I I i I 1 hl o WEEKBLAD VOOR BAADLE-NAS5AU- HERTOG EN OMSTREKEN UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ ARBEID. ISasOE JONG BAAR LE-NASSAU 4 VoortschrijdendeWetenschap Al A 29e Jaargang No. 47 i Breien. 1 Hernieuwing. 24 NOVEMBER 1934 S3 - ITi^ gul ÉS1 Aik. FEUILLETON. sffl 5. Veronderstellingen en feiten. De onderzoekingen der laatste jaren hebben wel heel krachtig verschillende opvattingen, die men had, het beentje ge licht. Wanneer men nagaat hoe de weten schap voortschrijdt, altijd maar door, en als men haar gangen volgt, dan gaat men er soms aan twijfelen, of alles wat ze leert wel waar is. Dat is zeer belangrijk, want wat de we tenschap voor een kwart eeuw deed ver moeden, was niet geheel juist en wat ze nu leert, zal over een kwarteeuw of reeds eerder verouderd blijken, d. w. z. de ver onderstellingen, die wij baseeren op de wetenschappelijke onderzoekingen. Maar men vergeet wel eens de feiten te schei den van de veronderstellingen, die men op grond dier feiten maakt. geloof aan den eenen, waren God bij de massa vermoord is. Wij deinen verder, tot de ondergrondsche krachten van onze' natuur de wilde felle hartstocht, welke door geen verstandsregel gebreideld word omdat het verstand geen verheven doel meer kent, naar buiten breken en alles opgaat in een chaos. De symptonen zijn er reeds, en ook het verzet, de sterke poging van de klei ne groep dergenen, die nog van goeden wille zijndeze groep behoeft versterking. Het schijnt, dat ieder van ons, aan zich zelf overgelaten, den ondergang niet kan voorkomen en toch is er een zekere uit weg, is een nieuwe opbouw mogelijk, als we het aandurven, voor wij met anderen strijden, onszelven te bekampen. St. Pau lus sprak van het uittrekken van den ou den mensch en het aandoen van den nieu wen, die Jezus Christus is; deze verma ning is dezelfde als die, waarin hij ons aanspoort, dat we moeten aangorden de wapenen des heils. Vanzelf keeren wij ze tegen de kwade machten buiten ons, ais wij de valschheid en de zelfzucht van het eigen ik bestrijden; deze strijd is de keu ze tusschen God en de wereld. Onze natuur eischt nu eenmaal den stuijdwanneer wij de kracht niet meer bezitten hem tegen onszelf te keeren, zul len wij hem richten tegen den even- mensch: persoonlijk of als natie. De ge volgen van de erfzonde uiten zich in de wonden der natuur van iederen mensch: zij zijn alleen te genezen door de gena de Gods, en dat gezeurt alleen wanneer wij onszelf bestrijdenIn dezen zin sprak Christus: Ik ben niet den vrede komen brengen, maar het zwaard. En het is on denkbaar dat de man van den innerlijken vrede oorlog zal gaan voeren met zijn broeders en krijg zal brengen daar, waar hij niet meer kan vinden dan tijdelijk ge win. Zoo is de voornaamste eisch voor een nieuwe orde deze: dat wij ernstig en ten verloren ouders konde vervangen, dan was het zeker wel de innigheid van deze eenvoudige brave menschen. Het huwe lijk van het jonge paar bleef kinderloos; des te meer hechten zij zich aan hunne pleegkinderen. De jongen ontwikkelde zich sterk, hij was het beeld van bloeien de gezondheid. Reeds vroeg pakten de kleine knuisten ferm aan. Hij vertoefde graag in de meubelwerkplaats en sloeg alles opmerkzaam gade. De kleine Helmi was een teer kind met groote, donkere oogen, die ver boven haren leeftijd ver standig kekenalleen wanneer haar broe der kwam, helderde haar ernstig gezicht je op. Het was aandoénlijk om te zien, met welk een teederheid de knaap de kleine behandelde. Als zij moede werd, dan droeg hij haar op zijn sterke armen: was zij opgewekt, dan speelde hij met haar. Na haar zevende jaar werd Helmi onder de verpleging van grootmoeder sterker en langzamerhand ontwikkelde zij zich tot een allerliefst kind. In de onmiddellïjke nabijheid der stad lag een mooi dennenbosch. De dokter wenschte voor Helmi het verblijf in deze versterkende lucht. Men kon den broe der gerust de hoede van zijn zusje toever trouwen, hij beschermde haar ridderlijk. Het is voor eiken jongen nuttig, zich vroegtijdig eraan te gewennen acht te slaan op het bijzijn van een vrouwelijk wezen, zich te oefenen in de plichten, welke later den man in den omgang met vrouwen beminnelijk maken. Na de moe der is de zuster de eerste vrouw, die in zijn leven treedt; in den omgang met haar leert hij de ruwheden en scherpe kanten afslijpen, welke vaak het manne lijke karakter aankleven. Met trots gevoelt hij zich de sterkere: de rol van bescher mer verhoogt zijn zelfbewustzijn, Wij zullen hem eenvoudig Hans noe men, zeide Schultzede oude familienaam der Landows zou ons geheim kunnen verraden. Hans Schultze klinkt minder uitheemsch. Beiden vrouwen keurden zulks goed. De jongen kon den eenvoudigen naam Schultze dragen, totdat de tijd zou aan breken, waarin de volledige titelden man toekwam, die door eigen degelijkheid zich den adelsbrief verworven had, welke hoo- ger staat dan het geerfde wapenschild. Marie, de vrouw van Frits Schultze, was op en top eene dame, en aangezien de toon in huis meestal door de vrouw aangegeven wordt, lette zij er op, dat hij beantwoordde aan de gezelschapsfeer der haar toevertrouwde kinderen. De fijn-meubelmakerij had langzamer- hand Frits Schultze een bescheiden wel stand doen verwerven; zijn voortbreng selen vonden gretigen aftrek tot goede prijzen, zoodat hij zich genoodzaakt zag zijne fabriek te vergrooten. Het was voor allen een feest, wanneer Gruner hem kwam bezoeken. Hans en Helmi stonden hem steeds af te wachten aan het tuinhek, en zoodra zij hem zagen, liepen zij juichend hem tegemoet en hin gen zich aan hem. Hij tilde het kleine meisje op zijn arm, vatte den knaap bij de hand, en zoo wandelden zij keuvelend tot aan het met wilden wingerd begroeide huis. Op den drempel stond juffrouw Ma rie en heete den ouden vriend hartelijk welkom. Wanneer de kinderen sliepen, zaten de getrouwen bijeen en spraken over het welzijn hunner pupillen. Gruner was er niet van-af-te-brengen ook een deel in de onkosten der opvoeding te dragen. Voor- loopig waren de uitgaven niet groot. Hans bezocht de stadsschool en Helmi was nog te klein, om met leeren zich den geest te vermoeien. Als Hans twaalf jaar is, dan moet hij naar het gymnasium te Gera, zeideSchult- ze, hij moet daar zijn eindexamen afleg gen. Later laten wij hem studeeren in een vak zijner keuze. Als hij jonger. was, In het Zondagsblad van het Alg. Hbld. kwam een aardig stukje voorover „Breien en de voldoening die het ons geeft”. Wanneer we breien? Och, eigenlijk de neele dag, tusschen de bedrijven door: als we een rustig oogenblik hebben, en jnze handen toch niet werkeloos kunnen olijven. Of het breien dan nooit begint te jyervelen? Misschien, zeggen we, maar Dch, daar zijn we zoo aan gewend. De vreugde van het breien, die moet over ons komen. Als we iets moois breien, iets aparts? Och neen, het kan best maar een heel gewoon grauw jaeger camisooltje zijn voor de winter. We houden het eens omhoog om te schatten of de lengte al voldoende is en dan zien we opeens dat verrukkelijke ste vige kinderlijfje voor ons. Een lach ver heldert ons gezicht, een gevoel van ge luk vervult ons. Dan vergeten we even verder te breieneen grauw hoopje wol ligt op onzen schoot, de pennen vallen op de grond en wij soezen er over heen. En peinzen. Wat breiden we al niet veel in den loop der jaren, waarin ons gezin zich vormde. Daar was het eerste teere begin: dunne naaldjes, een fijn draadje witte wol; het eerste wolletje voor het jonge leven dat in ons groeide. Truitjes, sokjes, een war me doek, een luierbroekje, de stapeltjes groeiden. Grootere maten volgden, kleu riger werden de truien, sportkousen, bouffantes. De tijden gingen, maar moe der bleef breien. Het werk deed ze zelfs een beetje ma chinaal, zonder er verder bij te denken, tot ze opeens een flits leven zag in de doode stof. Met innige voldoening nam moeder toen het werk weer op. Wat heb ik al veel gebreid in al die ja ren, denkt ze volpaan. Wat heb ik veel mogen breien, voegt ze dankbaar erbij. Wat groeiden ze snel, wat versleten ze vlug! Zoo vol en rijk is het leven van een vrouw, dat ze zich reeds voldaan kan voelen, omdat ze zooveel gebreid heeft. Zoo vol en rijk is het leven van een vrouw, omdat ze in het kleine ’t groote kan leeren vinden. volle ons geloof in God als het doel van heel ons werken en ons gansche leven vernieuwen. Christus leert ons Hem ken nen als den Vader, Die in de hemelen is, Lie ons geheel in zich wil opnemen, als wij ons geheel aan Hem willen toever trouwen. Maar dit beteekent: dat wij on ze zelfzucht dooden, dat wij onzen naaste beminnen als ons zelf, dat wij het bedrog haten in eiken vorm, en altijd en overal de waarheid zoeken. Wij mogen in den medemensch, in het andere volk niet op de eerste plaats een mededinger zien naar aardsch geluk of aardsche grootheid maar moeten hem aanvaarden als onzen broeder in Christus. tsS 9 Ouwe stijfkop j bromde Jobst hem ach terna. Des avonds zat het grafelijke echt paar bijeen, zij spraken over de groote verandering in hun leven en maakten plannen, hoe zij Kurt zouden opvoeden. Het stond bij hen vast, dat hij zoo spoe dig mogelijk van de uitverkorene positie, die hij eenmaal gerechtigd zou zijn in te nemen, bewust moest worden. Hij ziet er, Goddank, als een echte Landow uit, zeide vrouw Bregitte ten slotte, men bespeurt in hem niet het bur gelijk bloed zijner moeder. V. In een eenvoudig huis van een aardig stadje in Middel-Duitschland brachten de beide jongere kinderen van Ulrich von Landow hunne gelukkige kindsheid door. De ligging der plaats was mooi en ge zond en vroolijk groeiden de weezen op. Frits Schultze en zijne vrouw verzorgden Hans-Joachim en Helmi met trouwe lief de en juffrouw Forster wedijverde daar in met hen. Wanneer iets de voorzorg der te vroeg De menschen zien in elkander iets, dat klein is en benepen, ofwel iets, wat groot is en verheven. Dit hangt af van den aard en de kracht van hun Godsge loof. De man zonder geloof ziet in zijn naas te een mededinger, een concurrent, ofwel iemand die hem helpen kan om hooger- op te komen, om zijn zelfzucht te vol doen. Degene, die in God den Schepper ziet van de heele natuur en den Bewer ker van de bovennatuur, beschouwt zijn medemenschen als zijn broeders, geroe pen tot hetzelfde geluk als hijuitgegaan van God, moeten wij allen tot hem terug- keeren. Scheppen wij ons een God naar ons eigen beeld en gelijkenis, dan wordt ons leven iets afzichtelijks, omdat de norm van handelen dan niet meer uit gaat boven het eigen inzicht en ieder dat gene voorschrijft aan een ander, wat hem zelf voordeel brengen moet. Tot deze levenshoogte is onze maat schappij, de wereld, waarin wij ons be wegen moeten, gekomen. De samenle ving werd in de vorige eeuw beheerscht door de economie en hierop werden, de wetten gemaakt, volgens welke de volke ren moesten leven, om tot geluk te ko men. De algemeene verbroedering werd een druk besproken onderwerp en tot de voornaamste stellingen der quasi-weten- schappelijke wereld behoorde die van den gestadigen vooruitgang van het menschdom. Nu alles is ineengestort, wordt het op een andere wijze geprobeerd niet de samenwerking van allen, maar het strakke besef, dat de natie er is voor zichzelf, dat zij trachten moet, aan de spits te komen. Het groeps-egoïsme dus, is thans de leuze, welke voeren zal tot een vernietiging van het natuurlijk zwak ke. Zoo gaat alles uit naar een doel, dat de mensch zichzelf gesteld heeft, sinds het 1 if-'-?* At: t?/ t ■i )v CsSF 44 ffi iihltil iilil I lln Ml—llli"llilihlllülll mill 1 il1!1 ililhKfIIHRIIIP" W isst. -.

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1934 | | pagina 1