”^^4
WEEKBLAD VOOR BAAD LE-NAS5AU-
IH ERTOG EN OMSTREKEN
UITG. ELECTRISCHE DRUKKERIJ
DE JONG BAARLE-NASSAU.
1
DE GALEIBOEF
PUROL
29e Jaargang
Samenwerking tusschen
school en huis.
23 JUNI 1934
No. 25
Voor Jeugdige
Cigarettenrookers!
Het eind en het begin
FEUILLETON.
Doorzitten
Stukloopen
Zonnebrand
goede redenen niet doen.
Deze wereld van boeven walgt mij, ik
wil niets meer met hen te doen hebben.
Waarom ook zou ik mij moeite geven,
hen te ontmaskeren? Ik zal hen niet meer
zien, daar ik Frankrijk verlaat. Wat geef
ik er nu dus om dat deze Ricceur zich
mijn naam heeft toegeeigend?
Hij zal hem schande aandoen, riep Pi-
ganiou levendig, hij zal nieuwe misdaden
begaan en dan....
Dan zullen allen, die mij kennen, op
staan om mij te verdedigen. Ik twijfel er
overigens aan of hij van plan is zich nog
lang van mijn naam te bedienen. Ik geloof,
dat hij hem slechts aangenomen heeft
om Nalot een rad voor de oogen te draai
en. Thans echter is mejuffrouw Nalot on
derricht, ik heb haar van morgen geschre
ven en haar alles opgehelderd. Zij zal dit
wel aan haar vader meedeelen en dan zal
Ricceur zonder twijfel spoedig verdwijnen
Piganiou wilde juist enkele bemerkin-
kingen maken, toen de kellner de deur
van de kamer opende en een man binnen
liet, die niemand anders was dan Monge-
orge.
Men heeft mij uw brief gebracht, zei
hij, terwijl hij verwonderd den ouden mo
lenaar aankeek, die van zijn kant hem
evenzoo opmerkzaam bekeek. Toen ik
hoorde, dat ge mij hier verwachtte, dacht
ik dadelijk dat het over de catastrophe van
de villa Nalot ging.
Welke catastrophe? vroeg Merindol.
tjes met het gele staafje. Toen deed zij
twee dagen de wormen in 't water zonder
tangetje. Den 22en dag kwam het gele
dingske echter weer te voorschijnZonder
worm eraan. De stekeltjes schoten er da
delijkopaf. Ze hadden hun les.... ont
houden!
Eenmaal zoover, werden de vischjes
met tabak in aanraking gebracht, met ni
cotine. Ook daarna schoten zij op losse
wormpjes af.... maar de les van het gele
staafje bleef hun geheel en al door den
bol gegaan! Ze taalden er niet meer
naar
Dat er nog ouders zijn, die zich in 't
geheel niet mengen in datgene, wat hun
kinderen op school leeren en beleven, ge-
looven wij niet, maar dat er nog velen
zijn, die den onderwijzer beschouwen als
den man, die precies weet en doet wat
voor zijn leerlingen precies weet en doet
wat voor zijn leerlingen goed en wensche-
lijk is, staat vast. En al valt het vertrou
wen in dit opzich te loven, toch geven wij
dezen ouders den raad, hun kinderen ook
thuis, of misschien beter gezegd, ook bui
ten de schooluren, verder te bekwamen
in de verschillende vakken. Ook als dit
niet strikt noodzakelijk lijkt.
Want als een kind slechte rapporten
thuis brengt en de ouders staan erop, dat
het niet blijft zitten, dan zullen zij er da
delijk toe overgaan, het kind met extra
lessen bij te werken; doch als de cijfers
voldoende zijn, zullen zij er in de meeste
gevallen niet over denken, zich enkele
oogenblikken met het kind bezig te hou
den. En toch is dit voor een kind, vooral
als het in èèn der laagste klassen zit, van
groote waarde voor de moeilijkheden,
welke het in de hoogere leerjaren te over
winnen heeft. Nemen wij bijvoorbeeld het
lezen. Een kind krijgt hier pas vaardigheid
en dan met de stormkracht der liefde zijn
zij ten slotte ook tot.... een „orde” geko
men.... maar dat stond aan het eind en
niet aan het begin”.
Een woord om over na te denken!
'W
ik dat niet gedaan. Eene hiervan is, wijl
gij te Parijs zijt. Ik wilde toch geen aan
leiding geven tot een onderzoek, hetwelk
noodzakelijk ook uwe vlucht ter sprake
gebracht zou hebben en dat kon gevaar
lijk worden.
Welnu, dan weet ik, wat ik te doen heb.
Wilt gij hem dan aangeven?
Ja.
Maar daarmee richt gij u zelf ten gron
de!
Dat is niets, ik heb dan ten minste mijn
plicht gedaan.
Mijn beste Mongeorge, zei Merindol, gij
moogt u niet opofferen, uit achting voor
iemand, die zich ten zeerste voor u inte
resseert. Maar gij spraakt van eene cata
strophe? Wat is er dan te Saint-Quen ge
beurd? Er is inbraak gepleegd en men
verdenkt een voorman en deze is verdwe
nen, niet waar?
Als het dat slechts was, dan zouden al
le couranten er niet vol van staan. Een
moord is er gebeurd!
Een moord? riepen Merindol en Piga
niou tegelijk.
Mejuffrouw Nalot is vermoord.
Vermoord! riep Merindol.
Ja, in den nacht van eergisteren, beves
tigde Mongeorge.
Maar hoe en door wien?
Men weet nog niets naders. De couran
ten vertellen, dat de bedienden van een
rijk fabrikant, genaamd Nalot, die een vil
la te Saint-Quen bewoont, gisteren mor-
gemakkelijk „voor den geest” halen.
Met stekelbaarsjes gebeurde óók iets
heel merkwaardigs. Ieder, die deze fraaie
vischjes in een aquarium heeft, kent hun
voorliefde voor wormpjes. Laat men nu
een rood draadje in het water zakken, dat
schieten de stekeltjes daar direct op af!
Geen wonder! Ze denken wéér ’n worm
pje te kunnen verschalken!! Van gele
draadjes trekken ze zich niet aan. Die la
ten ze kalm zwemmen.
’n Ondernemende natuurkundige, juf
frouw Marie Goldsmith, besloot den visch
jes ’n lesje te geven! Ze voerde hen
wormpjes aan een geel tangetje. Nou, die
wormpjes gingen er in als koek. Zoodra
de snelle aquarium-bewoners het gele
staafje maar zagen, renden ze d’r op af!
Ook.... toen er na ’n week géén wormpje
meer aanzat! Ze hadden dus geleerd: al
is het geel toch kan er ’n fijn hapje aan
vast zitten.
Erg vlot ging het in ’t eerst wel niet,
doch.... al doende leert men! Werd ook
maar èèn dag het gele staafje niet ver
toond, dan waren zij daags daarna het les
je al weer kwijt! Juffrouw Goldsmith gaf
evenwel den moed niet op! Negentien da
gen achtereen voerde zij haar proefdier- gingen of politieke richtingen en systemen
maar in de daadkracht van den mensch.
Daadkracht gestut door het goede begin
sel.
En als zooveel mislukt, zooveel actie
op niets uitloopt, zooveel organiseeren
niets uitwerkt, dan zit het daarin en
Muckerman formuleert het kort en krach
tig: „wij moeten iederen dag bidden dat
God ons wederom heiligen zendt.... aan
Paulusnaturen een Damaskus schen
ken”.
En dan dit merkwaardige woord: „De
heiligen zijn niet begonnen met „vereeni-
gingen” maar zij zijn eerst heilig geweest
Tabak en dieren.
De beroemde dieren-kenner J. H. Fa
bre heeft den schadelijken invloed van
tabak op sommige insecten bestudeerd.
Hij nam een glimworm en blies ’m 'n
rookwolk uit z’n pijp in z’n snoet! Aan
stonds doofde het diertje z’n lichtje, om
het eerst na enkele oogenblikken weer
aan te steken.
Een proef met witte muizen genomen
leidde tot het volgende. De dieren werd
in een soort van doolhof gezet. De lengte
van dit „labyrinth” bedroeg vijf en twintig
meter. Zij konden hun voedsel niet berei
ken buiten den doolhof om. Gemiddeld
hadden de knagertjes van twaalf tot twin
tig seconden noodig om het „traject” af
te leggen. Ook in hun wereld is de een
wat vlugger ter been dan de ander!
Nu lieten de leiders van deze proef de
witte muizen in den rook van ’n cigarette,
die tien minuten noodig had om op te
branden. Het gevolg was, dat de dieren
even snel, sommige zelfs sneller den weg
naar het eten vonden. Maar in den tijd
daarna werd hun zekerheid minder. Zij
sloegen met geringere beslistheid depaad-
jes in. Er waren er die bij de vierspron
gen en kruispunten ten einde raad sche
nen, Zij aarzelden. Dat kostte natuurlijk
tijd! De eene seconde na de andere ver
streek. Geen twaalf, geen twintig, maar
vijftig, zelfs honderd seconden bleken nu
noodigDat ging één tot twee etmalen zoo
door. Hieruit bleek, dat het geheugen had
geleden. Niet het geheugen omtrent de
ligging van de voederplaats. Dat was er
nog wel! Maar het geheugen van „terug
roepen”. Zij konden zich den weg minder
Hebt ge het Morgenblad dan nog niet
gelezen? antwoordde Mongeorge, die in
groote opgewondenheid scheen te zijn.
Neen, Mongeorge, sedert twee dagen
heb ik aan geen couranten gedacht.
Mongeorge! Gij heet Mongeorge? riep
Piganiou vroolijk uit en stond op.
Ik moet u er aan herinneren, zei Merin
dol, dat gij elkander al voor drie jaren ge
zien hebt.
Mijn God! riep Mongeorge. Mijnheer
Piganiou! Nu herken ik u. Ik had nooit
verwacht nog eens zoo gelukkig te zijn u
weder te zien.
Ik heb ook nauwelijks meer om u ge
dacht. Maar nu zijt ge hier en naar het
schijnt in geheel andere verhoudingen.
Reik mij de hand.
Merindol aanschouwde hem bewogen
en vergat bijna al zijn zorgen. Maar het
was zeer onverstandig, naar Frankrijk te
rug te keeren; de heeren rechters hebben
een goed geheugen en bovendien kan
men hier oude bekenden ontmoeten zoo-
als b.v. Ricceur.
Ricceur! riep Mongeorge.
Hij is te Parijs, bemerkte Merindol, ik
heb hem gezien en Piganiou ook. Hij leeft
hier zelfs onder mijnen naam.
Is het mogelijk?
Het is zelfs zeker, men heeft hem mij
zelf als markies de Merindol voorgesteld.
en gij hebt hem natuurlijk zijn ver
leden voorgehouden?
O neen, om verschillende redenen heb
32
Hij was geheel teneergeslagen, door
datgene, wat Coraille hem verteld had.
Zijne dierbaarste verwachtingen waren
vernietigd en er bleef hem nog slechts
over, Gabrielle, de onschuldige dochter
van een misdadigen vader, te vergeten en
om dit ingrijpend besluit gemakkelijker
ten uitvoer te kunnen brengen, wilde hij
voor altijd Frankrijk verlaten en in vreem
de werelddeelen den vrede zoeken.
Doch voor hij ging, moest hij nog twee
menschen gelukkig maken.
Piganiou, die de dingen slechts opper
vlakkig kende, had een veel eenvoudiger
plan.
Hij wilde Merindol overreden naar zijn
geboorteplaats terug te keeren en was be
reid zijn molen en al zijn bezittingen zon
der eenige vergoeding aan zijn heer over
te geven.
Onder het ontbijt had hij Merindol zij
ne meening blootgelegd, maar deze wil
de daar niets van hooren.
Wat raadt gij mij, tegen Ricoeur te
doen, vroeg Merindol, om het gesprek een
andere wending te geven.
Gij hebt mij dit reeds eenmaal gevraagd,
antwoordde Piganiou. Ik was van mee
ning, dat men hem direkt aan de politie
moest overgeven, maar gij wildet dat om
Het is inderdaad geen nieuwe wijsheid
te zeggen dat het met geen enkele staats
hervorming of nieuwe maatschappelijke
i instellingen tot groote resultaten zal lei
den wanneer niet eerst de geest der men
schen ten goede hervormd wordt. Reeds
de oude Latijnen kenden de vraag: wat
kunnen wetten bereiken wanneer de goe
de zeden er niet zijn
In dezen zin schrijft pater Friedrich
Muckerman, de groote Jezuiet een opstel
Hn Schonere Zukunft onder het veelzeg
gend opschrift „Die absolute Religion
und das relative Zeitalter”.
Tijdsgewrichten en wereldlijke stroo-
mingen zijn het relatieve, maar het ka
tholicisme is de absolute godsdienst en
de katholiek moet met zijn onveranderlij
ke leer niet in den tijdstroom gaan staan
;idat doet hij trouwens van zelf, omdat
het niet anders kan maar de groote
kracht van het katholicisme er in dragen.
Met alle pogingen zal het mislukken,
wanneer niet van den mensch uit begon
nen wordt.
Het zit niet in instellingen of vereeni-
I
5;
BAABLES NIEUWS EN
ADVERTENTIE BLAD
IIT