ARBEID.
I
WEEKBLAD VOOR BAAD LE-NAS5Ali
bi ERTOG EN OMSTREKEN
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
a DE JONG B AABLENAS
29e Jaargang
29 SEPTEMBER 1934
No. 39
fe
Universiteits-Zondag.
FEUILLETON.
innam. Burgerlijke buren kwamen niet in
aanmerking.
Graaf Jobst deelde de zienswijze zijner
ega; hij en zijne goede gade namen een
weliswaar beleefde, maar toch koele te
rughoudendheid tegenover dezulken, die
niet van adel waren, in acht. Met zelfvol
doening vertelde von Landow, dat zijne
voorzaten, voor zoo en zooveel eeuwen
in ’t land gekomen, den stamboom zuiver
hadden gehouden, zoodat alleen blauw
bloed had gevloeid in de aderen der ge
harnaste ridders en der gepoederde vrou
wen, die in zware, gebeeldhouwde, eiken
houten lijsten in de schoone galerij tus-
schen oude wapens en rustingen hingen.
Het wapenschild der graven von Landow
een grimmige leeuw op vuurrood veld,
sierde den bovenkant van elke lijst, ter
wijl de edelvrouwe minstens boven hare
hoofden den vrijheerenkroon met zeven
punten hadden zweven. Bij Sibijlle, de
gemalin van Graaf Heiner von Landow,
was het zelfs ’n gesloten vorstenkroon ge
weest die aan de bezoekers van Reikin-
nen met bijzondere trotschheid werd ge
toond.
Bij deze overdreven zienswijze was
het zoowel voor Jobst als voor diens we
derhelft een zware slag, toen de eenige
broer van den graaf zich verloofde met
Het Centraal Comité
der St. Radboudstichting.
Meer kennis voor jonge
boerenvrouwen gewenscht.
Het landbouwhuishoudonderwijs heeft
vooral in de laatste jaren een flinke hoog
te bereikt.
Dit is het beste bewijs, dat de behoefte
aan dit onderwijs inderdaad groot was.
Dit onderwijs zal nog vruchtdragender
zijn als onze vrouwelijke landbevolking
niet enkel tevreden is met het volgen van
een of meer cursussen, maar indien zij
door dit onderwijs wordt opgewekt tot een
dieper geestelijk leven, tot een hooger
ontwikkelen van zichzelf en in de toe
komst van hare kinderen. En dat dit ook
werkelijk reeds zoo gevoeld wordt vinden
wij uitgedrukt in het vormen van vereeni-
gingen van oud-leerlingen van landbouw-
huishoudcursussen en scholen, welke
vereenigingen we in verschillende pro
vincies aantreffen. In Overijssel zijn deze
vereenigingen in betrekkelijk korten tijd
tot bloei gekomen en het laat zich aanzien
dat de belangstelling ervoor groeit, naar
mate de vereenigingen langer bestaan.
Het meest treffend is wel het feit, dat van
de meisjes zelf zooveel ambitie uitgaat.
Hoewel eerst onder invloed en met mede
werking van de landbouwhuishoudleera-
ressen de vereenigingen in het leven zijn
geroepen, blijken zij al gauw op eigen
initiatief te kunnen werken en komen de
leden op landbouwtentoonstellingen met
alleraardigste inzendingen voor den dag.
En we moeten ons niet alleen en niet
het meest verblijden over hetgeen dan
practisch wordt tentoongesteld, zooals
daar zijn: aardige handwerken, kinder-
kleertjes, smakelijk gebak, e.d. maar meer
nog over wat in geestelijk opzicht hieraan
ten grondslag ligt.
Want dat raakt juist de kern van wat
hetlandbouwhuishoudonderwijswil bren
gen den drang tot meedere ontwikkeling
En waar de practische bewijzen getui
gen van een beteren smaak, [aardige
kleurencombinaties bij de handwerken]
van hoogere eischen aan voeding, Wee
ding, literatuur, kunnen wij gerust zeg
gen, dat we op den goeden weg zijn.
Het komt er echter maar op aan, dat
het niet bij deze practische uitingen blijft
onder invloed van het gezellig samenzijn
maar dat de leden ook later, als ze ge
trouwd zijn en alles wat meer bezonken
raakt, voortgaan op dezen weg en het te
pas brengen in hun eigen dagelijksch le
ven. Dan moet als het ware uit het prac
tische groeien het meer idieele, dan moet
de jonge boerenvrouw ook trachten gees
telijk meer aan hare kinderen te geven,
dan zij destijds als kind zelf ontving. Zij
zal zich bewust moeten worden, dat zij
als moeder een even groote, zoo niet groo-
tere taak heeft te volbrengen dan als boe
rin.
Ambt, een dringend beroep gedaan op de
werkers in de St. Radboudstichting en op
geheel Katholiek Nederland.
Mgr. noemde den arbeid voor het wel
zijn der Universiteit „een machtig terrein
van leekenapostolaat”.
„Er zijn Katholieken, die niet kunnen
geven”, sprak de Aartsbisschop, „daar
om moeten de anderen méér geven, want
zij hebben van het meedere verantwoor
ding af te leggen. Velen geven echter
niets, die wel kunnen geven. Daar ont
breekt het medeleven. Dezen dienen bij
zonder bewerkt te worden.”
„Gij bedelt voor een heilige zaak”, ver
volgde Mgr. Jansen, „en bedelt allereerst
om vaste bijdragen. Vaste inkomsten heeft
de Universiteit noodig als basis, om het
geheele complex verder op te bouwen.”
Moge het Aartsbisschoppelijk verma
nend woord leiddraadzijnvoor een vrucht
baar gewetensonderzoek, waarvoor Uni-
versiteits-Zondag een zoo geëigende dag
is.
Katholiek Nederland verontwaardigd van
zich heeft af te wijzen.
Niet met een gemakkelijk beroep op
den grootsten gemeenen deeler der getal
len, de crisis.
Indien men eens, over hetzelfde tijdvak
de bedragen zou kunnen reconstrueeren,
die jaarlijks toevloeien aan de bioscopen
b. v., zou men vermoedelijk een geheel
ander en schijnbaar minder ongunstig
beeld zien.
Is het Christelijk, de crisislast af te
wentelen op den offerzin, en niet op de
genotzucht?
Een volk, dat jaarlijks, midden in den
nood der tijden, nog 300 millioen aan al
cohol uitgeeft en nog eens dezelfde som
aan tabaksartikelen, moet toch wat het
Katholieke volksdeel betreft 2 ton voor
de Universiteit kunnen opbrengen.
Aannemende dat de Katholieken 100
millioen verrocken, leert een eenvoudig
rekensommetje, dat een halve dag tabaks
onthouding over de geheele linie de Kat
holieke Universiteit nagenoeg aan de 2
ton helpt.
Ja, een paar dagen niet rooken en drin
ken bracht ons meer dan voor een glans
rijke volledige universiteit noodig was.
Eén dubbeltje per Katholiek werd als
hoofdelijke omslag door het Hoogwaardig
Episcopaat als minimum aan de Katho
lieken gevraagd.
Een bescheiden eisch.
Maar het beschamend feit is helaas,
dat terwijl de Katholieke bevolking in de
tien jaren der geldinzameling aanwies tot
c. a. 2.8 millioen, de geldinzameling daal
de tot f 160.000.
Dat is niet 10 ct., doch 5 112 cent per
Katholiek.
Mag dit een waardig getuigschrift hee-
ten voor den offerzin der Katholieken en
de volharding der Nederlanders?
Z. H. E. Exc. Mgr. Jansen, de Aarts
bisschop van Utrecht, heeft dezer dagen
met heel den pontificalen nadruk van zijn
Vul'
Universiteits-Zondag, de laatste Zon
dag van September, is de officiëele inzet
van de campagne der inzameling voor de
R. K. Universiteit.
Een dag van gebed.
Hoe nauw het verband is tusschen de
zaak der Katholieke Kerk in Nederland
en haar Kroonstichting, de R. K. Univer
siteit, bewees het Kerkelijk Gezag, toen
het voorschreef, dat de Offerande van
Universiteits-Zondag werd ingesteld op
den Geest der Wijsheid en de Bron der
Wetenschap.
Zoo vat het Officie van Universiteits-
Zondag plechtig en zinnebeeldig geheel
den Offerzin samen van allen, die in da
komende maanden hun arbeid en gaven
zullen schenken aan het werk der Univer
siteit.
Een dag van gewetensonderzoek.
Ergens in het geweten, en zeker in dat
van een Nederlander, zetelt een kassier
en een boekhouder. Dat kan niet anders,
want de Geest triomfeert door en over de
Materie.
200.688.
194.788.
188.675.
174.274.
160.403.
Ziedaar enkele getallen, als wegwijzers
voor het gewetens-onderzoek.
Het zijn, in guldens afgerond, de cij
fers der jaar-inzamelingen voor de R. K.
Universiteits over de laatste 5 jaren.
Vijf cijfers, vijf jaren, vijf treden om
laag.
Mag een volk, dat om zijn hardnekkig
heid befaamd is, en juist om zijn volhar
dende toewijding voor de R. K. Universi
teit door niemand minder dan Z. H. Paus
Pius XI hoog werd geroemd, in deze taal,
deze blaam der getallen berusten?
De cijfers getuigen, en deze getuigenis
is een aanklacht. Een beschuldiging, die
zich weer op haren stoel neervallen.
Hij heet doodgewoon Förster, hijg
de van kwaadheid de graaf.
En de aanstaande schoonmoeder
van Ulrich is een geborene Schultze, Mi
na Schultze wat’n afschuwelijke naam
Goed voor een keukenmeid!
Bregitte wuifde zich met de verlovings-
aankondiging koelte toe, doch plotseling
wierp zij die driftig van zich, alsof zij zich
de vingers aan het papier gebrand had.
Zij sprong van haren stoel op en begon
eveneens de kamer aan de andere zijde
te doorloopen. Daarbij hielden deechtge-
nooten een gesprek, dat voor een heime-
lijken toehoorder zeer grappig geklonken
zou hebben.
Ik onttrek hem zijn toelage, foeterde de
graaf.
Ik noodig hen nooit naar Reikinnen uit,
viel het van Bregitte’s lippen.
Hoe zou hij aan dat mensch gekomen
zijn? bromde Jobst kwaad. Misschien is
het een kennis uit een tingeltangel!
Die geborene Schultze moet mij van
den hals blijven; zij heeft zeker roode
handen als een werkvrouw en staat met
de taal op voet van oorlog.
Beide echtgenooten ontmoetten elkaar
aan het het einde der eetzaal en bleven
eenige passen van elkander verwijderd
1
Aan de Pruisische kust, niet ver van
Koningsberg lag het riddergoed Reikin
nen.
Het oude lang uitgestrekte gebouw kon
niet op groote schoonheid aanspraak ma
kenhet goed zelve echter behoorde tot
de beste van deze gezegende streek.
De tegenwoordige eigenaar heette Jobst
von Landow en behoorde tot de oudste
adellijke geslachten van Pruisen. Hij had
den grond hartstochtelijk lief, waarop eens
zijn wieg had gestaan: hoogst ongaarne
verliet hij dien, vermeed het, met de bui
tenwereld in aanraking te komen, weshal
ve hij zeer eenzijdig was. Hij was gehuwd
met een deftige dame, die, natuurlijk,
evenals haar echtgenoot, minstens zes
tien voorzaten in haren stamboom telde.
Het huwelijk was kinderloos gebleven,
nadat twee zonen op een leeftijd van
slechts eenige maandengestorven waren
Gravin Bregitte, geboren baronesse von
Hagenbach, was een zeer trotsche, tame
lijk bekrompen dame, die alleen met per
sonen van haren stand omging en dien
tengevolge een ietwat geïsoleerde positie
.3
een burgermeisje.
Neen zulk een schande, Bregitte, ik
kan het niet begrijpen, riep de heer des
huizes, toen hij op zekeren morgen aan
de koffietafel de post ontving en daaron
der de kennisgeving van zijnen broeder.
Wat? riep gravin Bregitte, die hare
ooren ternauwernood gelooven kon, ge
schertst zeker, Jobst.
Daartoe ben ik waarachtig niet ge
stemd, bromde de Graaf; daar, lees zelf!
Hij reikte haar de kennisgeving toe en
liep opgewonden in de groote kamer op
en neer, waarbij hij van tijd tot tijd toor
nige uitvallen deed hooren.
Zoo’n ezel!.... Hij verdient een pak
slaag; ik zou mij in zijn plaats schamen!
Bregitte vouwde het blad papier open
en las half-luide:
Ondergeteekende heeft de eeru kennis
te geven van zijn verloving met mejuf
frouw Mathilda Förster, dochter van den
heer Albert Förster, koopman, en diens
echtgenoote Mina Förster geboren
Schultze.
Ulrich Graaf Landow, eerste luitenant
bij de dragonders regiment Hertog Ernst
Gumbinnen, 3 Maart 18....
Jobst.de vader zijner verloofde is
een winkelier! kreunde Bregitte en liet
p
si
BAARLE S NIEUWS EN
ADVERTENTIE BLAD