Tegen zonnebrand Purol WEEKBLAD VOOR BAARLE-NAS5AU- HERTOG EN OMSTREKEN UITG. ELECTRI5CHE DRUKKERIJ ^«aaDE JONG BAARLE-NASSAU. 29e Jaargang No. 26 Aan onze Abonné's. Het peil onzer Vertegenwoordiging. DE GALEIBOEF 30 JUNI 1934 FEUILLETON. Daar het le halfjaar van 1934 weder ten einde is, verzoeken wij al onze Abon nees het abonnementsgeld voor het 2e halfjaar zijnde fl 1,25 voor of op 15 Juli a.s. te komen voldoen of over te schrijven op onze Postrek. No. 154664. Na dien datum wordt over het bedrag beschikt met 15 cent verhooging voor onkosten. staat aan botsingen met een getalsmeer- derheid, die de leiding eener geestelijke élite vrijwel a priori afwijst. Tot zoover de Tijd. Men zal moeilijk kunnen ontkennen, dat in dit alles geen kern van waarheid ligt. Over het algemeen, zijn de groepen, die op de ook voor ons katholieken zeer belangrijke posten in de Prov. Staten en Gemeenteraden, naar voren geschoven worden, als de vertegenwoordigers van de katholieke bevolking, allerminst ge vormd uit de meest bekwame menschen welke zij daarvoor hebben aan te wijzen. En wij zien dan ook weer een leemte in de nieuwe reglementen van de Partij, de ze week verschenen, dat wel met nadruk wordt betoogd en gereglementeerd, dat we een zoo veelzijdig mogelijke samen stelling van de katholieke fracties krijgen maar dat met geen woord melding wordt gemaakt van de noodzakelijkheid, dat ook eens gestreefd wordt, naar een zoo be kwaam mogelijke samenstelling der frac ties. Want hoe belangrijk ook wij de veelzij dige samenstelling achten, uit een oog punt van de algemeene katholieke belan gen, is de bekwaamheid toch nog altijd een veel belangrijker factor. En juist door het te veel accenrueeren van de veelzij digheid schept men het gevaar, dat de be kwaamheid in het gedrag komt. Want als iemand dan maar een arbeider, een boer, een middenstander of iemand uit de hoo- gere standen is, dan acht men zijn plicht gedaan. Of die man ook werkelijk be kwaam is om daar de moeilijk en belang rijk vooruit geschoven post de katholieke belangen krachtig te verdedigen, daar wordt nauwelijks op gelet. En toch is dit laatste belangrijker dan ooit. Er bestaat momenteel een zeer groot gevaar, dat wij katholieken in de huidige stroom van een z.g. nationale overkoepe ling, een beetje onder de voet geloopen wordt. Het anti-papisme steekt driester zijn kop op dan te voren en er zijn reeds velen, die het als een gunstig tijdsteeken beschouwen, dat de katholieke invloed aan ’t tanen is. En nu is er maar één mid del voor ons katholieken om te voorko men, dat wij niet onder de voet geloopen worden. En dat is, dat wij naar Kamer, Staten en Raden, niet sturen een zooveel mogelijk veelzijdige fractie, maar een zoo bekwaam mogelijke katholieke fractie. Mannen en vrouwen van groote be kwaamheid en daardoor van groote in vloed op de gang van zaken, die men al leen reeds daardoor niet onder de voet kan loopen. Dat is voor ons katholieken op dit oogenblik het meest noodige. Allereerst voor het behoud van het parlementaire stelsel op dit oogenblik, nu dit zulk een erstige crisis doormaakt. Maar dat is ook dringend noodig voor door alles weggesleept hadden, wat zij maar meenemen konden, zoodat men reeds de politie wilde halen. Ah! riep Merindol, Nalot heeft lont ge roken, dat het gerecht zich met hem zou bezighouden. Het is reeds te Saint-Quen in zijn villa en morgen kan het ook in de Mondetourstraat verschijnen. Hij achtte het niet geraden, die heeren af te wachten terwijl Coraille de dochter van zijn pa troon vermoordde, heeft hij hem gedwon gen te verdwijnen, en morgen zal het ge heim, waarmede Nalot zich omgaf, ver broken worden. Men zal ervaren, dat de ze man van zaken de bankier der gevan genen en de aanvoerder eener dieven bende was. De bankier der gevangenen? riep Mon- george. Ja, mijn vriend, dezelfde, dien gij in het stadsgedeelte Popincourt tevergeefs gezocht hadt. Hij had zijn zaak verplaatst, of liever Nalot had een vogelverschrikker aangenomen, een gewaanden woekeraar, die zich Rognas noemde en zijn winkel in de Truanderiestraat had. Men vertelde elkander juist in mijn te genwoordigheid, dat hij verdwenen is, zei Cecilia. Evenals zijn medeschuldigen. Onge twijfeld zoekt men deze reeds en weldra zal geheel Parijs van een mensch spre ken, wiens bediende ik geweest ben, evenals gij, mejuffrouw. Zou het ook voor ons niet beter zijn, als wij Frankrijk ver lieten? Ik had besloten, nog heden avond te vertrekken, zonder nu juist te weten waarheen, maar thans nu ik mijnheer Mongeorge heb teruggevonden, nu weet zelf, hoort men vaak aanvoeren. Toonden zij meer belangstelling voor het politieke leven,vanzelf zouden dan in de vertegen woordigende colleges meer mannen ko men, wier breedereeruditie een breederen blik op de problemen waarborgt. Maar dit is nu juist de vraag, waar het op aankomt en welker ontkennende beantwoording veleintellectueelenzich heeft doen afwen den. In maar al te veel kiesvereenigingen bij ons en bij anderen speelt het domme ge tal een veel te groote rol. En op die wijze komen eenerzijds figuren op een plan, waar zij niet thuishooren, en blijven an derzijds op den achtergrond fiiguren, van wier werk op den voorgrond men zeer groot nut zou kunnen hebben. Wie rustig nagaat en overweegt de vele feiten der jongste jaren, kan niet anders dan hopen, dat het congres der R. K. Ge meenteraadsleden te Rotterdam en de de batten, daar gevoerd, voor het bestuur van de R.K. Staatspartij eene aansporing te meer mogen zijn, om te overwegen, hoe beter dan tot nog toe de vertegenwoordi gingen in allerlei colleges tot zoo hoog mogelijk peil kunnen worden opgevoerd. Eene instantie, die bij de candidaatstelling een corrigeerenden invloed oefenen kan, is hoogst gewenscht. Want men kan wel in de kernen de aandacht van allerlei be- gaafden en bestudeerden voor de politie- ke problemen stimuleeren, maar datwerk wordt op den duur tevergeefs verricht, I wanneer het intellectueel overwicht in de practijk der kiesvereenigingen maar heel 1 weinig beteekent en er herhaaldelijk bloot i ik, dat ik naar Italië ga. Daar gaan wij allen heen, zei Merindol, uitgezonderd Piganiou, die zijn kinderen niet kan verlaten; maar hij zal ons tot Marseille vergezellen. Gij hebt gelijk, mijnheer Louis; als gij hier bleeft, kondt gij in een leelijk zaakje gewikkeld worden en daar gij nu toch een maal niet naar Merindol wilt terugkee- ren.... Ik hoop daarheen terug te keeren, als ik in staat ben, de goederen, die ik ver kocht heb, weder terug te koopen. Maar in deze verwenschte stad blijf ik geen dag meer. Gij, mejuffrouw Cecilia, moet hier heen terugkeeren, zoodra het opzien, dat het verdwijnen van Nalot baarde, een wei nig bedaard is. Want gij moet de erfenis van graaf Porcien opvorderen. Hier is zijn testament, dat u tot universeele erf gename aanstelt. Gij hebt het teruggevonden? riep Ce cilia. Ik heb het met geweld den ellendeling afgenomen, die het gestolen had, zei Me rindol. Het hangt nu slechts van u af, om rijk te zijn, mejuffrouw, gij moet een proces beginnen, hetwelk gij echter zeker zult winnen. En om het te winnen, moet ik verkla ren, hoe het testament in mijne handen is gekomen is, nu, dertien jaren na den dood van mijn weldoener, niet waar? Zonder twijfel. Ik moet dan ook vertellen, dat ik het aan u te danken heb en de rechters zullen dan vernemen, dat gij op de fabriek van mijnheer Nalot waart en dat ik zelf in zijn zaak in de Mondetourstraat aangesteld Naar aanleiding van de zeer scherpe critiek door den burgemeester van Hille- gom Mr. Pont, uitgebracht op het congres van R. K. gemeenteraadsleden te Rotter dam, op de gestie van de gemeenteraden, schrijft De Tijd, die het overigens ook met Mr. Pont niet eens is, o.m. het volgende: Een eerlijk oordeel kan naar onze mee- ning onmogelijk ontkennen, dat het intel- lectueele peil der gemeentelijke vertegen woordigingen geleidelijk dalende is. Staat men niet dikwijls, als een^erdienstelijk raadslid (of ook Kamerlid) om een of an dere reden zijn mandaat ter beschikking stelt, perplex, als men ziet, welke invaller in het veld verschijnt? Het is de schuld van de intellectueelen geweest ben. Het zal u gemakkelijk vallen te bewij zen, dat gij niet wist wat er gebeurde, en ook ik zal mij rechtvaardigen, als ik wer kelijk in verdenking zou komen. Denkt gij, dat de rijkdom mij gelukkig maakt. Wat? wilt ge soms hem, die u beroofd heeft, in het bezit uwer erfenis laten? Wat geef ik er om? Ik ken hem niet en wil hem ook niet kennen. Maar ik ken hem wel en ik kan u ver zekeren, dat gij een goed werk doet, als gij het bezit, dat u volgens den wil van graaf Porcien toebehoort, terugverlangt. Iets anders zou het zijn, als het een brave huisvader was, die zich volgens zijn meening voor den rechtmatigen erfge naam houdt; maar deze mensch verdient geen medelijden. Hij is een speler van beroep, die onervarene jonge lieden in ’t ongeluk brengt en bovendien weet hij, dat hij op onrechtmatige wijze in het be zit der erfenis gekomen is, hij weet dat er een testament bestaat, dat hem kan onterven. Coraille heeft het hem aangeboden en hij zou het zeker gekocht hebben, als God niet Coraille, dezen schurk, in mijne han den had laten loopen. Ik heb hem dit tes tament afgenomen dat hij gestolen had en gaf het aan u, mejuffrouw, als uw recht matig eigendom. Wanneer vertrekken wij? vroeg Mon george. Vandaag nog! riep Merindol. Als gij wilt, dadelijk. In elk geval zal er vandaag nog wel een trein naar Marseille en Lyon vertrekken, het is het beste, dat wij geen oogenblik verliezen, Het jonge meisje brak uit in snikken en Mongeorge was niet in staat een woord te spreken. Piganiou begon er iets van te begrijpen. Wij zullen elkander ook niet meer ver laten, niet waar? zei Cecilia eindelijk. Ach, antwoordde Mongeorge, mij is het geluk niet gegeven in uw midden te leven in onze geboortestreek ik ben er toe veroordeeld om in verbanning te sterven. Ik weet het, maar daaruit volgt nog niet de noodzakelijkheid onzer scheiding. Hoe! Versta ik u goed? Neen! Ik kan dit offer niet aannemen. Dat is toch geen offer. Wat zou ik al leen in Parijs doen? Gij zijt de eenigste vriend, dien ik op de wereld heb. Gij weet nog niet, dat gij rijk zijt, me juffrouw, zei Merindol. Rijk? Ik heb niet eens een betrekking meer, want ik ben vast besloten mijne tegenwoordige te verlaten en bovendien is de zaak gesloten. Gesloten? Wat beteekent dat? Van morgen kwam ik er. Ik wilde den kassier mededeelen, dat ik niet meer kwam, maar de hoofdingang was gesloten. Ik schelde meermalen maar tevergeefs. Na enkele uren kwam ik terug; voor het huis stond een troep menschen, ik hoorde hunne gesprekken, en vernam daaruit, dat de kassier gevlucht was en dat zijne bedienden, den geheelen nacht r t. BAARLE S NIEUWS EN ADVERTENTIE BLAD In verband met de algemeene klacht dat het peil onzer volks vertegenwoordiging dalende is, laten we hieronder enkele be langrijke beschouwingen volgen die onze volle aandacht verdie nen. 33

Kranten Regionaal Archief Tilburg

Baarle-Nassau - Baarl’s Nieuws en Advertentieblad | 1934 | | pagina 1