeen voor een goed godsdienstig leven, een zekere redelijke welvaart de voorwaarde is. Deze mentaliteit van verblinding en hardheid moet verdreven worden. Tot ang zijn in het verleden met citaten en gewetensdwang muren verdedigd, die nooit hadden moeten worden gebouwd. Natuurlijk is het herstel van de Chris telijke maatschappij gedachte niet het werk van een dag, maar onze politici en onze bonden zullen moeten toonen, dat het hun daarmede ernst is. Zij zullen bergen werk moeten verzetten en de for- sche geste niet moeten schuwen. En wat voor de bonden geldt, geldt ook voor ieder katholiek persoonlijk. De ouders hebben tot taak hun kinderen sociaal op te voeden Ieder zal zich voor oogen moeten houden dat voile kerken, belegerde biechtstoelen en bestormde communiebanken, in een ontwrichte maatschappij waaraan niets gedaan wordt, slechts een kreupel chris tendom vormen. Niet door opruiming, niet door klassen strijd, noch door verbittering te zaaien, En wat dan? vroeg de luitenant spot tend. Je helpt mij in ’t bestuur van ’t land goed, zij Jobst. Ik word oud; en sedert Gruner weg is, heb ik met mijn opzichters geen geluk meer. Ik zou mij op ’t boeren moeten toeleg gen? 1 riep Kurt uit. Geen haar op m’n hoofd, dat eraan denkt! Stel je dan geen belang in je erfdeel? vroeg Jobst. In die oude keet? Neen. Alleen de jacht is nog iets waard, maar boer worden.... dat wil ik eenvoudig niet. Opgewonden liep hij met groote stap pen heen en weer. Ik kan met die vodderige toelage niet toekomen, foeterde Kurt, ik, een graaf von Landow, de majoraatserfgenaam, moet gebrek lijden! Daarvan kan geen sprake zijn, viel Jobst den opgewonden jonkman in de rede, maar je renpaarden en je genotzuchtig le ven kosten meer dan goed is. Waarom heeft u mij zoo opgevoed? riep Kurt driftig uit, waarom heeft u niet een ambachtsman van mij gemaakt? Je bent kinderachtig, schreewde Jobst, nu eveneens driftig wordend, je spreekt dwaasheden en gedraagt je als een kwa jongen, maarniet als een volwassen passer hem een tweede telegram ter hand BAARLE S NIEUWS EN ADVERTENTIE BLAD

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1935 | | pagina 1