I
I
a
WEEKBLAD VOOR BAARLE-NAS5AU- 1
HERTOG EN OMSTREKEN I
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
DE JONG BAAÖLE-NASSAU.
■iw
ARBEID.
J
Voortschrijdende Wetenschap
Maatschappelijke afgunst
A
A
3 NOVEMBER 1934
29e Jaargang
No. 44
i-
al
z*
FEUILLETON.
ruimd. Gruner hield een toespraak, waar
in hij „zien jongen” een lang en gelukkig
leven met zijn vrouwtje toewenschte.
Frits Schultze hief het glas op en dronk
op het welzijn der eeregasten, waarmee
hij baron Ehrenstolpe en diens echtge-
noote bedoelde. Ook de vader der bruid
sprak en zijn stem trilde, toen hij Ulrich
het geluk van zijn kind op het gemoed
drukte. Ten leste nam de heer von Eh-
renstolphe het woord.
Geachte aanwezigen, waarde vrienden
Nadat de vorige sprekers verschillende
heildronken hebben uitgebracht, zij het
ook mij vergund te zeggen, wat op dit
feest mijn hart beweegt. Ik zie hier man
nen. die door arbeid hunnen huiselijken
haard gegrondvest hebben, die door eigen
kracht een geachte plaats innemen. Of
schoon ik onder de aristocraten word ge
teld, hef ik toch de banier van den arbeid
hoog, die den man adelt. Ik deel niet het
gevoelen van velen mijner standgenoo-
ten, dat het voor den edelman niet past,
flink aan te pakken, als het er op aan
komt, iets degelijks tot stand te brengen.
Wij allen zijn daglooners in het groote
werkhuis der wereld. Het is eenzijdig te
denken, dat de arbeid verlaagt; ik acht
den eenvoudigen boer hooger, dan den
voornamen leeglooper, die er niet eens
dikwijls haar kommer: de man moet haar
op de handen dragen....
Dat wil ik! riep Ulrich von Landow,
hier hebt ge mijn hand erop.
De opzichter vatte die en hield haar
vast.
Mien jong, zeide hij in ’t plat zijner ge
boortestreek, vergeet niet, dat Ghristiaan
Gruner ook er nog is; ik heb kind nog
kraai, mijn spaarduitjes zijn voor jou; de
heer van Reikinnen mag zijn harde daal
ders behouden... Duivelkater, daar sta ik
te grienen, als een oud wijf.
Ik dank je, trouwe vriend, hernam Ul
rich ontroerd en omhelsde den opzichter.
Zegen mij, smeekte hij, ik heb noch vader
noch broeder.
De vereelte hand van den eenvoudigen
man rustte een poos op het blonde hoofd
van den officier: Gruner bewoog biddend
de lippen. Daarna begaven zij zich naar
het huis van Forster.
Zelden had een knapper paar naast el
kander gestaan als de ridderlijke man in
de dragondersuniform en het bevallige
meisje, wier gelaat door de reine liefde
van haar onschuldig hart werd opgelui
sterd.
Ulrich trok zijn bruid in zijne armen.
De mijne voor altijd! fluisterde hij zacht
Het bruiloftsmaal verliep zeer opge-
De Jansens gaan op een kostbare va-
cantiereis en de Pietersen voelen zich
daarom verplicht hetzelfde te doen.
Soms is het mijnheer Pietersen, die
zijn gezin tot den bedelstaf brengt, om ge
lijk op te doen met de Jansens. Mevrouw
Pietersen bezuinigt en slaaft en schraapt
en loopt er erbarmelijk bij, omdatmeneer
Pietersen gelijk op doet met de Jansens.
Deze verschrikkelijke Jansens ver
woesten de huizen van rijken zoowel als
van armen. Om met hen groot op te doen
sterven vele rijke mannen arm. Hun na
latenschappen brengen hun vrienden in
verbazing. Waar is al dat geld gebleven
De crediteuren slokken het bedrag van
de levensverzekering op. De weduwe
blijft onverzorgd achter. De kinderen ver
vallen van rijkdom in armoede.
De waarheid is, dat men ofwel erg rijk
of wel erg arm moet zijn, om absoluut
bestand te zijn tegen de verleiding, zich
grooter voor te doen dan men is.
Zelfs de huizen der nederigste men-
schen worden bezocht door een snobis
me dat den buurman met een grooter
weekloon tracht na te apen. De kunst van
het leven is vroolijk en tevreden te leven
met zijns gelijken, zelfs met zijn minde
ren maatschappelijken rang en stand, en
de Jansens op een afstand te houden.
Na al deze wijze woorden gelezen te
hebben, zult u misschien een zucht sla
ken en terugkeeren naar de dagelijksche
sleur, welke hoofdzakelijk bestaat in het
gelijk op doen met de Jansens. En moge
lijk, dat u mij daar ook aantreft, want
maatschappelijke afgunst is een alge-
meene menschelijke zwakheid.
3. Theorie en practijk.
De landbouwwetenschap is een zeer
belangrijke wetenschap. Wel wat laat tot
ontwikeling gekomen en ook lang door
velen, die de practijk beoefenden, een
dat de liefde na verloop van veertig jaren
nog idealiseerde?
Gruner had eindelijk zijn handschoe
nen aangetrokken; met welgevallen be
schouwde hij Ulrich von Landow.
Mijnheer de graaf, begon de opzichter
plechtstatigik heb nog een ernstig woord
tot u te zeggen. Neem het mij niet kwalijk,
maar de jonkheid is vaak zoo onnaden
kend, derhalve betaamt het den ouderen
van dagen een woord van ondervinding
betreffende het huwelijk te spreken.
Maar jij-zelf bent toch ongehuwd, lach
te de luitenant.
Dat is waar, aangezien mijn Rika kort
voor de bruiloft stierf, maar ik was er toch
eens dicht aan toe en heb nooit weder
een vrouwelijk wezen tot juffrouw Gruner
willen maken. Dat het jou en de lieve Til-
la goed moge gaan, dat wensch ik je van
harte.
Hier snoot Gruner luidruchtig zijn neus
want de aandoening overmeesterde hem.
Zoo’n vrouwtje moet zacht behandeld
worden. Rika zeide dikwijls: ik heb ook
mijn gevoelen. Wij, mannen, dragen on
ze zorgen het huis uit; onze arbeid en het
worstelen om ’t dagelijksch brood ver
schaffen ons afleiding; maar zoo’n arm
vrouwtje zit thuis kousen te breien voor
de kinderen en breit daarin maar al te
bestdoen.de „snobs” naast hen in de
schaduw te stellen.
De Amerikanen en Canadeezen noe
men deze ondeugd „keeping up with the
Joneses”, een uitdrukking, welke wij Ne
derlanders zouden kunnen vertalen door
„gelijk opdoen met de Jansens.”
Dit gebrek is de laagste van alle harts
tochten, die het menschelijk hart belagen
Het is verachtelijk dat iemand zich
zelf ongelukkig maakf door na te gaan,
wat men zelf heeft en wat de Jansens heb
ben in plaats van na te gaan, wat men
heeft en wat anderen niet hebben.
Indien u gelukkig wilt zijn, moet u de
Jansens hun geluk niet benijden. In wer
kelijkheid zijn zij heusch niet gelukkiger
omdat zij dingen kunnen doen, die u niet
kunt doen.
Het geheim van het geluk is tevreden
zijn met wat u heeft en met uw eigen ma
nier van leven en door beslist te weige
ren uzelf te martelen met het aankwee-
ken van een kunstmatig minderwaardig
heidsgevoel. Het is uw afgunst op de rui
me beurs van de Jansens, die maakt dat
u zich minder voelt dan zij.
Het is trouwens heel goed mogelijk,
dat de Jansens boven hun stand en hun
beurs leven en gebukt gaan onder de
zorgen, daar zij niet weten hoe de eind
jes aan elkaar te knoopen.
Indien uzelf leeft naar uw beurs, staat
u oneindig veel hooger dan de Jansens
omdat u uw leven op een hooger plan
stelt. U geeft de Jansens geen kans hun
levensstandaard aan u op te dringen. U
toont zich onafhankelijk van hen Zelfs
als de Jansens genoeg geld hebben om
hun manier van leven te rechtvaardigen,
zijn zij nog niet uw meerderen, tenzij u
zich door hen uw levenswijze laat voor
schrijven. Het is natuurlijk niet gemak
kelijk in onze hedendaagsche beschaafde
maatschappij aan uw omgeving te ont
snappen en met glimlachende onver
schilligheid de comedie van de maat-
schappelijke rivaliteit, gebaseerd op geld
en op de dingen die voor geld te koop
zijn, gade te slaan.
Toch is er tragedie zoo goed als come
die op het wereldtooneel. Bijna iederen
dag gaan menschelijke wrakken de ge
vangenissen in wegens diefstal of fraude
die als verzachtende omstandigheden
aanvoeren, dat zij getracht hebben gelijk
op te doen met de Jansens.
De gerechtshoven zijn gevuld met
bankroetiers, die bergen schulden opeen
gestapeld hebben, om de Jansens van de
eene buitensporigheid naar de andere na
te jagen.
De ironie van dit alles is, dat alle klas
sen de slachtoffers zijn van deze manie
om gelijk op te doen met de Jansens.
Neem bijvoorbeeld het gezin, dat hon
ger lijdt om in een huis te kunnen wonen
dat boven hun financieele draagkracht
uitgaat, om gelijk op te kunnen doen met
de Jansens. Zij verwonen een vierde of
meer van hun Inkomen. De andere uit
gaven gaan dienovereenkomstig even
eens de hoogte in. Men probeert overeen-
komsjig de huur te leven, wat kleeding
en vermaken betreft.
■i, Somsishet.de fout van den man en
soms is het de fout van de vrouw. En
soms zijn ze allebei te laken.
Er zijn heftiBe twistgesprekken. De
kinderen gooien eveneens een duit in het
zakje. Zij willen gelijk opdoen met de
jonge Jansens. Zij moeten naar dezelfde
school als de Jansens. Tom Jansen heeft
een sportauto. Waarom kan ik er ook geen
hebben? vraagt Jan Pietejsen.
Mevrouw Jansen loopt in ijselijke du
re en deftige kleeren rond en derhalve
moet ook mevrouw Pietersen ijselijk du
re en nog deftiger kleeren dragen.
Mijnheer Pietersen, arme drommel,
werkt steeds harder om alsmaar meer
geld te „maken”, teneinde zijn gezin in
staat te stellen, gelijk op te doen met de
Jansens.
Dat zou ik meenen, gaf Gruner ten ant
woord, dezen rok heb ik voor m’n eigen
trouwdag laten maken; hij is nog spik
splinternieuw. Lieve hemel, het is nu
dertig jaar geleden, sedert mijn Rika
stierf. Maar de hooge kraag is ietwat on
gemakkelijk. En vooral de handschoenen.
Ik ben die dingsigheden niet gewoon!
Gruner snakte letterlijk naar adem.
Hij was reeds den vorigen dag aange
komen en had kennis gemaakt met de fa
milie, was opgetogen over Tilla en had
zoo dikwijls hare hand gekust, dat Ulrich
gekscheerend zeide:
Oude, ik zal nog jaloersch op je wor
den.
Uitje, zij gelijkt op mijn Ria, beweerde
Gruner aangedaan.
Deze verbluffende bewering werd den
luitenant bijna te machtig. Hij dacht aan
het verbleekte antieke portret, dat de op
zichter van zijn verloofde bezat, en maak
te een vergelijking tusschen het lieve ge
zichtje van Tilla en de onbeduidende, al-
ledaagsche trekken van de jongejuffrouw
Frederika. Maar, was het niet aandoénlijk
Een algemeen zwak der menschen, dat
meer kwaad doet dan alle groote on
deugden samen.
Het zijn niet altijd de grootste ondeug
den, die het meeste kwaad veroorzaken.
De meerderheid der mannen en vrou
wen is geen dronkaard of speler of gierig
aard of overtreder van het zesde gebod.
Er is een kleinere ondeugd, die meer
kwaad doet dan alle groote ondeugden
samen. Zij is zoo algemeen, dat niemand
nog ooit een naam er voor gevonden
heeft en zij is een bijproduct van de groo
te ondeugd, welke de Engelschen zoo ty
pisch aanduiden met „snobbery” oftewel
snobisme.
Een „snob” is een persoon met een
overdreven eerbied voor maatschappelij
ken stand of rijkdom, licht geneigd zich
te schamen voor connecties, die lager
staan op de maatschappelijke ladder, die
zich slaafs gedraagt tegenover hen, die
maatschappelijk zijn meerderen zijn en
neerziet op degenen, die lager staan.
Deze zeer juiste omschrijving van het
woord „snob” is te vinden in de Oxford
Dictionary, terwijl Koenen’s verklarend
handwoordenboek der Nederlandsche
taal, zij het dan veel minder juist zegt:
„snob: iemand die voor gentleman wil
doorgaan, die de groote wereld wil na
doen, parvenu.”
Vele bekende schrijvers, die er hun le
venstaak van maakten, het bekrompen
maatschappelijke leven van hun tijd te
hekelen, hebben in hun werken toch toe
gegeven, dat het onmogelijk was, in som
mige opzichten geen „snob” te zijn en
velen hunner waren dan ook zelf snobs.
Maar toch moet het mogelijk zijn, dat
u een „snob” is, zonder dat dit snobisme
u er toe brengt, alles in het werk te stel
len, om de „snobs” die naast u wonen te
ouertreffen, zooals zij op hun beurt hun
w
■i
r.
t
'a
_,'v;
6
I o
'3*